Wijzigingsbesluit Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 (1)

[Regeling materieel uitgewerkt per 01-03-2001.]
Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 29-05-2002 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-02-1992 t/m heden

Besluit van 23 januari 1992, houdende wijziging van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 29 november 1991, nr. AB91/U818, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, afdeling Arbeidsvoorwaarden Rijkspersoneel;

Gelet op de artikelen 125, eerste lid, en 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 19 december 1991, nr. WO4.91.0681);

Gezien het nader rapport van onze Minister van Binnenlandse Zaken van 17 januari 1992, nr. AB91/1009, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, afdeling Arbeidsvoorwaarden Rijkspersoneel;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel II

  • 1 De in artikel I bedoelde ambtenaar die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit op zijn bijzondere spaarrekening in de zin van artikel 4 van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 een op zijn bezoldiging ingehouden bedrag had uitstaan komt in aanmerking voor de toekenning van een spaarpremie over dat bedrag met overeenkomstige toepassing van die regeling.

  • 2 De in artikel I bedoelde ambtenaar die voor de inwerkingtreding van dit besluit betalingen heeft verricht in de zin van artikel 5 van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 komt in aanmerking voor de toekenning van een premie met overeenkomstige toepassing van die regeling, met dien verstande dat voor de over de maand januari 1992 in de zin van artikel 5 van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 verrichte betalingen vóór 1 oktober 1993 een verzoek in de zin van artikel 12, tweede lid, van die regeling moet zijn ingediend.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat afschrift ervan zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 23 januari 1992

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C. I. Dales

Uitgegeven de dertigste januari 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin