Stb. 2003, 323, datum inwerkingtreding 22-08-2003, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2003.
1 Indien uit een op grond van artikel 19, eerste of tweede lid, ingesteld onderzoek
blijkt dat de omvang van de bekostiging of aanvullende bekostiging voor een school
onjuist is vastgesteld, kan Onze Minister tot uiterlijk één jaar na ontvangst van
de bevindingen uit dat onderzoek correcties aanbrengen op de desbetreffende bekostiging
of aanvullende bekostiging. Onze Minister deelt het bevoegd gezag uiterlijk één jaar
na ontvangst van deze bevindingen schriftelijk mede of en zo ja welke correcties hij
aanbrengt.
2 Indien uit de jaarrekening, uit de in artikel 18, derde lid, bedoelde verklaring van
de accountant of uit op grond van artikel 19 ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging
of aanvullende bekostiging voor een school waarop de jaarrekening betrekking heeft,
onrechtmatig is besteed of ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat
het desbetreffende gedeelte van de bekostiging of aanvullende bekostiging niet ten
laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht
op de bekostiging respectievelijk aanvullende bekostiging. Onze Minister doet hiervan
binnen een jaar na de ontvangst van de jaarrekening, respectievelijk binnen een jaar
na ontvangst van de bevindingen uit dat onderzoek, schriftelijk mededeling aan het
bevoegd gezag.
3 Indien daarvoor naar zijn oordeel aanleiding is, kan Onze Minister de in het eerste
lid bedoelde termijn waarbinnen correcties kunnen worden aangebracht, alsmede de in
het tweede lid bedoelde termijn, met ten hoogste een jaar verlengen.
Stb. 2003, 323, datum inwerkingtreding 22-08-2003, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2003.
1 Indien uit een op grond van artikel 19, eerste of tweede lid, ingesteld onderzoek
blijkt dat de omvang van de bekostiging of aanvullende bekostiging voor een school
onjuist is vastgesteld, kan Onze Minister tot uiterlijk één jaar na ontvangst van
de bevindingen uit dat onderzoek correcties aanbrengen op de desbetreffende bekostiging
of aanvullende bekostiging. Onze Minister deelt het bevoegd gezag uiterlijk één jaar
na ontvangst van deze bevindingen schriftelijk mede of en zo ja welke correcties hij
aanbrengt.
2 Indien uit de jaarrekening, uit de in artikel 18, derde lid, bedoelde verklaring van
de accountant of uit op grond van artikel 19 ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging
of aanvullende bekostiging voor een school waarop de jaarrekening betrekking heeft,
onrechtmatig is besteed of ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat
het desbetreffende gedeelte van de bekostiging of aanvullende bekostiging niet ten
laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht
op de bekostiging respectievelijk aanvullende bekostiging. Onze Minister doet hiervan
binnen een jaar na de ontvangst van de jaarrekening, respectievelijk binnen een jaar
na ontvangst van de bevindingen uit dat onderzoek, schriftelijk mededeling aan het
bevoegd gezag.
3 Indien daarvoor naar zijn oordeel aanleiding is, kan Onze Minister de in het eerste
lid bedoelde termijn waarbinnen correcties kunnen worden aangebracht, alsmede de in
het tweede lid bedoelde termijn, met ten hoogste een jaar verlengen.
Stb. 2003, 323, datum inwerkingtreding 22-08-2003, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2003.
1 Indien uit een op grond van artikel 19, eerste of tweede lid, ingesteld onderzoek
blijkt dat de omvang van de bekostiging of aanvullende bekostiging voor een school
onjuist is vastgesteld, kan Onze Minister tot uiterlijk één jaar na ontvangst van
de bevindingen uit dat onderzoek correcties aanbrengen op de desbetreffende bekostiging
of aanvullende bekostiging. Onze Minister deelt het bevoegd gezag uiterlijk één jaar
na ontvangst van deze bevindingen schriftelijk mede of en zo ja welke correcties hij
aanbrengt.
2 Indien uit de jaarrekening, uit de in artikel 18, derde lid, bedoelde verklaring van
de accountant of uit op grond van artikel 19 ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging
of aanvullende bekostiging voor een school waarop de jaarrekening betrekking heeft,
onrechtmatig is besteed of ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat
het desbetreffende gedeelte van de bekostiging of aanvullende bekostiging niet ten
laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht
op de bekostiging respectievelijk aanvullende bekostiging. Onze Minister doet hiervan
binnen een jaar na de ontvangst van de jaarrekening, respectievelijk binnen een jaar
na ontvangst van de bevindingen uit dat onderzoek, schriftelijk mededeling aan het
bevoegd gezag.
3 Indien daarvoor naar zijn oordeel aanleiding is, kan Onze Minister de in het eerste
lid bedoelde termijn waarbinnen correcties kunnen worden aangebracht, alsmede de in
het tweede lid bedoelde termijn, met ten hoogste een jaar verlengen.