Warenwetbesluit machines

Geraadpleegd op 23-11-2024.
Geldend van 30-09-2016 t/m heden

Besluit van 30 juni 1992 houdende regelen betreffende de veiligheid van machines

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 13 december 1991, VVP/P-U 692408, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Overwegende, dat het, gelet op richtlijn 89/392/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1989, inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten betreffende machines (PbEG L 183) en richtlijn 91/368/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juni 1991 tot wijziging van richtlijn 89/392/EEG (PbEG L 198), noodzakelijk is regels te stellen ten aanzien van de veiligheid van machines;

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, onderdeel a, 8, onderdelen a, b en c, 11, 12, 13 en 14 van de Warenwet (Stb. 1988, 360);

Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 18 september 1991, nr 14403/(41)5;

De Raad van State gehoord (advies van 14 april 1992, nr. W13.92.0006);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 12 juni 1992, VVP/P 921207, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aangewezen aangemelde instelling: krachtens artikel 7a van de wet in het kader van de richtlijn aangewezen en bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen aangemelde instelling, dan wel een door een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, in het kader van de richtlijn aangewezen en bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen aangemelde instelling;

  • aangewezen instelling: krachtens artikel 7a van de wet aangewezen instelling;

  • drager: een deel van een hijs- en hefwerktuig voor beroepsmatig personenvervoer, waarop personen of goederen zich bevinden om naar boven of beneden te worden gebracht;

  • essentiële gezondheids- en veiligheidseisen: bepalingen betreffende het ontwerp en de bouw van machines om te zorgen voor een hoog niveau van de veiligheid of gezondheid van de mens en, in voorkomend geval, van huisdieren en de veiligheid van zaken en, indien van toepassing, de bescherming van het milieu, als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn;

  • essentiële gezondheids- en veiligheidseisen voor de bescherming van het milieu: bepalingen betreffende het ontwerp en de bouw van machines als bedoeld in afdeling 2.4 van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG;

  • EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie: een aangemelde instantie, genoemd in artikel 14 van de richtlijn;

  • Europese Economische Ruimte: grondgebied waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is;

  • fabrikant: natuurlijke persoon of rechtspersoon die een machine of niet voltooide machine, ontwerpt of produceert, voor eigen gebruik of ten einde haar onder zijn eigen naam of merk in de handel te brengen of, bij gebreke aan een dergelijke persoon, de natuurlijke of rechtspersoon die een machine of niet voltooide machine in de handel brengt of in bedrijf stelt;

  • gemachtigde: in de Europese Economische Ruimte gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem alle of een deel van de in dit besluit bedoelde verplichtingen te vervullen;

  • hijs- en hefwerktuig voor beroepsmatig personenvervoer: een tijdelijk opgestelde machine die bepaalde stopplaatsen bedient, met behulp van een drager die ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellend geleid beweegt of op een andere manier een vaste baan volgt, en bestemd is voor het vervoer van:

    • a. werknemers of daarmee gelijkgestelde personen;

    • b. werknemers of daarmee gelijkgestelde personen en goederen;

    • c. alleen goederen indien de drager toegankelijk is, dat wil zeggen een persoon de drager zonder probleem kan betreden en de drager is uitgerust met bedieningsapparatuur in de drager of binnen bereik van een persoon in de drager;

  • hijs- of hefgereedschappen: stroppen en hun onderdelen of niet vast met de hijs- of hefmachine verbonden onderdelen of uitrustingsstukken voor het hijsen of heffen van een last, dat tussen de machine en de last of op de last zelf wordt aangebracht, dan wel bestemd is om een integrerend deel van de last uit te maken, en dat afzonderlijk in de handel wordt gebracht;

  • hijskraan: hijswerktuig, dat is ingericht en bestemd voor het verplaatsen van vrij-hangende lasten door middel van mechanische aandrijving;

  • inbedrijfstelling: eerste gebruik in de Europese Economische Ruimte van een machine overeenkomstig het gebruiksdoel;

  • in de handel brengen: voor het eerst tegen vergoeding of gratis in de Europese Economische Ruimte ter beschikking stellen van een machine of een niet voltooide machine met het oog op de distributie of het gebruik ervan;

  • kettingen, kabels en banden: kettingen, kabels en banden die zijn ontworpen en geproduceerd voor hijs- of hefdoeleinden als onderdeel van hijs- of hefmachines of van hijs- of hefgereedschap;

  • machine:

    • a. samenstel, voorzien van of bestemd om te worden voorzien van een aandrijfsysteem,maar niet op basis van rechtstreeks gebruikte menselijke of dierlijke spierkracht, van onderling verbonden onderdelen of componenten waarvan er ten minste één kan bewegen, en die samengevoegd worden voor een bepaalde toepassing;

    • b. samenstel als bedoeld onder a, waarvan slechts de componenten voor de montage op de plaats van gebruik of voor de aansluiting op kracht- of aandrijfbronnen ontbreken;

    • c. samenstel als bedoeld onder a of b, dat gereed is voor montage en dat in de desbetreffende staat alleen kan functioneren na montage op een vervoermiddel of montage in een gebouw of bouwwerk;

    • d. samenstellen van machines als bedoeld onder a, b of c, of niet voltooide machines die om tot hetzelfde resultaat te komen zodanig zijn opgesteld en worden bestuurd dat zij als één geheel functioneren;

    • e. samenstel van onderling verbonden onderdelen of componenten waarvan er ten minste één kan bewegen en die in hun samenhang bestemd zijn voor het heffen van lasten en die uitsluitend rechtstreeks aangedreven worden door menselijke spierkracht;

    • f. verwisselbaar uitrustingsstuk;

    • g. veiligheidscomponent;

    • h. hijs- en hefgereedschappen;

    • i. kettingen, kabels en banden;

    • j. verwijderbare mechanische overbrengingsinrichting;

    • k. machine als bedoeld onder a tot en met j, die onroerend is;

    • l. hijskraan die onroerend is;

  • nationale accreditatie-instantie: nationale accreditatie-instantie bedoeld in artikel 2 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie;

  • niet voltooide machine:

    • a. samenstel, zoals een aandrijfsysteem, dat bijna een machine vormt, maar dat niet zelfstandig een bepaalde toepassing kan realiseren, en slechts bedoeld is om te worden ingebouwd in of te worden samengebouwd met een of meer machines of andere niet voltooide machines of uitrusting, tot een machine;

    • b. niet voltooide machine als bedoeld onder a, die onroerend is;

  • NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie: NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie, genoemd in artikel 6h;

  • richtlijn: richtlijn nr. 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van richtlijn 95/16/EG (PbEU L 157);

  • schema: het stelsel van regels, procedures en beheersaspecten voor het uitvoeren van (onderdelen van) de conformiteitsbeoordeling voor specifieke objecten waarvoor dezelfde specifieke eisen van toepassing zijn;

  • veiligheidscomponent: component die is opgenomen in bijlage V bij de richtlijn of een component:

    • a. die een veiligheidsfunctie vervult;

    • b. die afzonderlijk in de handel wordt gebracht;

    • c. waarvan het niet of verkeerd functioneren de veiligheid van personen in gevaar brengt, en

    • d. die niet nodig is voor de werking van de machine of die door gewone componenten kan worden vervangen om de machine te doen werken;

  • verwijderbare mechanische overbrengingsinrichting:

    • a. verwijderbaar onderdeel dat is bestemd voor krachtoverbrenging van een aandrijfmachine of trekker naar de eerste vaste aslager van de aangedreven machine;

    • b. een onderdeel als bedoeld onder a, inclusief de afscherming, indien dit onderdeel met de afscherming in de handel wordt gebracht;

  • verwisselbaar uitrustingsstuk: een inrichting die na inbedrijfstelling van een machine of trekker door de bediener zelf hieraan wordt gekoppeld om deze een andere of bijkomende functie te geven, voor zover deze inrichting geen gereedschap is;

  • wet: de Warenwet;

  • wijziging: een wijziging van een hijs- en hefwerktuig voor beroepsmatig personenvervoer, anders dan de wijzigingen in de vorm van uitbreidingen of varianten van het hijs- en hefwerktuig, waarvoor de afgegeven EG-verklaring van overeenstemming geldt.

Artikel 1a

  • 1 Dit besluit is niet van toepassing op:

    • a. veiligheidscomponenten die bestemd zijn om identieke componenten te vervangen en die geleverd zijn door de fabrikant van de oorspronkelijke machine;

    • b. specifiek voor kermissen of amusementsparken bestemd materieel;

    • c. machines die speciaal zijn ontworpen of in bedrijf zijn gesteld voor nucleaire doeleinden en waarvan een defect uitstoot van radioactiviteit tot gevolg kan hebben;

    • d. wapens, met inbegrip van vuurwapens;

    • e. landbouw- en bosbouwtrekkers voor de risico’s die vallen onder richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (PbEU L171), met uitzondering van de machines die op deze voertuigen zijn aangebracht;

    • f. motorvoertuigen en hun aanhangwagens die vallen onder richtlijn 70/156/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L42), met uitzondering van de machines die op deze voertuigen zijn aangebracht;

    • g. voertuigen die vallen onder richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad (PbEU L124), met uitzondering van de machines die op deze voertuigen zijn aangebracht;

    • h. motorvoertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor wedstrijden;

    • i. vervoermiddelen voor het vervoer door de lucht, over het water of over spoornetten, met uitzondering van de machines die op deze vervoermiddelen zijn aangebracht;

    • j. zeeschepen, mobiele offshore-eenheden en machines die aan boord van deze schepen of eenheden zijn geïnstalleerd;

    • k. machines die specifiek voor militaire of politiële doeleinden zijn ontworpen en geproduceerd;

    • l. machines die specifiek zijn ontworpen en gebouwd voor onderzoeksdoeleinden voor tijdelijk gebruik in laboratoria;

    • m. mijnliften;

    • n. machines voor het verplaatsen van kunstenaars tijdens een optreden;

    • o. de volgende elektrische en elektronische apparatuur, voor zover deze valt onder richtlijn 2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (gecodificeerde versie) (PbEU L374):

      • 1°. huishoudelijke apparaten die voor privégebruik zijn bestemd;

      • 2°. audio- en videoapparatuur;

      • 3°. apparatuur die wordt gebruikt in de informatietechnologie;

      • 4°. gewone kantoormachines;

      • 5°. schakelmaterieel en besturingsapparatuur voor laagspanning;

      • 6°. elektromotoren;

    • p. de volgende hoogspanningsinstallaties:

      • schakelmaterieel en besturingsapparatuur;

      • 2°. transformators.

Artikel 2

  • 1 Het is verboden machines en niet voltooide machines die niet voldoen aan de vervaardigingsvoorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld in de handel te brengen of in bedrijf te stellen.

  • 2 Het is verboden machines in de handel te brengen of in bedrijf te stellen anders dan met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen.

  • 3 Het is verboden machines en niet voltooide machines in de handel te brengen of in bedrijf te stellen anders dan met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot het voorhanden zijn van documenten.

  • 4 Het is verboden machines en niet voltooide machines in de handel te brengen of in bedrijf te stellen, indien de bij of krachtens dit besluit voorgeschreven overeenstemmings-, beoordelings- of keuringsprocedures niet in acht zijn genomen.

  • 5 Het is verboden hijskranen en hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer te verhandelen of te gebruiken, indien de bij of krachtens dit besluit voorgeschreven keuringsprocedures niet in acht zijn genomen.

  • 6 Het is verboden hijskranen en hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer te verhandelen of te gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot het voorhanden zijn van documenten.

  • 7 Het is verboden apparaten die geconstrueerd of bestemd zijn voor het manipuleren van tachografen in de handel te brengen, in bedrijf te stellen of reclame voor deze apparaten te maken.

Artikel 2a

Besluiten bedoeld in de artikelen 21, eerste en tweede lid, en 30 van de wet die betrekking hebben op machines worden onverwijld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bekendgemaakt in de Staatscourant dan wel op andere passende wijze.

Hoofdstuk 2. Vervaardiging

Artikel 3

  • 1 De fabrikant of diens gemachtigde draagt er zorg voor dat machines zodanig zijn ontworpen, samengesteld en vervaardigd, zodanige eigenschappen hebben en van zodanige vermeldingen zijn voorzien, dat zij geen gevaar opleveren voor de veiligheid of gezondheid van de mens en, in voorkomend geval, huisdieren of de veiligheid van zaken, wanneer zij op passende wijze zijn geïnstalleerd en onderhouden en overeenkomstig hun bestemming of in redelijkerwijs voorzienbare omstandigheden worden gebruikt.

  • 2 Indien op grond van de richtlijn van toepassing, draagt de fabrikant of diens gemachtigde er tevens zorg voor dat machines zodanig zijn ontworpen, samengesteld en vervaardigd, zodanige eigenschappen hebben en van zodanige vermeldingen zijn voorzien, dat zij geen gevaar opleveren voor het milieu, indien zij op passende wijze zijn geïnstalleerd en onderhouden en overeenkomstig hun bestemming of in redelijkerwijs voorzienbare omstandigheden worden gebruikt.

Artikel 3a

  • 1 De fabrikant of diens gemachtigde:

    • a. zorgt dat de machine voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen;

    • b. zorgt dat het technisch dossier beschikbaar is en voldoet aan bijlage VII, onder A, bij de richtlijn;

    • c. verstrekt de noodzakelijke informatie, waaronder in ieder geval de gebruiksaanwijzing;

    • d. stelt de EG-verklaring van overeenstemming op die voldoet aan bijlage II, deel 1, onder A, bij de richtlijn en zorgt dat deze de machine vergezelt;

    • e. brengt de CE-markering, bedoeld in artikel 6, op de machine aan, alvorens een machine in de handel te brengen of in bedrijf te stellen.

  • 2 De fabrikant of diens gemachtigde beschikt over of heeft toegang tot de middelen die nodig zijn om zich ervan te vergewissen dat de machine voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen.

  • 3 Indien op machines naast dit besluit ook andere besluiten, die voorzien in het aanbrengen van de CE-markering, van toepassing zijn, wordt door deze markering aangegeven dat de machines ook aan die andere besluiten voldoen.

  • 4 Indien de fabrikant of diens gemachtigde op grond van de in het derde lid bedoelde andere besluiten gedurende een overgangsperiode de toe te passen regeling kan kiezen, wordt door de CE-markering uitsluitend aangegeven dat de machine in overeenstemming is met de bepalingen van de door de fabrikant of diens gemachtigde toegepaste regelingen.

  • 5 De verwijzingen naar de toegepaste regelingen, zoals in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, worden in de EG-verklaring van overeenstemming vermeld.

Artikel 3b

  • 1 De fabrikant of diens gemachtigde vergewist zich, alvorens een niet voltooide machine in de handel te brengen, ervan dat:

    • a. de technische documenten, zoals beschreven in bijlage VII, onder B, bij de richtlijn, worden opgesteld;

    • b. de montagehandleiding, zoals beschreven in bijlage VI bij de richtlijn, wordt opgesteld;

    • c. de inbouwverklaring, zoals beschreven in bijlage II, deel 1, onder B, bij de richtlijn, wordt opgesteld.

  • 2 De fabrikant of diens gemachtigde voegt de montagehandleiding en de inbouwverklaring bij de niet voltooide machine totdat de inbouw is geschied, en zorgt dat deze vervolgens deel uitmaken van het technische dossier van de voltooide machine.

Artikel 3c

De CE-markering wordt niet aangebracht op machines, waarop dit besluit niet van toepassing is, tenzij de CE-markering op grond van een ander besluit mag worden aangebracht.

Artikel 4

Machines die voldoen aan de door Onze Minister die het aangaat aangewezen normen, en die met inachtneming van de procedures, genoemd in artikel 5, voorzien zijn van de in bijlage III van de richtlijn bedoelde aanduiding houdende de CE-markering en vergezeld gaan van de in bijlage II, punt A, van de richtlijn bedoelde EG-verklaring van overeenstemming, bestaande uit de in die bijlage aangegeven onderdelen voor zover deze van toepassing zijn, worden vermoed te voldoen aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen.

Hoofdstuk 3. Keuring en certificering

Artikel 5

  • 1 De CE-markering wordt uitsluitend op de machine aangebracht, indien de fabrikant of diens gemachtigde:

    • a. voor machines die niet worden genoemd in bijlage IV bij de richtlijn, de procedure, bedoeld in bijlage VIII bij de richtlijn, toepast;

    • b. voor machines die worden genoemd in bijlage IV bij de richtlijn en die zijn vervaardigd met inachtneming van de normen, bedoeld in artikel 4, indien deze normen alle van toepassing zijnde essentiële veiligheids- en gezondheidseisen betreffen:

      • 1°. de procedure, bedoeld in bijlage VIII bij de richtlijn, toepast;

      • 2°. de procedure, bedoeld in bijlage IX bij de richtlijn, toepast en de maatregelen, bedoeld in bijlage VIII, punt 3, bij de richtlijn, neemt; of

      • 3°. de procedure, bedoeld in bijlage X bij de richtlijn, toepast;

    • c. voor machines die worden genoemd in bijlage IV bij de richtlijn en die niet of slechts ten dele zijn vervaardigd met inachtneming van de normen, bedoeld in artikel 4, of die zijn vervaardigd met inachtneming van dergelijke normen terwijl op het moment van vervaardiging van de machines deze normen niet alle van toepassing zijnde essentiële veiligheids- en gezondheidseisen betreffen:

      • 1°. de procedure, bedoeld in bijlage IX bij de richtlijn, toepast en de maatregelen, bedoeld in bijlage VIII, punt 3, bij de richtlijn, neemt; of

      • 2°. de procedure, bedoeld in bijlage X bij de richtlijn, toepast.

  • 2 De kosten verbonden aan het afgeven van een verklaring van EG- typeonderzoek of van een goedkeuring van het kwaliteitborgingssysteem zijn voor rekening van de fabrikant.

Artikel 5a

  • 1 De fabrikant of diens gemachtigde die voornemens is aan het model van de machine of aan te vervaardigen en in de handel te brengen machines, waarvoor door een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie een verklaring van EG-typeonderzoek is afgegeven, wijzigingen aan te brengen, stelt deze instelling hiervan onverwijld in kennis.

  • 2 De EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie beoordeelt de wijzigingen en bevestigt de geldigheid van de bestaande verklaring van EG-typeonderzoek of stelt een nieuwe verklaring op als de overeenstemming met de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen of met de gebruiksvoorwaarden van het type door de wijzigingen in het geding kan komen. Artikel 5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 1 De in artikel 5 bedoelde aanduiding wordt duidelijk leesbaar en onuitwisbaar op de machine aangebracht, overeenkomstig de bijlagen I, punt 1.7.3, en III van de richtlijn.

  • 2 Ten aanzien van machines mogen geen vermeldingen, vaststellingen of aanduidingen worden gebezigd, welke met de in artikel 5 bedoelde aanduiding kunnen worden verward. Op de machines mogen andere markeringen worden aangebracht op voorwaarde dat de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering niet worden verminderd.

Artikel 6a

  • 1 Indien een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie vaststelt dat de fabrikant niet of niet langer aan de toepasselijke eisen van dit besluit voldoet of dat geen verklaring van EG-typeonderzoek of goedkeuring van het kwaliteitsborgingssysteem verleend had mogen worden, schort zij de verleende verklaring of goedkeuring op, dan wel trekt zij deze in of verbindt zij daar beperkingen aan, tenzij de naleving van de eisen is gewaarborgd door de toepassing van passende corrigerende maatregelen van de fabrikant.

  • 2 Indien de verklaring of goedkeuring wordt opgeschort, beperkt of ingetrokken of indien het nodig kan zijn dat Onze Minister die het aangaat maatregelen neemt, stelt de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie Onze Minister die het aangaat daarvan onverwijld in kennis.

Hoofdstuk 4. Verkeer en gebruik

Artikel 6c

Artikel 2, eerste tot en met vierde lid, is niet van toepassing op het tentoonstellen en demonstreren op (jaar)beurzen, exposities en bij demonstraties van machines of niet voltooide machines die niet in overeenstemming zijn met dit besluit, mits op een zichtbaar bord duidelijk is aangegeven dat zij niet in overeenstemming zijn met dit besluit en niet te koop zijn voordat zij door de fabrikant of zijn in de Europese Economische Ruimte gevestigde gevolmachtigde in overeenstemming zijn gebracht met dit besluit. Bij demonstraties zijn alle passende veiligheidsmaatregelen genomen om de bescherming van de mens te waarborgen.

Artikel 6d

  • 1 Een hijskraan met een bedrijfslast die gelijk is aan of hoger is dan twee ton wordt ten minste eenmaal per 12 maanden gekeurd. In aanvulling daarop wordt een mobiele kraan of torenkraan, die behoort tot een bij ministeriële regeling omschreven categorie, ten hoogste 24 maanden na de eerste ingebruikneming en vervolgens telkens na verloop van ten hoogste vierentwintig maanden gekeurd. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie kan verlangen dat een mobiele of torenkraan in geval van door haar geconstateerde ernstige gebreken, na een kortere termijn dan de termijnen, genoemd in de eerste en tweede volzin, wordt onderzocht op de staat van veiligheid.

  • 2 De periodieke keuring, bedoeld in het eerste lid, vindt ten hoogste een maand na het verstrijken van de genoemde periode plaats indien degene die de keuring uitvoert dit uit oogpunt van bedrijfsvoering noodzakelijk acht.

  • 3 De keuring bedoeld in het eerste lid, eerste zin, wordt uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling. In afwijking daarvan wordt de keuring bedoeld in het eerste lid, tweede zin, van een mobiele kraan of torenkraan uitgevoerd door een aangewezen instelling.

  • 4 De certificaathouder verstrekt de deskundige, Onze Minister of, indien Onze Minister een NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie heeft aangewezen, deze instelling, desgevraagd kosteloos alle informatie die nodig is voor de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens dit artikel.

Artikel 6e

  • 1 De deskundige, bedoeld in artikel 6d, derde lid, eerste zin, Onze Minister of, indien Onze Minister een NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie heeft aangewezen, deze instelling, geeft op verzoek een certificaat van goedkeuring af wanneer hij respectievelijk zij heeft vastgesteld dat de hijskraan, bedoeld in artikel 6d, voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde eisen.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de indiening van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en de afhandeling van het verzoek.

  • 3 De kosten van het afgeven van een certificaat van goedkeuring zijn voor rekening van de verzoeker tot afgifte van het certificaat.

Artikel 6ea

  • 1 De afgifte van een certificaat van goedkeuring, als bedoeld in artikel 6e, wordt geweigerd indien de verzoeker niet heeft voldaan aan de bij of krachtens dit besluit met betrekking tot het certificaat gestelde eisen.

  • 2 Een certificaat van goedkeuring kan worden geschorst, ten nadele van de certificaathouder worden gewijzigd of ingetrokken:

    • a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan de deskundige, bedoeld in artikel 6d, derde lid, eerste zin, Onze Minister of, indien Onze Minister een NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie heeft aangewezen, deze instelling, bij het afgeven van het certificaat redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan hij respectievelijk zij het certificaat niet of alleen met voorschriften, bedoeld in artikel 7a, vierde lid, van de wet, zou hebben gegeven;

    • b. op grond van door de certificaathouder verstrekte onjuiste inlichtingen over feiten en omstandigheden, mits de onjuistheid daarvan aan de houder bekend was of kon zijn;

    • c. indien de certificaathouder niet meer voldoet aan de bij of krachtens dit besluit met betrekking tot het certificaat gestelde eisen of zijn wettelijke verplichtingen niet meer naar behoren nakomt; of

    • d. indien de certificaathouder met zijn werkzaamheden, voor zover die door het certificaat worden gereguleerd, of door de wijze waarop hij die werkzaamheden verricht, ernstig gevaar veroorzaakt of kan veroorzaken voor personen.

Artikel 6f

  • 1 In de nabijheid van een hijskraan als bedoeld in artikel 6d, eerste lid, bevindt zich een kraanboek. In dit boek zijn in ieder geval de resultaten van de op grond van artikel 6d uitgevoerde keuringen op adequate wijze vermeld.

  • 2 Op het certificaat van goedkeuring wordt de datum van keuring vermeld, alsmede gegevens betreffende de identificatie van de hijskraan. Het certificaat van goedkeuring of een afschrift daarvan bevindt zich in de nabijheid van de hijskraan.

  • 3 Het kraanboek en het certificaat van goedkeuring of een afschrift daarvan worden desgevraagd getoond aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 25 van de wet.

Artikel 6fa

  • 1 Hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer worden na elke montage op een nieuwe arbeidsplaats en vervolgens telkens na verloop van ten hoogste zes maanden, op de arbeidsplaats door een aangewezen instelling gekeurd.

  • 2 Hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer worden voor de ingebruikneming na elke herstelling of wijziging op de arbeidsplaats door een NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie gekeurd.

  • 3 Bij de keuringen wordt getoetst of voldaan is aan de voor het desbetreffende hijs- en hefwerktuig geldende vervaardigingsvoorschriften, bedoeld in artikel 3. Indien uit de keuring blijkt dat wordt voldaan aan de voor het desbetreffende hijs- of hefwerktuig geldende vervaardigingsvoorschriften, bedoeld in artikel 3, geeft de NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie een certificaat van goedkeuring af. Op dit certificaat wordt tevens de herkeuringstermijn aangegeven. Het certificaat van goedkeuring of een afschrift daarvan bevindt zich in de nabijheid van het desbetreffende hijs- of hefwerktuig.

  • 4 Als blijk van goedkeuring brengt de NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie op een duidelijke zichtbare plaats op het desbetreffende hijs- of hefwerktuig een kenmerk aan waarop tevens de herkeuringstermijn, welke volgt uit het eerste lid, wordt aangegeven.

  • 5 In de nabijheid van het hijs- of hefwerktuig voor beroepsmatig personenvervoer bevindt zich het hijs- en hefwerktuigboek. In dit boek zijn in ieder geval de resultaten van de uitgevoerde keuringen op adequate wijze vermeld.

  • 6 Het eerste lid is niet van toepassing op hijs- en hefwerktuigen die al dan niet tijdelijk zijn verbonden met een machine en die uitsluitend bestemd zijn voor toegang tot de werkplek inclusief onderhoud en inspectie van die machine.

Hoofdstuk 5. Aanwijzing EU- en NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie

Paragraaf 1. EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie

Artikel 6g. Criteria voor aanwijzing

  • 1 Als EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie kunnen worden aangewezen de instellingen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. zij hebben rechtspersoonlijkheid;

    • b. zij zijn onafhankelijk van de door haar beoordeelde organisaties en het ontwerp of productie van de door de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie te beoordelen machines;

    • c. zij, hun hoogste leidinggevenden en hun medewerkers die de conformiteitsbeoordelingstaken verrichten, zijn niet ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de door hen beoordeelde machines, noch de gemachtigde van een van deze partijen;

    • d. zij, hun hoogste leidinggevenden en hun medewerkers die de conformiteitsbeoordelingstaken verrichten, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van deze machines. Zij oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld, in het gedrang kunnen brengen;

    • e. zij zorgen ervoor dat de activiteiten van hun dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten;

    • f. zij en hun medewerkers voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden;

    • g. zij zijn in staat alle conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten waarvoor zij zijn aangewezen ongeacht of deze taken door henzelf of namens hen en onder hun verantwoordelijkheid worden verricht;

    • h. zij beschikken te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elke soort en elke categorie machines waarvoor zij zijn aangewezen, over:

      • 1°. het benodigde personeel met voldoende technische kennis en voldoende passende ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten;

      • 2°. adequate beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures zijn gewaarborgd;

      • 3°. over voldoende beleid en geschikte procedures om naar behoren onderscheid te maken tussen werkzaamheden die zij verrichten als EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie, als NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie en anderszins; en

      • 4°. adequate procedures om bij het verrichten van de conformiteitsbeoordelingstaken voldoende rekening te houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin deze actief is, haar structuur, de relatieve complexiteit van de betrokken producttechnologieën, het massa- of seriële karakter van het productieproces;

    • i. zij beschikken over voldoende middelen om de technische en administratieve taken in verband met de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten adequaat uit te voeren en hebben toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten;

    • j. hun voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verantwoordelijke medewerkers beschikken over:

      • 1°. een gedegen technische en beroepsopleiding die alle relevante conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat, waarvoor zij zijn aangewezen;

      • 2°. voldoende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die zij verrichten en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren;

      • 3°. voldoende kennis over en inzicht in de essentiële eisen, de toepasselijke geharmoniseerde normen, de relevante communautaire wet- en regelgeving en de nationale wet- en regelgeving; en

      • 4°. de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht;

    • k. de onpartijdigheid van de EU-conformiteitsbeoordelingsinstanties, hun hoogste leidinggevenden en hun beoordelingspersoneel wordt gewaarborgd;

    • l. de beloning van hun hoogste leidinggevenden en hun beoordelingspersoneel hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten ervan;

    • m. zij sluiten een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid door de Nederlandse staat wordt gedekt of de Nederlandse staat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling;

    • n. hun medewerkers zijn gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan zij kennisnemen bij de uit hoofde van dit besluit verrichte conformiteitsbeoordelingstaken, behalve ten opzichte van de bevoegde autoriteiten; en

    • o. zij nemen deel aan, of zorgen er voor dat hun beoordelingspersoneel op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties die is opgericht uit hoofde van de desbetreffende communautaire wetgeving, en hanteren de door die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren;

    • p. EU-conformiteitsbeoordelingsinstanties brengen Onze Minister op de hoogte van:

      • 1°. elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van goedkeuringen;

      • 2°. omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van of de voorwaarden voor aanmelding;

      • 3°. informatieverzoeken over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van Onze Minister ontvangen; en

      • 4°. op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte conformiteits-beoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding;

    • q. EU-conformiteitsbeoordelingsinstanties verstrekken de andere uit hoofde van de richtlijn EU-conformiteitsbeoordelingsinstanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde soort machines of dezelfde veiligheidscomponenten voor machines verrichten, relevante informatie over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten, en, op verzoek, over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 6ga. Uitbesteden taken door EU-conformiteitsbeoordelingsinstanties

  • 1 Indien een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie conformiteitsbeoordelingstaken uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de eisen, bedoeld in artikel 6g, eerste lid, voldoet, en brengt zij Onze Minister hiervan op de hoogte.

  • 2 Een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie neemt de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de conformiteitsbeoordelingstaken die worden verricht door een onderaannemer of dochteronderneming.

  • 3 Een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie zorgt ervoor dat de activiteiten van een onderaannemer of dochteronderneming geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van de door haarzelf te verrichten conformiteitsbeoordelingstaken.

  • 4 Conformiteitsbeoordelingstaken mogen uitsluitend met instemming van de opdrachtgever uitbesteed of door een dochteronderneming worden verricht.

  • 5 Een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie houdt alle relevante documenten betreffende de beoordeling van de kwalificaties van een onderaannemer of dochteronderneming en betreffende de door een onderaannemer of dochteronderneming uit hoofde van dit besluit verrichte conformiteitsbeoordelingstaken ter beschikking van Onze Minister.

Artikel 6gb. De aanvraag tot aanwijzing

  • 1 De instelling, bedoeld in artikel 6g, dient de aanvraag tot aanwijzing in bij Onze Minister.

  • 2 Een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie toont aan dat zij voldoet aan de criteria, genoemd in de artikelen 6g, eerste lid, en 6ga, door middel van een accreditatie tegen de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen of delen daarvan, mits die normen de eerdergenoemde eisen dekken en de referentienummers van die normen in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.

  • 3 Indien de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie geen bewijs van accreditatie kan overleggen, verschaft zij Onze Minister alle bewijsstukken die nodig zijn om aan te tonen dat zij voldoet aan de criteria, genoemd in het tweede lid.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 6gc. Weigering, schorsing, wijziging of intrekking aanwijzing

  • 2 Een aanwijzing kan worden geschorst, ten nadele van de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie, worden gewijzigd of ingetrokken:

    • a. op grond van door de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie verstrekte onjuiste inlichtingen over feiten of omstandigheden, mits de onjuistheid daarvan aan deze instantie bekend was of kon zijn;

    • b. indien de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie niet meer voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6g, eerste en tweede lid, 6ga en 6gb, tweede en derde lid; of

    • c. indien de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie haar wettelijke verplichtingen niet meer naar behoren nakomt of de taken waarvoor zij is aangewezen, niet meer naar behoren uitvoert.

Artikel 6gd. Aanmeldende autoriteit

Bij de uitoefening van zijn taken als aanmeldende autoriteit voldoet Onze Minister aan artikel 14 van de richtlijn.

Artikel 6ge. Periodieke controle

  • 1 Tijdens de looptijd van de aanwijzing stelt Onze Minister periodiek vast of de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie:

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld betreffende het kosteloos verstrekken van gegevens en inlichtingen door de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie aan Onze Minister of de nationale accreditatie-instantie respectievelijk door Onze Minister of de nationale accreditatie-instantie de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie, die zijn verkregen door de uitvoering of het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke taken.

  • 3 Een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie die haar taken waarvoor zij is aangewezen, beëindigt, of waarvan de aanwijzing door Onze Minister wordt ingetrokken, is verplicht tijdig voorafgaand aan de beëindiging van de werkzaamheden respectievelijk de datum, waarop de aanwijzing eindigt, haar dossiers over te dragen aan een andere EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie waarmee de marktdeelnemer een overeenkomst is aangegaan. Indien er geen andere EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie is, draagt de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie de dossiers over aan Onze Minister.

Paragraaf 2. NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie

Artikel 6h. Criteria voor aanwijzing als NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie

  • 1 Als NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie kunnen worden aangewezen de instellingen die voldoen aan de volgende eisen:

    • a. eisen, genoemd in artikel 6g, eerste lid, a tot en met n;

    • b. zij beschikken over een registratiesysteem waarin de gegevens die samenhangen met en betrekking hebben op het verrichten van de conformiteitsbeoordelingstaken waarvoor zij aangewezen willen worden, naar behoren worden vastgelegd; en

    • c. zij hebben een schemabeheerder voor het ontwikkelen, onderhouden en publiekelijk en kosteloos toegankelijk maken van een schema, dat onverkort door hen wordt gebruikt. Deze schemabeheerder houdt naar behoren rekening met de belangen van alle partijen die belang hebben bij het schema, zonder dat één van de belangen de overhand heeft.

  • 2 Indien er meerdere NL-conformiteitsbeoordelingsinstanties zijn aangewezen:

    • a. nemen zij deel aan het door hen gezamenlijk te organiseren overleg ten einde te komen tot het geharmoniseerd verrichten van de conformiteitsbeoordelingstaken waarvoor zij zijn aangewezen;

    • b. wijzen zij een schemabeheerder aan voor het opstellen, onderhouden en publiekelijk en kosteloos toegankelijk maken van een gezamenlijk schema, dat onverkort door hen wordt gebruikt;

    • c. hanteren zij de in het overleg genomen administratieve beslissingen en opgestelde documenten als algemene richtsnoeren; en

    • d. zorgen zij ervoor dat hun medewerkers die de conformiteitsbeoordelingstaken verrichten, op de hoogte zijn van de activiteiten, administratieve beslissingen en opgestelde documenten van het overleg.

  • 3 NL-conformiteitsbeoordelingsinstanties brengen Onze Minister op de hoogte van:

    • a. elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van goedkeuringen;

    • b. omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van of de voorwaarden voor aanwijzing;

    • c. informatieverzoeken over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van Onze Minister ontvangen; en

    • d. op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanwijzing verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten waaronder uitbesteding.

  • 4 NL-conformiteitsbeoordelingsinstanties verstrekken de andere uit hoofde van dit besluit aangewezen NL-conformiteitsbeoordelingsinstanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor machines verrichten, relevante informatie over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten, en, op verzoek, over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 6ha. Uitbesteden taken door NL-conformiteitsbeoordelingsinstanties

Op het uitbesteden van conformiteitsbeoordelingstaken door een NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie is artikel 6ga van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6hb. De aanvraag tot aanwijzing

  • 1 De instelling, bedoeld in artikel 6h, dient de aanvraag tot aanwijzing in bij Onze Minister.

  • 2 Een NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie toont aan dat zij voldoet aan de criteria, genoemd in de artikelen 6h, eerste, tweede, derde en vierde lid, en artikel 6ha, door middel van een accreditatie tegen de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen of delen daarvan, mits die normen de eerdergenoemde eisen dekken en de referentienummers van die normen in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.

  • 3 Indien de NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie geen bewijs van accreditatie kan overleggen, verschaft zij Onze Minister alle bewijsstukken die nodig zijn om aan te tonen dat zij voldoet aan de criteria, genoemd in het tweede lid.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 6hc. Weigering, schorsing, wijziging of intrekking aanwijzing

  • 2 Een aanwijzing kan worden geschorst, ten nadele van de NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie worden gewijzigd of ingetrokken:

    • a. Op grond van door de NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie verstrekte onjuiste inlichtingen over feiten of omstandigheden, mits de onjuistheid daarvan aan die instantie of dienst bekend was of kon zijn;

    • b. Indien een NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie niet meer voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6h, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 6ha en 6hb, tweede, derde en vierde lid; of

    • c. Indien een NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie haar wettelijke verplichtingen niet meer naar behoren nakomt of de taken waarvoor zij is aangewezen, niet meer naar behoren uitvoert.

Artikel 6hd. Periodieke controle

Artikel 6i. De weigering, schorsing, wijziging of intrekking van een aanwijzing

[Vervallen per 20-04-2016]

Artikel 6j. Periodieke controle van een aangewezen instelling en aangewezen aangemelde instelling

[Vervallen per 20-04-2016]

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6l

Instellingen die op het tijdstip waarop artikel II, eerste, derde en vierde lid, van de Wet van 1 november 2001 tot wijziging van de Warenwet met het oog op de incorporatie van productveiligheidsvoorschriften uit de Wet op de gevaarlijke werktuigen, zulks onder intrekking van deze wet en de Stoomwet (Stb. 557) in werking treedt, door Onze Minister krachtens artikel 20 van de Arbeidsomstandighedenwet zijn aangewezen om de keuringen, bedoeld in artikel 6d, uit te voeren, worden aangemerkt als aangewezen instellingen.

Artikel 7a. Certificaat van goedkeuring

Een certificaat van goedkeuring, afgegeven op grond van de wet, en geldend op dag, voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van het besluit van 7 september 2009, Stb. 395 wordt geacht te zijn afgegeven met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde bepalingen, zoals die luiden met ingang van de datum van inwerkingtreding van evengenoemd besluit, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6d en 6ea.

Artikel 7b. Aangewezen (aangemelde) instelling op verzoek

  • 1 De aanwijzing als aangewezen instelling en aangewezen aangemelde instelling op verzoek, afgegeven op grond van de wet, en geldend op de dag, voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van het besluit van 7 september 2009, Stb. 395 worden geacht te zijn gegeven met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde bepalingen, zoals die luiden met ingang van de datum van evengenoemd besluit.

  • 2 Onverminderd het derde en zesde lid, vervalt de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, van rechtswege vierentwintig maanden na de datum van inwerkingtreding van de voor het werkveld waarop de betrokken instelling werkzaam is, geldende ministeriële regeling, bedoeld in artikel 6g, derde lid.

  • 3 De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, met een vervaldatum, gelegen voor de in het tweede lid bedoelde vervaldatum, vervalt van rechtswege op de oorspronkelijke vervaldatum, tenzij de betrokken instelling binnen vijf maanden na de datum van inwerkingtreding van de voor het werkveld waarop de instelling werkzaam is, geldende ministeriële regeling, bedoeld in artikel 6g, derde lid, en voorafgaand aan de oorspronkelijke vervaldatum een verzoek tot beoordeling ten behoeve van een hernieuwde aanwijzing heeft ingediend bij de Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht. Alsdan blijft de aanwijzing van kracht tot uiterlijk de in het tweede lid bedoelde vervaldatum van rechtswege.

  • 4 De instelling waarvan de aanwijzing op grond van het bepaalde in het tweede of derde lid vervalt, kan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vragen om hernieuwde aanwijzing met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde bepalingen, zoals die luiden met ingang van de datum van inwerkingtreding van het besluit van 7 september 2009, Stb. 395.

  • 5 In afwijking van artikel 6h, vierde lid, zijn de aan de beoordeling door de in het derde lid genoemde Stichting Raad voor Accreditatie verbonden kosten voor rekening van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, indien de instelling, bedoeld in het eerste lid, een verzoek tot beoordeling ten behoeve van een hernieuwde aanwijzing heeft ingediend bij voornoemde Stichting Raad voor Accreditatie binnen vijf maanden na de datum van inwerkingtreding van de voor het werkveld waarop de instelling werkzaam is, geldende ministeriële regeling, bedoeld in artikel 6g, derde lid.

  • 6 Indien Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op een aanvraag tot hernieuwde aanwijzing beslist op een tijdstip, gelegen voor de in het tweede lid bedoelde vervaldatum van rechtswege, vervalt de oorspronkelijke aanwijzing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de hernieuwde aanwijzing.

Artikel 7c. Overgangsbepaling aangewezen en aangemelde aangewezen instellingen

De aanwijzing als aangemelde aangewezen instelling of aangewezen instelling op verzoek als bedoeld in artikel 6g en 6h, zoals die luidden op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding, genoemd in artikel 42, tweede lid, van dit besluit, afgegeven op grond van de wet en geldend op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding, genoemd in artikel 42, tweede lid, van genoemd besluit, worden geacht te zijn afgegeven met inachtneming van de bij of krachtens Hoofdstuk 5, paragrafen 1 en 2, gestelde bepalingen van genoemd besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1993, met dien verstande dat machines, met uitzondering van machines waarop het Besluit machines van toepassing was, die voor de datum van inwerkingtreding voor het eerst zijn verhandeld en die voldoen aan de van toepassing zijnde regelgeving zoals die luidde direct voor de inwerkingtreding van dit besluit, nog tot 31 december 1994 mogen worden verhandeld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage , 30 juni 1992

Beatrix

De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H. J. Simons

Uitgegeven de zestiende juli 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin