Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van
13 augustus 1991, VVP/L-691449, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische
Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Overwegende, dat uit oogpunt van volksgezondheid de behandeling van eet- en drinkwaren
en andere roerende zaken met ioniserende stralen tot een dosis van 10 kGy als veilig
beschouwd kan worden;
Overwegende, dat het evenwel als ongewenst moet worden beschouwd dat eet- en drinkwaren
zonder aantoonbare noodzaak aan een dergelijke behandeling zouden worden onderworpen;
Overwegende, dat bovendien voorkomen moet worden dat voor de bereiding van eet- en
drinkwaren gebruik zou worden gemaakt van oorspronkelijk ondeugdelijke grondstoffen
die evenwel na een behandeling met ioniserende stralen alsnog in overeenstemming zijn
gebracht met de van toepassing zijnde eisen;
Overwegende, dat het Algemeen Aanduidingenbesluit (Warenwet) (Stb. 1981, 621) en het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen (Stb. 1992, 14) moeten worden aangevuld met specifieke voorschriften ten behoeve van de
informatie aan eindverbruikers, betreffende de vermelding van een eventuele behandeling
met ioniserende stralen van eet- en drinkwaren en ingrediënten daarvan;
Overwegende, dat daarnaast ook bereiders van eet- en drinkwaren moeten worden ingelicht
over een eventuele behandeling van grondstoffen met ioniserende stralen;
Gelet op de artikelen 1, vijfde lid, 4, eerste lid,5, eerste lid, onderdelen a, 1°, en b, vierde en zesde lid, 6, onderdeel d, 8, onderdeel c, 9, 12 en 16 van de Warenwet (Stb. 1988, 360) en op artikel II, eerste lid, van de Wijzigingswet 1988 Warenwet
(Stb. 358), jo artikel 14 van de Warenwet (Stb. 1935, 793);
Gehoord de Adviescommissie Warenwet (advies van 12 juli 1985, nr. 13516/115);
Gezien het advies van de Gezondheidsraad (advies van 28 april 1983, nr. U 2802/LG/AR);
De Raad van State gehoord (advies van 29 oktober 1991, nr. W13.91.0426);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
van 20 maart 1992, VVP/L-692641, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister
van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan: