Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 13 juni 1991,
nr. 91034232, directie Arbeidsvoorwaardenbeleid, gedaan mede namens Onze Minister
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op de artikelen 20, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs;
artikel 28, tweede lid van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet
speciaal onderwijs;
de artikelen 38, 61 en 63 van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552);
artikel 23, tweede lid, van de Wet op het leerlingwezen (Stb. 1966, 215);
artikel 55, tweede lid, van de Wet op het hoger beroepsonderwijs (Stb. 1986, 289);
artikel 58 van de Wet op de onderwijsverzorging (Stb. 1986, 635);
artikel 4 van de Experimentenwet onderwijs (Stb. 1970, 370);
artikel 9 van de Kaderwet volwasseneneducatie (Stb. 1985, 532);
De Raad van State gehoord (advies van 11 september 1991, nr. W05.91.0334);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 5 februari
1992, nr. 91105544, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, uitgebracht mede
namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan: