In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. HCB:
-
hexachloorbenzeen (Cas nr. 118-74-1);
- b. verwerken van HCB:
-
elk industrieel proces waarbij HCB of HCB bevattende stoffen worden geproduceerd,
omgezet of gebruikt, of waarbij HCB of HCB bevattende stoffen vrijkomen;
- c. bestaand bedrijf:
-
bedrijf dat HCB verwerkt, dat op 24 juni 1989 in werking is en waarvan de capaciteit
voor het verwerken van HCB na 24 juni 1989 niet aanzienlijk is uitgebreid;
- d. nieuw bedrijf:
-
bedrijf dat HCB verwerkt en geen bestaand bedrijf is;
- e. bijlage I:
-
bij deze regeling behorende bijlage I;
- f. bijlage II:
-
bij deze regeling behorende bijlage II.
Voor een nieuw bedrijf gelden, als de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en concentratie
HCB voorkomend in afvalwater dat in oppervlaktewateren wordt gebracht, de grenswaarden
die overeenkomen met de waarden die het resultaat zijn van toepassing van de beste
bestaande technieken, met dien verstande dat voor een nieuw bedrijf behorende tot
een van de in bijlage I genoemde bedrijfstakken, die gewichtshoeveelheid en concentratie
in ieder geval niet hoger is dan de in die bijlage opgenomen grenswaarde die op de
betrokken bedrijfstak van toepassing is.
Voor een bestaand bedrijf gelden als de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en
concentratie HCB voorkomend in afvalwater dat in oppervlaktewateren wordt gebracht:
-
a. indien dat bedrijf behoort tot een van de in bijlage I genoemde bedrijfstakken: de
in die bijlage voor die bedrijfstak opgenomen grenswaarde;
-
b. indien dat bedrijf niet behoort tot een in bijlage I genoemde bedrijfstak: de grenswaarden
die op 31 december 1989 overeenkomen met de waarden die het resultaat zijn van de
toepassing van de beste bestaande technieken.
De wijze van meting van de gewichtshoeveelheid en concentratie HCB, bedoeld in de
artikelen 2 en 3, dient ten minste te voldoen aan de in bijlage II daaraan gestelde
eisen.
De Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
van 12 december 1988, houdende regelen met betrekking tot grenswaarden voor hexachloorbenzeen
(Stb. 590) wordt ingetrokken.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling grenswaarden voor HCB in afvalwater.
bedrijfstak
|
grenswaarden gewicht (g per ton) *
|
concentratie (mg/l)**
|
1. Produktie en verwerking van HCB
|
10
|
1
|
2. Produktie van perchloorethyleen (PER) en koolstoftetrachloride (CCL\/4\/) via percholrering
|
1,5
|
1,5
|
* 1
a. Voor de onder 1 genoemde bedrijfstak worden de grenswaarden voor lozing van HCB
gegeven per ton produktiecapaciteit van HCB.
b. Voor de onder 2 genoemde bedrijfstak worden de grenswaarden voor lozing van HCB
gegeven per ton totale produktiecapaciteit van perchloorethyleen en koolstoftetrachloride.
*en**
c. De grenswaarden gelden op het punt waar het HCB bevattende afvalwater het bedrijfsterrein
verlaat. Alle afvalstromen die verontreinigd kunnen zijn met HCB dienen bij de beoordeling
of aan de grenswaarden wordt voldaan, betrokken te zijn.
d. De grenswaarden geven de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en concentratie
HCB aan, die gemiddeld per maand mag worden geloosd. Daarbij geldt dat de hoogst toelaatbare
gewichtshoeveelheid en concentratie op één dag ten hoogste twee maal de in de tabel
aangegeven waarden mag bedragen.
Vereisten waaraan de wijze van meting van de gewichtshoeveelheid en concentratie HCB,
bedoeld in de artikelen 2 en 3, ten minste dient te voldoen.
1. Het nemen van monsters en het meten van het lozingsdebiet geschiedt op het punt
waar het HCB bevattende afvalwater het terrein van het betrokken bedrijf verlaat.
Het nemen van monsters en het meten van het lozingsdebiet mag geschieden op een punt
dat ligt vóór het punt waar de grenswaarden gelden, indien al het van het bedrijf
afkomstige water dat met de betrokken stof verontreinigd kan zijn bij die metingen
in aanmerking wordt genomen en indien uit regelmatige controlemetingen blijkt dat
de metingen een goed beeld geven van de hoeveelheden die worden geloosd op het punt
waar de grenswaarden gelden of altijd een hogere uitkomst geven.
2. Voor de meting van de geloosde hoeveelheid afvalwater (in m3/dag) wordt een methode
gehanteerd, waarvan de onnauwkeurigheid in de debietmeting kleiner is dan 10%. Dit
kan door ijking worden vastgesteld.
3. De bemonstering van het afvalwater wordt zodanig uitgevoerd dat een monster wordt
verkregen dat representatief is voor de geloosde totale hoeveelheid afvalwater gedurende
24 uur.
4. De frequentie van meting en bemonstering is zodanig dat een representatief beeld
wordt verkregen van de concentratie en van de totale hoeveelheid HCB die gedurende
een maand wordt geloosd.
5. Het monster wordt in behandeling genomen zonder dat daaruit bezinkbare of opdrijvende
bestanddelen zijn verwijderd. De referentiemethode voor het meten van HCB is gaschromatografie
met detectie door elektronenvangst, na extractie met een geschikt oplosmiddel. De
bepalingsdrempel ligt voor HCB, naar gelang van het aantal storende begeleidende stoffen
in het monster, tussen 0,5 en 1 µg/l voor afvalwater. Hierbij wordt onder de bepalingsdrempel
verstaan de kleinste met een gegeven werkwijze in een monster kwantitatief bepaalbare
hoeveelheid die nog van nul kan worden onderscheiden. De analyse moet zodanig worden
uitgevoerd dat wordt voldaan aan de volgende eisen ten aanzien van de precisie en
de systematische afwijking:
a. de precisie: tweemaal de waarde van de standaardafwijking van een serie meetuitkomsten
is kleiner dan, of gelijk aan 50% bij een concentratie van tweemaal de bepalingsdrempel.
b. de systematische afwijking: het verschil tussen de werkelijke waarde en de waarde
van het rekenkundig gemiddelde van een serie meetuitkomsten is kleiner dan, of gelijk
aan 50% bij een concentratie van tweemaal de bepalingsdrempel. Voor de vaststelling
van de precisie en de systematische afwijking van de toegepaste meetmethode wordt
gebruik gemaakt van een oplossing waarin HCB voorkomt in nauwkeurig bekende concentraties
die ten hoogste 10% mogen afwijken van tweemaal de bepalingsdrempel. Deze oplossing
dient qua matrix zoveel mogelijk overeen te komen met het te onderzoeken monster.
De serie meetuitkomsten, bedoeld onder a en b, bestaat uit ten minste 10 enkelvoudige
meetuitkomsten. Deze meetuitkomsten worden verkregen uit metingen, verricht nadat
steeds de gehele analytische opwerking is doorlopen (volgens een gelijke procedure,
door dezelfde waarnemer, met dezelfde middelen en dezelfde hulpstoffen) en onder zoveel
mogelijk gelijke omstandigheden als bij de behandeling van het monster.