Regeling sanctiebepalingen IOAW en IOAZ

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-04-2005.
Geldend van 16-10-1992 t/m heden

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder

a. IOAW:

de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Stb. 1987, 92);

b. IOAZ:

de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Stb. 1987, 281);

c. grondslag:

de voor de werkloze werknemer dan wel de gewezen zelfstandige toepasselijke grondslag als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de IOAW onderscheidenlijk artikel 4, vijfde lid, van de IOAZ.

d. uitkering:

de uitkering op grond van de IOAW onderscheidenlijk de IOAZ.

Artikel 3

De gedragingen bedoeld in artikel 15, eerste en tweede lid, van de IOAW en artikel 15, eerste en tweede lid, van de IOAZ worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1. eerste categorie:

    het zich niet als werkzoekende doen inschrijven bij het arbeidsbureau, dan wel de inschrijving niet tijdig doen verlengen;

  • 2. tweede categorie:

    • a. het in onvoldoende mate trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen dan wel anderszins zich onvoldoende inzetten ter verwerving van de voorziening in het bestaan;

    • b. het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de toepassing van de IOAW dan wel de IOAZ, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

    • c. het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot inschakeling in de arbeid, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding;

  • 3. derde categorie:

    • a. gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • b. het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een voor de inschakeling in de arbeid noodzakelijk geachte scholing of opleiding;

  • 4. vierde categorie:

    • a. het niet aanvaarden van passende arbeid;

    • b. het door eigen toedoen niet behouden van arbeid in dienstbetrekking dan wel anderszins zich onvoldoende inzetten voor het behoud van de voorziening in het bestaan.

Artikel 4

  • 1 De tijdelijke, gedeeltelijke weigering van de uitkering bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de IOAW en de IOAZ wordt vastgesteld op:

    • a. vijf procent van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b. tien procent van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c. twintig procent van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d. twintig procent van de grondslag gedurende twee maanden bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2 De periode van gedeeltelijke weigering van de uitkering wordt verdubbeld, ingeval van opnieuw optreden van verwijtbare gedragingen als genoemd in het eerste lid binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging.

's-Gravenhage, 13 juli 1992

De

Staatssecretaris

voornoemd,

E. ter Veld