Besluit bijdragen waterstaatswerken

Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015.
Geldend van 01-04-1992 t/m heden

Besluit van 23 januari 1992, houdende regels ten aanzien van bijdragen in de kosten van beheer en onderhoud van waterstaatswerken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 5 september 1991, nr. RJI 102399, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Wet van 24 april 1991, houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat (Stb. 1991, 255);

Gezien de adviezen van het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

Gehoord de Raad voor de Gemeentefinanciën;

De Raad van State gehoord (advies van 4 december 1991, nr. W09.91 0489);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 januari 1992, nr. RJI 113251, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Voorwaarden om voor een bijdrage in aanmerking te komen

Voor een bijdrage komt in aanmerking de nieuwe beheerder van een waterstaatswerk dat een of meer functies ten algemene nutte heeft.

Artikel 3. Functies ten algemene nutte

  • 1 De bijdrage wordt verleend zolang de in artikel 2 bedoelde functies aanwezig zijn.

  • 2 De nieuwe beheerder geeft aan Onze Minister jaarlijks een verklaring af, inhoudende dat de functie ten algemene nutte van het waterstaatswerk nog aanwezig is.

  • 3 Indien de nieuwe beheerder evenwel voornemens is de functies van het waterstaatswerk zodanig te wijzigen dat deze niet meer overeenstemmen met de functies op het tijdstip waarop het waterstaatswerk bij hem in beheer of onderhoud is gebracht, blijft het tweede lid buiten toepassing. In dat geval treedt de nieuwe beheerder tijdig in overleg met Onze Minister over een evenredige aanpassing van het uitkeringsbedrag.

Artikel 4. Hoogte, vaststelling en aanpassing van de uitkeringsbedragen

  • 1 De hoogte van de uitkeringsbedragen per rechthebbende op het tijdstip waarop het betrokken waterstaatswerk bij de nieuwe beheerder in beheer of onderhoud wordt gebracht, wordt vastgesteld bij het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 1, onderdeel d.

  • 2 Bij de vaststelling van het uitkeringsbedrag wordt rekening gehouden met de mate waarin het waterstaatswerk functies ten algemene nutte vervult.

  • 3 Indien in de functies van het waterstaatswerk wijzigingen zijn aangebracht als bedoeld in artikel 3, derde lid, wordt het uitkeringsbedrag bij koninklijk besluit naar evenredigheid aangepast.

Artikel 5. Samenstelling van de bijdrage

De bijdrage bestaat uit de volgende bestanddelen:

  • a. een vergoeding voor de vaste jaarlijkse kosten van het personeel;

  • b. een vergoeding voor de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten;

  • c. een voor een periode van 30 jaren vanaf het tijdstip van overdracht benodigd bedrag voor de niet-jaarlijkse onderhoudskosten. Bij voornoemde kosten wordt nog een onderscheid gemaakt naar fluctuaties van minder of meer dan vijf jaar.

Artikel 6. Indexering

  • 1 De bijdrage wordt jaarlijks door Onze Minister aangepast overeenkomstig het gestelde in het tweede en derde lid.

  • 2 De in het eerste lid genoemde jaarlijkse aanpassing vindt plaats door vermenigvuldiging van de bijdrage met:

    Bijlage 1436.png
  • 3 In de in het tweede lid genoemde formules stellen voor:

    a: coëfficient, ter correctie van de stijging van het nominale loonniveau;

    C: het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde indexcijfer van regelingslonen van volwassen werknemers (lonen per week en per maand voor alle werknemerscategorieën, inclusief spaarloon, vakantietoeslag en andere uitkeringen), in de maand voorafgaande aan de maand waarin het in artikel 1, onderdeel d, bedoelde koninklijk besluit van kracht wordt;

    U: het indexcijfer voor de maand dat als prijsbasis heeft gediend voor de vaststelling van de bijdrage.

  • 4 De coëfficient a heeft voor het onderhoudskostenbestanddeel de waarde 0,7 en wordt iedere vijf jaar door Onze Minister opnieuw vastgesteld. Aan de hand van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde indexcijfers van regelingslonen voor de overheidssector wordt door Onze Minister de waarde van de coëfficient a voor het personeelskostenbestanddeel ieder jaar opnieuw vastgesteld.

Artikel 7. Wijze van betaling van de bijdrage en het bedrag van de aanpassing

  • 1 Onze Minister betaalt de bijdrage jaarlijks in vier gelijke delen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde delen worden uiterlijk op de vijftiende dag van de tweede maand van elk kwartaal van het desbetreffende uitkeringsjaar betaald.

  • 3 Het bedrag van de aanpassing van de bijdrage wordt betaald in het jaar dat volgt op het desbetreffende uitkeringsjaar, uiterlijk op 30 november van dat jaar.

Artikel 8. Tijdsduur van de geldigheid van de bijdrageregeling

  • 1 Onze Minister behoudt te allen tijde de bevoegdheid om het verstrekken van een jaarlijkse bijdrage, dan wel gedeelten daarvan, te beëindigen onder het doen van een uitkering ineens waarvan de hoogte wordt berekend volgens de systematiek zoals omschreven in het rapport Afkoopsommen 1979 (Tweede Kamer, 1979-1980, 15 679, nr. 6, blz. 3 tot en met 8).

  • 2 Onze Minister doet van zijn voornemen tot beëindiging van de jaarlijkse bijdrage, dan wel gedeelten daarvan, uiterlijk op 15 december van het lopende kalenderjaar schriftelijk mededeling aan de nieuwe beheerder.

  • 3 De verstrekking van de bijdrage wordt eveneens beëindigd met ingang van de datum waarop het beheer en onderhoud van de betrokken waterstaatswerken worden bekostigd door middel van de uitkeringen uit het Provinciefonds onderscheidenlijk het Gemeentefonds.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 23 januari 1992

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

Uitgegeven de twintigste februari 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin