Stb. 2005, 487, datum inwerkingtreding 01-01-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 20-01-2003.
1 Uit het Diergezondheidsfonds wordt aan de eigenaar een tegemoetkoming in de schade
uitgekeerd, indien:
-
a. dieren krachtens het bepaalde in artikel 22, eerste lid, onderdeel f, worden gedood;
-
b. produkten en voorwerpen krachtens het bepaalde in artikel 22, eerste lid, onderdeel
g, onschadelijk worden gemaakt;
-
c. maatregelen krachtens het bepaalde in artikel 22, tweede lid, onderdeel f en g, zijn
toegepast.
2 De tegemoetkoming in de schade bedraagt:
-
a. voor verdachte dieren: de waarde in gezonde toestand,
-
b. voor zieke dieren: het bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gedeelte van
de waarde in gezonde toestand,
-
c. voor produkten en voorwerpen: de waarde op het moment van de maatregel,
met dien verstande dat indien voor de vaststelling van de waarde van bepaalde dieren,
producten of voorwerpen bij of krachtens de artikelen 87a, 87b en 87c regels zijn
gesteld, de waarde van die dieren, producten of voorwerpen overeenkomstig die regels
wordt vastgesteld.
3 Aan de toekenning van een tegemoetkoming kunnen door Onze Minister voorwaarden worden
verbonden welke betrekking kunnen hebben op:
-
a. de inrichting van het bedrijf;
-
b. de hygiëne op het bedrijf;
-
c. de herbevolking van het bedrijf;
-
d. de bedrijfsbegeleiding door een dierenarts;
-
e. op het bedrijf te nemen preventieve maatregelen;
en voor zover, de eigenaar niet bedrijfsmatig dieren houdt:
-
a. de inrichting van de verblijfsruimten voor dieren;
-
b. de hygiëne in de verblijfsruimten voor dieren;
-
c. de herbevolking van de verblijfsruimten voor dieren;
-
d. de te nemen preventieve maatregelen.
4 Onze Minister kan de uitbetaling van de tegemoetkoming opschorten totdat aan de ingevolge
het derde lid gestelde voorwaarden is voldaan, dan wel aan degene aan wie de tegemoetkoming
is toegekend, de verplichting opleggen zekerheid te stellen voor de juiste nakoming
van de krachtens dat lid gestelde voorwaarden.
5 Onze Minister kan bepalen, dat in afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede
lid, geen tegemoetkoming wordt toegekend, dan wel dat de tegemoetkoming op een geringer
bedrag wordt bepaald, voor zover het optreden van de besmettelijke ziekte mede aan
betrokkene te wijten is.
6 Een zelfde bevoegdheid heeft Onze Minister indien wordt vastgesteld dat de eigenaar
aan zijn krachtens artikel 4 of krachtens artikel 92 opgelegde verplichtingen niet
of niet volledig heeft voldaan.
7 Onze Minister kan het bedrag van de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk terugvorderen,
indien aan de aan deze tegemoetkoming krachtens het derde lid gestelde voorwaarden
niet of niet ten volle is voldaan.