Stb. 2002, 367, datum inwerkingtreding 17-07-2002, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2002.
Voorwaarden verzilvering niet verbruikte formatierekeneenheden
1 Het bevoegd gezag van een school kan telkens voor de periode van een schooljaar beslissen
minder formatierekeneenheden te besteden dan voor die school mogelijk zou zijn op
grond van het beschikbare formatiebudget, tot ten hoogste:
-
a. 10% van het voor de school beschikbare formatiebudget daaronder niet begrepen de formatie
voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie en het aantal formatierekeneenheden
dat nodig is voor de bekostiging van de vervanging van het personeel dat gebruik maakt
van het verlof op grond van artikel I-C41, zevende lid, van het Rechtspositiebesluit
onderwijspersoneel,
-
b. de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie, en
-
c. het aantal formatierekeneenheden dat nodig is voor het betalen van vergoedingen aan
een school voor voortgezet onderwijs voor de inzet van personeel, en
-
d. het aantal formatierekeneenheden dat nodig is voor de bekostiging van de vervanging
van het personeel dat gebruik maakt van het verlof op grond van artikel I-C41, zevende
lid, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel.
In dat geval keert Onze Minister aan het bevoegd gezag van de school een bedrag uit
dat overeenkomt met de geldswaarde van de gedurende het schooljaar niet verbruikte
formatierekeneenheden.
2 Het verzilveren van formatierekeneenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, mag niet leiden tot kosten van ontslaguitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid
onderwijs- en onderzoekpersoneel.
3 Het bevoegd gezag neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid voor 15 mei voorafgaande
aan het desbetreffende schooljaar en deelt dit voor die datum mee aan Onze Minister.
Bij die mededeling wordt tevens vermeld, hoeveel formatierekeneenheden het betreft.
Het bevoegd gezag kan voor 1 oktober en voor 1 februari van een schooljaar een nadere
beslissing als bedoeld in het eerste lid nemen en voor die data aan Onze Minister
meedelen hoeveel formatierekeneenheden worden verzilverd, met dien verstande dat deze
nadere beslissingen niet kunnen inhouden dat minder formatierekeneenheden worden verzilverd
dan voor 15 mei of voor 1 oktober aan Onze Minister is meegedeeld.
4 Indien het bevoegd gezag van een school ingevolge artikel 18 op 1 januari van een
schooljaar aanspraak kan maken op verhoging van de formatie, kan het bevoegd gezag
beslissen de toename in formatierekeneenheden niet te besteden, tot ten hoogste het
aantal formatierekeneenheden dat wordt verkregen door de toename te vermenigvuldigen
met het percentage dat resulteerde in de mededeling bedoeld in het tweede lid daaronder
niet begrepen de formatie genoemd in het eerste lid, eerste volzin, onderdeel b, en de uitkomst daarvan af te ronden. In dat geval keert Onze Minister aan het bevoegd
gezag van de school een bedrag uit dat overeenkomt met de geldswaarde van deze niet
verbruikte formatierekeneenheden.
5 Het bevoegd gezag neemt een beslissing als bedoeld in het vierde lid voor 1 november
van het desbetreffende schooljaar en deelt deze beslissing en het aantal formatierekeneenheden
dat het betreft voor die datum mee aan Onze Minister.
6 De geldswaarde van de formatierekeneenheden voor speciale doeleinden die zijn verzilverd,
wordt besteed aan de speciale doeleinden waarvoor die rekeneenheden waren bestemd.