Aanwijzingen inzake openbaarheid van bestuur

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 18-06-2003 en zichtdatum 23-11-2024.
Geldend van 01-04-1998 t/m heden

Circulaire van 8 april 1992

1. Inleiding

De evaluatie van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1978, 581) heeft geleid tot een heroriëntatie op het samenstel van regelingen inzake de openbaarheid van bestuur. Gekozen is voor het zoveel mogelijk ineenschuiven van de wet, het Besluit openbaarheid van bestuur (Stb. 1979, 590), de Aanwijzingen inzake Openbaarheid van bestuur, vastgesteld bij besluit van de Minister-President van 21 december 1979, nr. 292146, Staatscourant 1980, nr. 6 gerectificeerd bij Stcrt. 1980, nr. 11, en de uitvoeringsregelingen bij de ministeries. De openbaarheid van bestuur is thans materieel zoveel mogelijk geregeld in een vernieuwde Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), hierna te noemen de WOB. De WOB voorziet in artikel 14, onder a , in de mogelijkheid dat voor de centrale overheid bij Algemene Aanwijzingen voor de Rijksdienst nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering en de toepassing van de wet.

De WOB maakt aanwijzingen van een beperktere strekking mogelijk dan de aanwijzingen ter uitvoering van de vervallen wet. In tegenstelling tot die laatste aanwijzingen bevatten de nieuwe aanwijzingen geen herhaling van wat al in de WOB is geregeld.

De aanwijzingen hebben betrekking op de toepassing van de WOB door de ministers en de onder hun verantwoordelijkheid werkzame instelling, diensten en bedrijven. Zij bevatten slechts procedurele voorschriften met betrekking tot het tot stand brengen van ministeriële uitvoeringsregelingen waarin de voorschriften betreffende de toepassing van de wet zijn neergelegd. De aanwijzingen beogen de totstandkoming van geharmoniseerde uitvoeringsregelingen bij de ministeries te bevorderen. Zij verplichten de ministers tot het vaststellen van een regeling aan de hand van een bij de aanwijzingen behorende modelregeling. De regelingen dienen in ieder geval de in het model opgenomen onderwerpen te regelen. Met de modelregeling wordt bereikt dat in tegenstelling tot de huidige situatie alle uitvoeringsregelingen eenzelfde formele grondslag krijgen.

Aanwijzingen inzake openbaarheid van bestuur

Ontwerp van een model WOB-regeling

Modelregeling ter uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703)

De minister van

Overwegende dat de toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703) aanleiding geeft tot het vaststellen van een regeling ter uitvoering van die wet,

Besluit:

Vast te stellen de volgende regeling ter uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur.

Hoofdstuk I. Definities

Artikel 1.

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • - de wet: de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703);

  • - gemachtigd ambtenaar: een ambtenaar die door de minister tot het beslissen over verzoeken om informatie is gemachtigd;

  • - informatiepunt: een persoon of een plaats binnen het ministerie en binnen de daaronder ressorterende instellingen, diensten of bedrijven waar informatie kan worden verkregen;

  • - de minister: de minister van ...

Artikel 2. Register

1. Er is een register waarin worden opgenomen:

  • a. de onder verantwoordelijkheid van de minister werkzame instellingen, diensten en bedrijven;

  • b. de niet-ambtelijke adviescommissies.

2. Het register vermeldt de namen, adressen en informatiepunten van de instellingen, diensten en bedrijven.

3. Het register ligt voor een ieder ter inzage op/bij ...

4. Met het bijhouden van het register is belast ...

Artikel 3. Gemachtigd ambtenaar

Als gemachtigd ambtenaar wordt aangewezen ... (en bij diens afwezigheid of ontstentenis ...).

Artikel 4. Informatiepunten

1. De informatiepunten binnen het ministerie zijn:

  • a. ......

  • b. ......

  • c. ......

2. De informatiepunten voor de in het register vermelde instellingen, diensten en bedrijven worden aangewezen door de leiding daarvan.

Hoofdstuk II. Informatie op verzoek

Artikel 5.

1. Het behandelen van verzoeken om informatie en vragen daaromtrent geschiedt door de dienstonderdelen die met voorlichting zijn belast, voor zover het niet door de bewindspersonen zelf geschiedt, of door hen in bepaalde gevallen aan anderen is opgedragen.

2. Het in het eerste lid gestelde doet geen afbreuk aan de uit de normale taakuitoefening voortvloeiende plicht van de ambtenaar om aan particuliere personen en instanties met wie hij door zijn functie in contact komt, informatie op verzoek te verschaffen over de daarbij aan de orde zijnde aangelegenheden.

Artikel 6.

De in artikel 5 bedoelde dienstonderdelen en ambtenaren leiden een verzoek om informatie ter beslissing door naar de gemachtigd ambtenaar indien zij:

  • a. in geval van een verzoek om informatie van oordeel zijn dat het verzoek op grond van de bij of krachtens de wet gestelde regels niet kan worden ingewilligd en de verzoeker om een schriftelijke beslissing vraagt;

  • b. weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat de geldende voorschriften ruimte laten voor verschillende uitleg over de vraag of een verzoek om informatie al dan niet behoort te worden ingewilligd;

  • c. weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat inwilliging of weigering van een verzoek om informatie belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kan hebben.

Artikel 7.

De gemachtigd ambtenaar legt een verzoek om informatie aan de minister voor indien inwilliging of afwijzing daarvan belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kan hebben. Over de afdoening van een verzoek van dien aard wordt overlegd met de minister-president, de minister van Algemene Zaken.

Artikel 8.

1. Als het document waarin de gevraagde gegevens zijn neergelegd berust onder de minister tot wie de verzoeker zich heeft gewend, maar het betrokken document tot stand is gekomen onder (eerste) verantwoordelijkheid van een andere minister, wordt de beslissing op het verzoek om informatie niet genomen dan nadat met de andere minister is overlegd.

2. Leidt het overleg tot de slotsom dat de beslissing op het verzoek om informatie beter kan worden genomen door de andere minister, dan wordt de verzoeker naar hem verwezen. In het geval van een schriftelijk verzoek wordt dit doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.

Hoofdstuk III. Informatie uit eigen beweging

Artikel 9. Adviezen

Over openbaarmaking van adviezen van ambtelijke dan wel gemengd samengestelde adviescommissies werkzaam onder verantwoordelijkheid van de minister beslist , onverminderd het bepaalde in artikel 4, tweede lid, onder g, van het Reglement van Orde voor de Raad van Ministers (Stb. 1979, 246).

Artikel 10.

De openbaarmaking van adviezen van niet-ambtelijke adviescommissies en het doen van mededeling daarvan in de Staatscourant geschieden door de zorg van

Artikel 11.

Adviezen, nota's en rapporten die gezien hun omvang daarvoor in aanmerking komen, worden eventueel voorzien van een tevens voor openbaarmaking bestemde samenvatting.

Hoofdstuk IV. Slotbepalingen

Artikel 12.

(De beschikking/regeling van wordt ingetrokken).

Artikel 13.

Deze regeling treedt in werking met ingang van

Deze regeling wordt gepubliceerd in de Staatscourant en afschrift daarvan zal worden gezonden aan de Minister-President.

De Minister van

Toelichting

1. Algemeen

De model-regeling (hierna te noemen de regeling) sluit in het algemeen aan op de uitvoeringspraktijk van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1978, 581) bij de ministeries. Een aantal artikelen is ontleend aan de inmiddels ingetrokken Aanwijzingen inzake openbaarheid van bestuur van 21 december 1979, nr. 292146, Kabinet van Minister-President, Stcrt. 1980, nr. 6, zoals gerectificeerd in Stcrt. 1980 nr. 11. Wat de systematiek betreft, sluit de regeling aan bij die van de vernieuwde Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), hierna te noemen de WOB.

Als uitgangspunt geldt dat de dienstonderdelen die verantwoordelijk zijn voor de voorlichting, in beginsel tevens belast zijn met het behandelen van verzoeken om informatie op grond van de WOB. Ook vragen over de WOB worden door deze dienstonderdelen beantwoord. Daaronder is ook begrepen dat eventueel verwijzen van de verzoeker om informatie naar de juiste instantie. De voorlichtingsdiensten hebben derhalve door artikel 5, waarin het vorenstaande is vastgelegd, uitdrukkelijk een advies- en verwijstaak in het kader van de WOB. De opdracht aan de voorlichtingsdiensten van de behandeling van verzoeken om informatie ontslaat de ambtenaren niet van de uit de normale taakuitoefening voortvloeiende plicht tot informatieverschaffing op verzoek over aangelegenheden waarmee zij in hun functie bezig zijn. In een aantal in artikel 6 genoemde gevallen zal de voorlichtingsdienst of een ambtenaar op een verzoek om informatie niet zelfstandig kunnen beslissen. Zij dienen het verzoek dan ter beslissing door te geleiden naar de door de minister tot beslissen gemachtigd ambtenaar. Gaat het om verzoeken waarvan het al dan niet inwilligen mogelijk belangrijke maatschappelijke of politieke gevolgen kan hebben, dan dient de gemachtigd ambtenaar alvorens te beslissen, het verzoek aan de minister voor te leggen (artikel 7).

2. Artikelen

Artikel 2

De gemachtigd ambtenaar kan een ambtenaar aanwijzen die hem bijstaat bij het nemen van beslissingen over verzoeken om informatie. Daarbij valt te denken aan een ambtenaar die belast is met de uitvoering van de WOB.

Artikel 5, eerste lid en artikel 6

Overeenkomstig de bestaande praktijk worden verzoeken om informatie in eerste instantie behandeld door de dienstonderdelen die met voorlichting zijn belast en de ambtenaren voor zover de vragen op hun werkterrein liggen. In bepaalde gevallen dient een eventuele of gedeeltelijke afwijzing plaats te vinden door de gemachtigd ambtenaar. Onder het behandelen van verzoeken om informatie en vragen daaromtrent valt ook het adviseren en verwijzen van verzoekers en belangstellenden.

Artikel 8

Deze bepaling is niet bedoeld voor de gevallen waarin het document al openbaar is of tegen de openbaarheid van de informatie kennelijk geen enkel bezwaar bestaat.

Artikel 12

De verantwoordelijkheid voor de openbaarmaking van adviezen van niet-ambtelijke adviescommissies berust bij de minister.

Het is uiteraard mogelijk dat de openbaarmaking van adviezen door de adviescommissies zelf wordt verzorgd.