Stb. 2003, 337, datum inwerkingtreding 03-09-2003, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2000.
Voorwaarden verzilvering niet verbruikte formatierekeneenheden
[Regeling vervallen per 10-02-2006]
1 Het bevoegd gezag van een school kan telkens voor de periode van een schooljaar beslissen
minder formatierekeneenheden te besteden dan voor die school mogelijk zou zijn op
grond van het beschikbare formatiebudget, tot ten hoogste:
-
a. 10% van het voor de school beschikbare formatiebudget, daaronder niet begrepen het
aantal formatierekeneenheden dat nodig is voor de bekostiging van de vervanging van
het personeel dat gebruik maakt van het verlof op grond van artikel 32, zevende lid,
van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC en daaronder wat betreft een basisschool niet
begrepen de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en personeelsinnovatie,
-
b. wat betreft een basisschool de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering
en personeelsinnovatie,
-
c. het aantal formatierekeneenheden dat nodig is voor het betalen van vergoedingen aan
een school voor voortgezet onderwijs voor de inzet van personeel,
-
d. het aantal formatierekeneenheden dat nodig is voor de bekostiging van de vervanging
van het personeel dat gebruik maakt van het verlof op grond van artikel 32, zevende
lid, van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC, en
-
e. het aantal formatierekeneenheden per personeelslid voor meer werken als bedoeld in
artikel 107, tweede lid, in samenhang met artikel 295a van het Rechtspositiebesluit
WPO/WEC dat wordt berekend door het totaal aantal uren dat meer is gewerkt, te delen
door 1659 en de uitkomst van die deling te vermenigvuldigen met het aantal formatierekeneenheden
dat voor de betreffende functie bij een normbetrekking wordt verbruikt, bedoeld in
artikel 112 van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC.
In dat geval keert Onze Minister aan het bevoegd gezag van de school een bedrag uit
dat overeenkomt met de geldswaarde van de gedurende het schooljaar niet verbruikte
formatierekeneenheden.
2 Het verzilveren van formatierekeneenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, mag niet leiden tot kosten van ontslaguitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid
onderwijs- en onderzoekpersoneel.
3 Het bevoegd gezag neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid voor 15 mei
voorafgaande aan het desbetreffende schooljaar en deelt voor die datum aan Onze Minister
mee hoeveel formatierekeneenheden worden verzilverd. Het bevoegd gezag kan voor 1
oktober en voor 1 februari van een schooljaar een nadere beslissing als bedoeld in
het eerste lid nemen en voor die data aan Onze Minister meedelen hoeveel formatierekeneenheden
worden verzilverd, met dien verstande dat deze nadere beslissingen niet kunnen inhouden
dat minder formatierekeneenheden worden verzilverd dan voor 15 mei of voor 1 oktober
aan Onze Minister is meegedeeld.
4 De geldswaarde van de verzilverde formatierekeneenheden voor speciale doeleinden wordt
besteed aan de speciale doeleinden waarvoor de formatierekeneenheden waren bestemd.
5 Het bestuur van een centrale dienst kan telkens voor de periode van een schooljaar
overeenkomstig het zorgplan tot ten hoogste 10% minder formatierekeneenheden besteden
dan voor die dienst mogelijk zou zijn op grond van de door de dienst krachtens artikel
132 van de wet ontvangen formatierekeneenheden. De laatste volzin van het eerste lid
en het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande
dat de mededeling en de nadere mededeling in overeenstemming dienen te zijn met het
zorgplan.
6 Indien een bevoegd gezag alle scholen in een samenwerkingsverband in stand houdt,
zijn het eerste tot en met het vierde lid van overeenkomstige toepassing op de aan
het bevoegd gezag toegekende zorgformatie.
Stb. 2003, 337, datum inwerkingtreding 03-09-2003, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2000.
Voorwaarden verzilvering niet verbruikte formatierekeneenheden
[Regeling vervallen per 10-02-2006]
1 Het bevoegd gezag van een school kan telkens voor de periode van een schooljaar beslissen
minder formatierekeneenheden te besteden dan voor die school mogelijk zou zijn op
grond van het beschikbare formatiebudget, tot ten hoogste:
-
a. 10% van het voor de school beschikbare formatiebudget, daaronder niet begrepen het
aantal formatierekeneenheden dat nodig is voor de bekostiging van de vervanging van
het personeel dat gebruik maakt van het verlof op grond van artikel 32, zevende lid,
van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC en daaronder wat betreft een basisschool niet
begrepen de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en personeelsinnovatie,
-
b. wat betreft een basisschool de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering
en personeelsinnovatie,
-
c. het aantal formatierekeneenheden dat nodig is voor het betalen van vergoedingen aan
een school voor voortgezet onderwijs voor de inzet van personeel,
-
d. het aantal formatierekeneenheden dat nodig is voor de bekostiging van de vervanging
van het personeel dat gebruik maakt van het verlof op grond van artikel 32, zevende
lid, van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC, en
-
e. het aantal formatierekeneenheden per personeelslid voor meer werken als bedoeld in
artikel 107, tweede lid, in samenhang met artikel 295a van het Rechtspositiebesluit
WPO/WEC dat wordt berekend door het totaal aantal uren dat meer is gewerkt, te delen
door 1659 en de uitkomst van die deling te vermenigvuldigen met het aantal formatierekeneenheden
dat voor de betreffende functie bij een normbetrekking wordt verbruikt, bedoeld in
artikel 112 van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC.
In dat geval keert Onze Minister aan het bevoegd gezag van de school een bedrag uit
dat overeenkomt met de geldswaarde van de gedurende het schooljaar niet verbruikte
formatierekeneenheden.
2 Het verzilveren van formatierekeneenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, mag niet leiden tot kosten van ontslaguitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid
onderwijs- en onderzoekpersoneel.
3 Het bevoegd gezag neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid voor 15 mei
voorafgaande aan het desbetreffende schooljaar en deelt voor die datum aan Onze Minister
mee hoeveel formatierekeneenheden worden verzilverd. Het bevoegd gezag kan voor 1
oktober en voor 1 februari van een schooljaar een nadere beslissing als bedoeld in
het eerste lid nemen en voor die data aan Onze Minister meedelen hoeveel formatierekeneenheden
worden verzilverd, met dien verstande dat deze nadere beslissingen niet kunnen inhouden
dat minder formatierekeneenheden worden verzilverd dan voor 15 mei of voor 1 oktober
aan Onze Minister is meegedeeld.
4 De geldswaarde van de verzilverde formatierekeneenheden voor speciale doeleinden wordt
besteed aan de speciale doeleinden waarvoor de formatierekeneenheden waren bestemd.
5 Het bestuur van een centrale dienst kan telkens voor de periode van een schooljaar
overeenkomstig het zorgplan tot ten hoogste 10% minder formatierekeneenheden besteden
dan voor die dienst mogelijk zou zijn op grond van de door de dienst krachtens artikel
132 van de wet ontvangen formatierekeneenheden. De laatste volzin van het eerste lid
en het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande
dat de mededeling en de nadere mededeling in overeenstemming dienen te zijn met het
zorgplan.
6 Indien een bevoegd gezag alle scholen in een samenwerkingsverband in stand houdt,
zijn het eerste tot en met het vierde lid van overeenkomstige toepassing op de aan
het bevoegd gezag toegekende zorgformatie.