Onder intrekking van de aanschrijvingen van 5 augustus 1970, B70/10301 (PH-106) en
9 juli 1973, B73/11857 (IB’65-409, LB’65-209) deel ik u het volgende mede.
Het komt regelmatig voor dat buitenlandse studenten via bemiddeling van hier te lande
gevestigde (onderwijs)instellingen in de gelegenheid worden gesteld bij een eveneens
hier te lande gevestigde werkgever een stage door te maken. Deze studenten-stagiairs
staan in het algemeen op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel f, van de Wet
op loonbelasting 1964 in fictieve dienstbetrekking tot de werkgever, waardoor de door
hen als student/stagiair genoten beloningen in beginsel aan de inhouding van loonbelasting
zijn onderworpen. Hierop kunnen de specifieke bepalingen inzake beloningen van studenten/stagiairs
in de door Nederland met andere staten gesloten belastingverdragen inbreuk maken.
Op grond van dergelijke bepalingen kunnen namelijk beloningen onder bepaalde voorwaarden
in Nederland zijn vrijgesteld van belastingheffing.
Daarnaast is in beginsel een ieder die in Nederland woont, verzekerd voor de volksverzekeringen
en daarmee ook premieplichtig. Ten aanzien van buitenlandse studenten is hierop in
het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 (Stb.
164) een uitzondering gemaakt.
Ingevolge artikel 22 is degene die niet duurzaam en uitsluitend wegens studieredenen
in Nederland woont, niet verzekerd en derhalve evenmin premieplichtig.
Voorwaarde is wel dat op hem een buitenlandse wettelijke regeling van toepassing blijft.
Van studeren is slechts sprake indien de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels
in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding.
Dit betekent dat de stagewerkzaamheden onderdeel of voorwaarde moeten zijn van respectievelijk
studie of beroepsopleiding, dan wel dat zij onderworpen dienen te zijn aan toezicht
of bemoeienis van de onderwijsinstelling.
Kan de buitenlandse student niet geacht worden in Nederland te wonen en is sprake
van een echte dienstbetrekking, dan bestaat verplichte verzekering op grond van artikel
6, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet en de overeenkomstige bepalingen
van de Algemene Weduwen- en Wezenwet, de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet.
Buitenlandse studenten die uitsluitend op grond van de fictie van artikel 3, eerste
lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 in de heffing van de loonbelasting
worden betrokken kunnen derhalve niet als verzekerden krachtens vorenbedoelde wetten
worden aangemerkt.
Met het oog op de premieheffing dient derhalve van geval tot geval te worden beoordeeld
ten aanzien van niet in Nederland wonende buitenlandse studenten of sprake is van
een echte dan wel een fictieve dienstbetrekking.
Goedkeuring
In overleg met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heb ik op
praktische gronden aanleiding gevonden goed te keuren dat de ten aanzien van de inhoudingsplichtige/werkgever
bevoegde inspecteur op gezamenlijk verzoek van de student/stagiair en de werkgever
toestemming kan verlenen de inhouding van de loonbelasting/premie volksverzekeringen
over de beloningen aan de buitenlandse studenten-stagiairs achterwege te laten indien
en voor zover
-
– het beloningen betreft in de vorm van een vergoeding voor kosten van levensonderhoud
(of gelijksoortige verstrekkingen in natura) en zakgeld,
-
– welke worden toegekend aan buitenlandse studenten-stagiairs, die bij hier te lande
gevestigde inhoudingsplichtigen/werkgevers in het kader van hun studie of beroepsopleiding
als stagiair werkzaam zijn,
-
– die hier te lande tijdelijk en voor niet langer dan zes maanden verblijven.
De inhoudingsplichtige dient na afloop van het kalenderjaar via loonbelastingkaarten
aan de Belastingdienst opgave te doen van de aan de studentenstagiairs uitbetaalde
bedragen.
Ik keur daarnaast goed dat vorenbedoelde beloningen evenmin in de heffing van de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen bij wege van aanslag worden betrokken.