Besluit van 30 juni 1992 houdende regelen betreffende de veiligheid van machines
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van
13 december 1991, VVP/P-U 692408, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van
Economische Zaken en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Overwegende, dat het, gelet op richtlijn 89/392/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1989, inzake de onderlinge
aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten betreffende machines (PbEG L 183) en richtlijn 91/368/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juni 1991 tot wijziging van richtlijn 89/392/EEG (PbEG L 198), noodzakelijk is regels te stellen ten aanzien van de veiligheid van machines;
Gelet op de artikelen 4, eerste lid, onderdeel a, 8, onderdelen a, b en c, 11, 12, 13 en 14 van de Warenwet (Stb. 1988, 360);
Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 18 september 1991, nr 14403/(41)5;
De Raad van State gehoord (advies van 14 april 1992, nr. W13.92.0006);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
van 12 juni 1992, VVP/P 921207, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van
Economische Zaken en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan: