1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
bedrijfslichaam: een produktschap of bedrijfschap bedoeld in artikel 66 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;
samenwerkingslichaam: rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 110 Wet op de bedrijfsorganisatie;
dier: dier dat wordt gehouden, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald en
met dien verstande dat artikel 36 tevens van toepassing is op dieren die niet worden gehouden;
vee: herkauwende en eenhoevige dieren en varkens;
pluimvee: dieren zijnde hoenderachtigen, eenden of ganzen;
besmettelijke dierziekte: elke aantasting van de gezondheid van een dier die gevaar
kan opleveren voor de gezondheid van andere dieren of van de mens;
smetstof: elk micro-organisme of virus dat, of elke andere biologische eenheid die,
een infectieziekte en elke parasiet, die een parasitaire ziekte bij dieren kan veroorzaken;
schadelijke stoffen: stoffen die de gezondheid van mens of dier kunnen aantasten;
zieke dieren: dieren die zijn aangetast door een krachtens artikel 15, eerste lid, aangewezen dierziekte;
verdachte dieren: dieren die overeenkomstig artikel 15, vierde lid, verdacht worden gevaar op te leveren voor verspreiding van een krachtens artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke dierziekte;
produkten van dierlijke oorsprong: van dier afkomstige produkten al dan niet be- of
verwerkt;
houder: eigenaar, houder of hoeder;
Diergezondheidsfonds: fonds als bedoeld in artikel 95a.