Artikel 2. Berekeningsbasis
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
De berekeningsbasis voor de toelage is het bedrag dat de ambtenaar over de twaalf
kalendermaanden, voorafgaande aan de datum waarop de in artikel 18, eerste lid, van het Bezoldigingsbesluit bedoelde blijvende verlaging van zijn bezoldiging intreedt, gemiddeld per maand aan
toelage onregelmatige dienst heeft genoten, verminderd met het bedrag dat hij daarna
in totaal per maand gaat genieten aan toelage onregelmatige dienst en aan verhogingen
van het salaris, anders dan die wegens algemene salarisverhogingen.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2007, 247, datum inwerkingtreding 22-12-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2003.
De berekeningsbasis voor de toelage is het bedrag dat de ambtenaar over de twaalf
kalendermaanden, voorafgaande aan de datum waarop de in artikel 18, eerste lid, van
het Bezoldigingsbesluit bedoelde blijvende verlaging van zijn bezoldiging intreedt,
gemiddeld per maand aan toelage onregelmatige dienst heeft genoten, verminderd met
het bedrag dat hij daarna in totaal per maand gaat genieten aan toelage onregelmatige
dienst.
Artikel 3. Uitkeringsperiode
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
De uitkeringsperiode voor de toelage is gelijk aan het naar boven op een maand afgeronde
één vierde gedeelte van de tijd, gedurende welke de ambtenaar, direct voorafgaande
aan het tijdstip van de in artikel 18, eerste lid, van het Bezoldigingsbesluit bedoelde blijvende verlaging van de bezoldiging, zonder wezenlijke onderbreking toelage
onregelmatige dienst heeft genoten. Aan de uitkeringsperiode voor de toelage is een
maximum verbonden van drie jaar.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2007, 247, datum inwerkingtreding 22-12-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2003.
De uitkeringsperiode voor de toelage is gelijk aan het naar boven op een maand afgeronde
één vierde gedeelte van de tijd, gedurende welke de ambtenaar, direct voorafgaande
aan het tijdstip van de in artikel 18, eerste lid, van het Bezoldigingsbesluit bedoelde
blijvende verlaging van de bezoldiging, zonder onderbreking van twaalf maanden of
langer toelage onregelmatige dienst heeft genoten. Aan de uitkeringsperiode voor de
toelage is een maximum verbonden van drie jaar.
Artikel 4. Hoogte van de toelage
De hoogte van de toelage wordt bepaald door de uitkeringsperiode voor de toelage in
drie gelijke delen te splitsen, waarbij te beginnen met het eerste deel, afronding
naar boven plaatsvindt op een hele maand, met dien verstande, dat hierdoor de ingevolge
artikel 3 vastgestelde totale duur van de uitkeringsperiode van de toelage niet mag worden
overschreden.
Gedurende deze drie deelperioden bedraagt de toelage achtereenvolgens 75%, 50% en
25% van de voor de desbetreffende maand(en) van toepassing zijnde berekeningsbasis.
Artikel 5. Aanvang van de toelage
Indien de in artikel 18, eerste lid, van het Bezoldigingsbesluit bedoelde blijvende inkomstenvermindering intreedt op de eerste dag van een maand,
vangt de toelage op die datum aan. Treedt deze vermindering in op een andere dag van
de maand, dan gaat de toelage in op de eerste dag van de erop volgende maand. In het
laatste geval wordt aan de ambtenaar over de maand waarin de inkomstenvermindering
intreedt, een aanvulling verleend op het door hem over die maand genoten bedrag aan
toelage onregelmatige dienst, tot het gemiddelde maandbedrag dat hij hieraan over
de twaalf maanden, voorafgaande aan vorenbedoelde inkomstenvermindering, heeft genoten.
Artikel 6. Datum van inwerkingtreding
Dit besluit wordt gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en treedt in werking
met ingang van 25 april 1992.
Dit besluit kan worden aangehaald als Nadere regeling aflopende toelage artikel 18
BBRA 1984.