Formatiebesluit W.V.O.

Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 28-08-2004 en zichtdatum 28-08-2004.
Geldend van 01-08-2003 t/m 05-04-2005

Besluit van 13 maart 1992, houdende voorschriften inzake de berekening en toekenning van het formatiebudget t.b.v. dagscholen voor v.w.o., a.v.o. en v.b.o., scholengemeenschappen v.w.o.-a.v.o. en v.w.o.-a.v.o.-v.b.o.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen van 6 december 1991, nr. 91070609/3198, centrale directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen 77, derde lid, 84, 84a, tweede lid, en 98a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552);

Gehoord de Onderwijsraad (advies van 16 juli 1991, nr. OR 91000177 S);

De Raad van State gehoord (advies van 6 februari 1992, nr. W05.91.0696);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, van 10 maart 1992, nr. 92013845/3198, centrale directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 2 Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens de wet voor de vaststelling van het beleid met betrekking tot de formatie van de verschillende categorieën personeel en het bepalen van de formatie, functies en taken van het personeel, wordt in geval van een scholengemeenschap onder het personeel van de school verstaan het personeel van de scholengemeenschap.

Hoofdstuk II. De afzonderlijke elementen van de berekeningssystematiek

Artikel 2. Vast aantal formatieplaatsen voor leraren

  • 1 Het in artikel 84, derde lid, van de wet bedoelde vaste aantal formatieplaatsen in verband met de personeelscategorie van de leraren bedraagt, onverminderd artikel 6, tweede lid, voor de school of scholengemeenschap het aantal volgens onderstaande tabellen.

    Vaste aantal formatieplaatsen categoriale school

    School:

    Formatieplaatsen:

    praktijkonderwijs (niet aangewezen op grond van artikel 9 van het Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging) v.b.o. met aantal v.b.o.-afdelingen:

    1,73

    1 of 2

    1,73

    3 of meer

    2,44

    m.a.v.o.

    1,98

    h.a.v.o.

    2,07

    atheneum

    2,07

    gymnasium

    2,07

    lyceum

    3,28

    Vaste aantal formatieplaatsen scholengemeenschappen

    Scholengemeenschap:

    Formatieplaatsen:

     

    2,15

    2,68

    3,20

    3,41

    3,45

    3,89

    3,95

    4,67

    4,70

    v.b.o.-m.a.v.o.

           

    x

           

    v.b.o.-m.a.v.o.-h.a.v.o.

       

    x

               

    v.b.o.-h.a.v.o.

       

    x

               

    v.b.o.-h.a.v.o.-v.w.o.

       

    x

               

    v.b.o.-v.w.o.

       

    x

               

    v.b.o.-m.a.v.o.-v.w.o.

       

    x

               

    v.b.o.-m.a.v.o.-h.a.v.o.-v.w.o. met aantal v.b.o.-afdelingen:

                     

    – 1 of 2

       

    x

               

    – 3, 4 of 5

               

    x

       

    – 6 of meer

                   

    x

    m.a.v.o.-h.a.v.o.

    x

                   

    m.a.v.o.-h.a.v.o.-atheneum

         

    x

             

    m.a.v.o.-h.a.v.o.-gymnasium

         

    x

             

    m.a.v.o.-h.a.v.o.-lyceum

                 

    x

     

    m.a.v.o.-atheneum

    x

                   

    m.a.v.o.-gymnasium

    x

                   

    m.a.v.o.-lyceum

         

    x

             

    h.a.v.o.-atheneum

     

    x

                 

    h.a.v.o.-gymnasium

     

    x

                 

    h.a.v.o.-lyceum

             

    x

         
  • 2 In verband met leerwegondersteunend onderwijs dat voortkomt uit het speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel III van de wet van 25 mei 1998, Stb. 337, wordt het aantal formatieplaatsen, bedoeld in het eerste lid, voor elke voormalige school of afdeling voor speciaal voortgezet onderwijs vermeerderd als volgt:

    • a. schoolsoortgroep 1: 2,26 formatieplaatsen;

    • b. schoolsoortgroep 3: 0,31 formatieplaatsen;

    • c. schoolsoortgroep 4: 1,15 formatieplaatsen.

  • 3 In verband met een afdeling voor praktijkonderwijs die is ontstaan uit het speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel III of VII van de wet van 25 mei 1998, Stb. 337, of die is ontstaan uit een school voor praktijkonderwijs met declaratiebekostiging, voortkomend uit dat speciaal voortgezet onderwijs, wordt het aantal formatieplaatsen, bedoeld in het eerste lid, voor elke voormalige school of afdeling voor speciaal voortgezet onderwijs vermeerderd als volgt:

    • a. schoolsoortgroep 1: 1,23 formatieplaatsen;

    • b. schoolsoortgroep 4: 0,29 formatieplaatsen.

Artikel 3. Leerlingafhankelijk aantal formatieplaatsen

  • 1 Het in artikel 84, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bedoelde leerlingafhankelijke aantal formatieplaatsen wordt, onverminderd artikel 6, tweede lid, berekend door de desbetreffende ratio te vermenigvuldigen met het aantal leerlingen van de school of scholengemeenschap. Een ratio is een breuk die de normatieve relatie weergeeft tussen enerzijds een formatieplaats van een bepaalde personeelscategorie en anderzijds een aantal leerlingen.

  • 2 De ratio directie/leerling is voor alle scholen en scholengemeenschappen 1/186,64. Indien een of meer scholen een scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs vormen met een daar bedoeld regionaal opleidingencentrum, geldt een ratio adjunct-directie/leerling van 1/252,25.

  • 3 De ratio’s leraar/leerling zijn voor scholen en voor scholengemeenschappen:

    Scholen:

    Ratio:

    praktijkonderwijs (niet aangewezen op grond van artikel 9 van het Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging) v.b.o.

    1/21,41

    1/11,00

    h.a.v.o.

    1/24,63

    m.a.v.o.

    1/24,63

    atheneum

    1/24,63

    gymnasium

    1/24,63

    lyceum

    1/24,63

    Scholengemeenschappen:

    Ratio:

    v.b.o.-m.a.v.o.

    1/21,89

    v.b.o.-m.a.v.o.-h.a.v.o.

    1/21,28

    v.b.o.-h.a.v.o.

    1/21.28

    v.b.o.-h.a.v.o.-v.w.o.

    1/21,28

    v.b.o.-v.w.o.

    1/21,28

    v.b.o.-m.a.v.o.-v.w.o.

    1/21,28

    v.b.o.-m.a.v.o.-h.a.v.o.-

     

    v.w.o.

    1/21,28

    m.a.v.o.-h.a.v.o.

    1/24,60

    m.a.v.o.-h.a.v.o.-atheneum

    1/24,60

    m.a.v.o.-h.a.v.o.-gymnasium

    1/24,60

    m.a.v.o.-h.a.v.o.-lyceum

    1/24,60

    m.a.v.o.-atheneum

    1/24,60

    m.a.v.o.-gymnasium

    1/24,60

    m.a.v.o.-lyceum

    1/24,60

    h.a.v.o.-atheneum

    1/24,63

    h.a.v.o.-gymnasium

    1/24,63

    h.a.v.o.-lyceum

    1/24,63

  • 4 In afwijking van het derde lid geldt voor leerlingen met een indicatie voor leerwegondersteunend onderwijs voor wie de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat zij op dit onderwijs zijn aangewezen een ratio leraar/leerling van 1/11,00.

  • 5 In afwijking van het derde lid geldt voor leerlingen van een afdeling voor praktijkonderwijs een ratio leraar/leerling van 1/11,00.

  • 6 De ratio onderwijsondersteunend personeel/leerling is voor alle scholen en scholengemeenschappen 1/113,33.

Artikel 4. Opslagpercentages

  • 3 Behalve de in artikel 84, tweede lid, onderdeel b, van de wet, bedoelde opslagen wordt de omvang van de formatie, berekend met toepassing van artikel 2 en artikel 3, eerste, derde, vierde en vijfde lid, met uitzondering van toepassing van artikel 6, tweede lid, ten behoeve van personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie verhoogd met:

    • a. 9,10% voor een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs, een scholengemeenschap waarvan deel uitmaken een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een scholengemeenschap waarvan deel uitmaken een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs en een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;

    • b. 8,50% voor een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;

    • c. 8,80% voor een school voor voorbereidend beroepsonderwijs en een scholengemeenschap waarvan deel uitmaken een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en een school voor voorbereidend beroepsonderwijs;

    • d. 10,00% voor een scholengemeenschap waarvan deel uitmaken een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en een school voor voorbereidend beroepsonderwijs, met uitzondering van een scholengemeenschap als bedoeld in onderdeel c.

Artikel 5. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. uitbreiding arbeidsduurverkorting

[Vervallen per 01-08-1998]

Artikel 6. Leerlingentelling

  • 2 De som van het aantal formatieplaatsen, genoemd in artikel 2, en het aantal, berekend met toepassing van artikel 3, eerste, derde en vierde lid, wordt in verband met fluctuaties in de leerlingenaantallen gedurende de achtereenvolgende schooljaren vermenigvuldigd met de uitkomst van de formule

    Bijlage 12129.png
  • 4 Bij de vaststelling van het aantal leerlingen worden niet meegeteld:

    • a. de leerlingen die reeds met goed gevolg eindexamen aan een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger algemeen voortgezet onderwijs, voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voor voorbereidend beroepsonderwijs hebben afgelegd en zich voorbereiden op het opnieuw afleggen van het eindexamen aan een gelijksoortige school, en

    • b. de leerlingen die deelnemen aan het onderwijs in het kader van contractactiviteiten als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de wet.

  • 6 Bij de toepassing van het tweede lid blijft het berekende aantal formatieplaatsen voor leraren ten behoeve van de afdeling voor praktijkonderwijs buiten beschouwing.

  • 7 Bij de toepassing van het derde lid blijft het aantal leerlingen van de afdeling praktijkonderwijs buiten beschouwing.

  • 8 Het tweede, derde en vijfde lid, zijn niet van toepassing op een school voor praktijkonderwijs.

  • 9 Onze Minister kan in verband met de aanvang of beëindiging van de bekostiging van een school, van een scholengemeenschap of van een afdeling voor voorbereidend beroepsonderwijs, afwijken van het eerste tot en met vijfde lid.

Artikel 6a. Verhoging bekostiging lerarenformatie praktijkonderwijs bij toename aantal leerlingen

  • 1 Het voor een school of afdeling voor praktijkonderwijs berekende aantal formatieplaatsen voor leraren wordt opnieuw berekend, indien het verschil tussen

    • a. het aantal leerlingen op 1 oktober van het schooljaar waarvoor de bedoelde formatieplaatsen zijn berekend en

    • b. het aantal leerlingen op 1 oktober van het schooljaar voorafgaand aan het onder a bedoelde schooljaar, gelijk is aan of groter is dan 14.

  • 2 Indien in het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de in het eerste lid bedoelde formatieplaatsen zijn berekend, toepassing is gegeven aan artikel 6b, wordt in afwijking van het eerste lid dat aantal formatieplaatsen opnieuw berekend, indien het verschil tussen:

    • a. het aantal leerlingen op 1 oktober van het schooljaar waarvoor dat aantal formatieplaatsen is berekend en

    • b. het aantal leerlingen op 16 januari van het voorafgaande schooljaar, gelijk is aan of groter is dan 14.

  • 3 Aanspraak op bekostiging van het aantal formatieplaatsen berekend met het hoger aantal leerlingen, bedoeld in respectievelijk het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, onderdeel a, ontstaat met ingang van 1 januari van het schooljaar waarvoor de formatieplaatsen voor de school of afdeling voor praktijkonderwijs zijn berekend.

Artikel 6b. Herberekening lerarenformatie praktijkonderwijs bij aanzienlijke toename aantal leerlingen

  • 1 Indien het verschil tussen:

    • a. het aantal leerlingen op 16 januari van het schooljaar waarvoor het aantal formatieplaatsen voor leraren voor een school of afdeling voor praktijkonderwijs is berekend en

    • b. het aantal leerlingen op 1 oktober van het onder a bedoelde schooljaargelijk is aan of groter is dan 7,

    wordt het aantal formatieplaatsen voor leraren opnieuw berekend.

  • 2 Aanspraak op bekostiging voor het aantal formatieplaatsen voor leraren, berekend met het hogere aantal leerlingen bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, ontstaat met ingang van 1 augustus van het schooljaar volgend op het in het eerste lid bedoelde schooljaar.

Artikel 7. Afronding

  • 1 Ten behoeve van de berekening van de aantallen formatieplaatsen volgens de artikelen 2 tot en met 6b worden:

    • a. de aan de hand van artikel 3 berekende aantallen formatieplaatsen,

    • b. de som van de krachtens de artikelen 2 en 3, eerste en derde lid, berekende aantallen formatieplaatsen,

    • c. de uitkomst van de in artikel 4 bedoelde vermenigvuldigingen, en

    • d. de uitkomst van de berekening volgens artikelen 6, tweede lid, 6a en 6b uitgedrukt in een getal dat wordt afgerond op vier decimalen, waarbij de vierde decimaal indien de vijfde decimaal 5 of meer bedraagt naar boven wordt afgerond en indien deze minder dan 5 bedraagt naar beneden wordt afgerond.

  • 2 De uitkomst van de in artikel 6, tweede lid, genoemde formule wordt uitgedrukt in een getal dat wordt afgerond op twee decimalen, waarbij de tweede decimaal indien de derde decimaal 5 of meer bedraagt naar boven wordt afgerond en indien deze minder dan 5 bedraagt naar beneden wordt afgerond.

Hoofdstuk III. Wijze van bepaling van de vergoeding

Artikel 8. Bepaling vergoeding kosten personeel

  • 1 De vergoeding in verband met de kosten van het personeel wordt bepaald door het met toepassing van de artikelen 2 tot en met 7 berekende aantal formatieplaatsen voor de onderscheiden personeelscategorieën te vermenigvuldigen met de desbetreffende gemiddelde personeelslast en de uitkomsten bij elkaar op te tellen.

  • 2 De uitkomsten van deze vermenigvuldiging en de som van de bedragen voor de onderscheiden personeelscategorieën worden uitgedrukt in een bedrag dat wordt afgerond op twee decimalen, waarbij de tweede decimaal indien de derde decimaal 5 of meer bedraagt naar boven wordt afgerond en indien deze minder dan 5 bedraagt naar beneden wordt afgerond.

Hoofdstuk IV. Aanwijzing schoolsoorten in kader vervangingsfonds

Artikel 9. Aanwijzing schoolsoorten vervangingsfonds

De bevoegde gezagsorganen van scholen en van scholengemeenschappen zijn aangesloten bij de rechtspersoon, bedoeld in artikel 98a van de wet.

Hoofdstuk V. Overige bepalingen

Artikel 10. Toepassing op cursussen

Onze Minister bepaalt de wijze waarop de hoofdstukken I tot en met III, alsmede artikel 85 van de wet toepassing vinden ten behoeve van een cursus, verbonden aan een school of scholengemeenschap, in verband met de aard, inhoud, omvang of duur van de cursus.

Artikel 11. Afwijking wegens bijzondere inrichting onderwijs

Ten behoeve van een school of scholengemeenschap met een bijzondere inrichting van het onderwijs kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag goedkeuren dat wordt afgeweken van de hoofdstukken I en II. Onze Minister beslist binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage , 13 maart 1992

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen,

J. Wallage

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

P. Bukman

Uitgegeven de eenendertigste maart 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin