Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 24 mei 1991,
nr. 91042508, directie Arbeidsvoorwaardenbeleid, gedaan mede namens Onze Minister
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op de artikelen 20, tweede lid, en 32 van de Wet op het basisonderwijs (Stb.
1986, 256); de artikelen 28, tweede lid, en 42 van de Interimwet op het speciaal onderwijs
en het voortgezet speciaal onderwijs ( Stb. 1987, 614); de artikelen 38, 39, tweede lid, 43, 43a, 61, 75 en 79, achtste en negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552); artikel 23, tweede en derde lid, van de Wet op het leerlingwezen
(Stb. 1966, 215); de artikelen 55, tweede lid, en 76 van de Wet op het hoger Beroepsonderwijs
(Stb. 1986, 289); artikel 4 van de Experimentenwet onderwijs ( Stb. 1970, 370); de artikelen 9 en 10 van de Kaderwet Volwasseneneducatie (Stb.
1985, 532); artikel 58, tweede en derde lid, van de Wet op de onderwijsverzorging
(Stb. 1986, 635);
De Raad van State gehoord (advies van 11 september 1991, nr. W05.91.0282);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 20 december
1991, nr. 91100553, directie Arbeidsvoorwaardenbeleid, uitgebracht mede namens Onze
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan: