Onderdelen assurance-rapport
[Regeling vervallen per 01-07-2015]
Inzake de hierna genoemde elementen uit de dVi over het verslagjaar, inclusief verantwoording
omtrent woningtoewijzingen, zal een oordeel afgegeven moeten worden. Hieronder wordt
per onderdeel een nadere toelichting verstrekt waarbij tevens wordt ingegaan op de
mate van diepgang van de uit te voeren werkzaamheden:
-
1.
Onderdeel dVi 2.1 – Ontwikkeling vastgoedportefeuille
De accountant stelt vast dat de ontwikkeling van de voorraad woongelegenheden in overeenstemming
is met het feitelijke verloop van de voorraad woongelegenheden volgens de administratie
en de jaarrekening. De accountant dient een oordeel te geven over de juistheid en
volledigheid van de opgevoerde aantallen (beginstand, nieuwbouw huur, aankoop, verkoop,
sloop, overige mutaties en eindstand) per woningtype (goedkoop Wht, betaalbaar Wht,
duur tot huurtoeslaggrens Wht, duur boven huurtoeslaggrens Wht en onzelfstandige overige
wooneenheden). Dit oordeel dient ook gegeven te worden voor de aantallen nieuwbouw
koop, nieuwbouw voor derden voor verhuur en verbeteringen > € 20.000.
-
2.
Onderdeel dVi 2.2A – Kenmerken vastgoedportefeuille – Samenstelling bezit verslagjaar
De accountant stelt vast dat de in onderdeel 2.2A van de dVi opgenomen toelichting
in overeenstemming is met de feitelijke voorraad woongelegenheden volgens de administratie.
De accountant stelt vast dat de opgegeven heffingsgrondslag in overeenstemming is
met de voorwaarden in het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (in beheer versus in eigendom). De accountant stelt vast dat de uitsplitsing naar
type woongelegenheden en niet-woongelegenheden juist is weergegeven, waarbij de accountant
voor niet-woongelegenheden ook de juistheid en de volledigheid van het aantal vierkante
meters bij zijn controle betrekt. De juistheid en volledigheid van het aantal vierkante
meters kan onder meer worden vastgesteld door aansluiting te zoeken met periodieke
inventarisaties die door de toegelaten instelling zijn uitgevoerd, huurcontracten
of gegevens in het kadaster.
-
3.
Onderdeel dVi 3.1.1 – Balans en Winst- en verliesrekening enkelvoudig
De accountant stelt vast dat de financiële gegevens inzake de enkelvoudige balans
en winst- en verliesrekening in overeenstemming zijn met de (eerdere) enkelvoudige
jaarrekening(en), bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Bbsh waarbij door de accountant een controleverklaring is afgegeven. Indien
de toegelaten instelling in de jaarrekening is afgeweken van de modellen zoals die
zijn opgenomen in de nieuwe RJ 645 (2011) (en die volledig zijn overgenomen in de
dVi over verslagjaar 2012) stelt de accountant vast dat de vertaling vanuit de jaarrekening
naar de dVi op een juiste wijze heeft plaatsgevonden. In de dVi over verslagjaar 2012
is overigens uitsluitend het categoriale model van de winst- en verliesrekening opgenomen
-
4.
Onderdeel dVi 3.1.2 – Balans en Winst- en verliesrekening geconsolideerd
De accountant stelt vast dat de financiële gegevens inzake de geconsolideerde balans
en winst- en verliesrekening in overeenstemming zijn met de (eerdere) geconsolideerde
jaarrekening(en), bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Bbsh waarbij door de accountant een controleverklaring is afgegeven. Indien
de toegelaten instelling in de jaarrekening is afgeweken van de modellen zoals die
zijn opgenomen in de nieuwe RJ 645 (2011) (en die volledig zijn overgenomen in de
dVi over verslagjaar 2012) stelt de accountant vast dat de vertaling vanuit de jaarrekening
naar de dVi op een juiste wijze heeft plaatsgevonden. In de dVi over verslagjaar 2012
is overigens uitsluitend het categoriale model van de winst- en verliesrekening opgenomen.
-
5.
Onderdeel dVi 3.2.4 – Toelichting onrendabele investeringen
De accountant stelt vast dat de gegevens inzake de onrendabele investering in overeenstemming
zijn met de administratie en de door de accountant gecontroleerde jaarrekening over
betreffend boekjaar. Hierbij dient onderscheid gemaakt te worden tussen de onrendabele
investering die in mindering is gebracht op de post materiële vaste activa in ontwikkeling
en de onrendabele investering welke in de voorziening onrendabele investering nieuwbouw
is opgenomen. De accountant stelt hierbij vast dat het onderscheid tussen investeringen
waarvoor feitelijke verplichtingen (intern geformaliseerd en extern gecommuniceerd)
zijn aangegaan en investeringen waarvoor juridische verplichtingen zijn aangegaan
op een juiste wijze is weergegeven.
-
6.
Onderdeel dVi 3.2.5 – Toelichting resultaat verkoop
De accountant stelt vast dat de opgenomen gegevens omtrent het resultaat dat reeds
is verantwoord op de nog lopende nieuwbouwprojecten koopwoningen binnen de toegelaten
instelling, welke na balansdatum worden opgeleverd, in overeenstemming zijn met administratie
en de door de accountant gecontroleerde jaarrekening(en) over het betreffende verslagjaar
en voorgaande verslagjaren. Indien in deze lopende nieuwbouwprojecten koopwoningen
zijn opgenomen welke verkocht worden onder voorwaarden dient het (niet gerealiseerde)
resultaat op deze verkopen op een afzonderlijke regel verantwoord te worden.
-
7.
Onderdeel dVi 3.2.7 – Latente Belastingvorderingen
De accountant stelt vast dat de opgenomen gegevens omtrent de latente belastingvordering
in overeenstemming zijn met de administratie en de door de accountant gecontroleerde
jaarrekening over het betreffende boekjaar.
-
8.
Onderdeel dVi 3.2.8 – Verliezen van niet gerealiseerde projecten
De accountant stelt vast dat de opgenomen gegevens omtrent de verliezen van niet gerealiseerde
projecten binnen de toegelaten instelling in overeenstemming zijn met de administratie
en de door de accountant gecontroleerde jaarrekening over het betreffende boekjaar.
Het betreft alle projectverliezen van niet gerealiseerde projecten die via het resultaat
ten laste van het vermogen zijn gebracht. De accountant beoordeelt hiertoe alle in
het boekjaar verwerkte afboekingen en stelt vast of deze betrekking hebben op niet
gerealiseerde projecten.
-
9.
Onderdeel dVi 3.3.1 – Verbindingen
De accountant stelt vast dat alle verbindingen die in de jaarrekening zijn genoemd
ook zijn opgenomen in hoofdstuk 3.3.1. Verder onderzoekt de accountant of er (naast
de verbindingen die in de jaarrekening zijn vermeld) nog andere samenwerkingsverbanden
zijn die op grond van de definitie (zie: artikel 2a van het Bbsh) kwalificeren als verbinding en of deze in de dVi zijn opgenomen. Voorts
stelt de accountant vast dat de financiële gegevens over verbindingen, zoals deze
in hoofdstuk 3.3.1. en 3.3.11 zijn opgenomen, overeenkomen met de vergelijkbare financiële
gegevens in de jaarrekening en het jaarverslag van de toegelaten instelling en de
verbinding. De accountant stemt deze toelichtingen integraal af met betreffende bescheiden.
De accountant stelt hierbij specifiek vast dat ook alle overige verbindingen (conform
definitie in artikel 2a van het Bbsh) zijn opgenomen (met uitzondering van verbindingen die de toegelaten
instelling heeft ten gevolge van financiële of bestuurlijke banden met verenigingen
van eigenaren).
-
10.
Onderdeel dVi 3.3.11 – Ontwikkeling totale actuele waarde verbindingen
De accountant stelt voor de verantwoorde verbindingen vast dat de opgenomen actuele
waarde van de materiële vaste activa in exploitatie overeenkomt met de bepaling van
de nettovermogenswaarde volgens de waarderingsgrondslagen van de toegelaten instelling.
-
11.
Onderdeel dVi 3.4.1B – Grondposities
De accountant stelt vast dat de gegevens inzake de grondposities in overeenstemming
zijn met de administratie en de door de accountant gecontroleerde (geconsolideerde)
jaarrekening over het betreffende boekjaar. De accountant stelt hierbij vast dat alle
bijbehorende mutaties (gesplitst naar lopend boekjaar en cumulatief) zijn verantwoord.
De accountant stelt vast dat de uitsplitsing naar voorraad- en waardemutaties op een
juiste wijze is weergegeven. Daarnaast stelt de accountant vast dat het aantal opgegeven
m2 in overeenstemming is met de (project-)administratie.
Grondaankopen in het kader van de MG betreffen de aankoop van alle grondposities zowel
met bouw- als zonder bouwbestemming (eventueel inclusief onroerende zaken). Dit betreft
ook posities die tijdelijk geëxploiteerd worden en waar derhalve nog geen sprake is
van directe sloop om daarna (vervangende) nieuwbouw te plegen. Indien de bouw feitelijk
van start is gegaan in het verslagjaar is er geen sprake (meer) van een grondpositie.
Voor aankopen van woningbezit (met bouwbestemming) dat vervolgens (door)geëxploiteerd
gaat worden is er geen sprake van een te verantwoorden grondaankoop. Aankoop van bezit
niet zijnde woongelegenheden kwalificeert als grondaankoop in de zin van de MG, ongeacht
of de niet-woongelegenheden zullen worden doorgeëxploiteerd (denk aan industrie- of
golfterreinen).
-
12.
Onderdeel dVi 3.4.3 – Niet verkochte nieuwbouw koopwoongelegenheden
De accountant stelt vast dat de gegevens inzake de niet verkochte nieuwbouw koopwoongelegenheden
in overeenstemming zijn met de administratie en de door de accountant gecontroleerde
(geconsolideerde) jaarrekening over het betreffend boekjaar. Hierbij dient de toegelaten
instelling tevens afzonderlijk inzicht te geven in de niet verkochte nieuwbouw koopwoongelegenheden
in de verbindingen van de toegelaten instelling.
-
13.
Onderdeel dVi 4.1.1 – Specificatie bedrijfswaarde door te exploiteren woongelegenheden
DAEB
Indien de toegelaten instelling in de jaarrekening heeft gekozen om het sociaal vastgoed
te kwalificeren als bedrijfsmiddel en zij daarbij de actuele waarde variant heeft
toegepast stelt de accountant vast dat de specificatie bedrijfswaarde inzake de door
te exploiteren woongelegenheden overeenstemt met de bedrijfswaardeberekening, welke
is opgenomen in de enkelvoudige jaarrekening van de toegelaten instelling. Indien
de toegelaten instelling in de jaarrekening voor dit bezit een andere waarderingsmogelijkheid
heeft toegepast stelt de accountant vast dat de specificatie bedrijfswaarde inzake
de door te exploiteren woongelegenheden overeenstemt met de bedrijfswaardeberekening,
welke is opgenomen in de toelichting bij de (geconsolideerde) jaarrekening van de
toegelaten instelling (zie RJ 645.515). De accountant stelt daarbij vast dat mogelijke
afwijkingen tussen de in hoofdstuk 4 opgenomen bedrijfswaarde en die in de (geconsolideerde)
jaarrekening juist zijn toegelicht. De accountant stelt in alle gevallen vast dat
de bedrijfswaardeberekening is opgesteld op basis van de voor de toegelaten instelling
geldende veronderstellingen en parameters in hoofdstuk 4.2.1 (bijlage II bij het Bbsh).
De accountant stelt tevens vast dat de opgegeven gemiddelde restant levensduur is
gebaseerd op een weging naar aantallen eenheden. Dit aangezien de opgegeven gemiddelde
restant levensduur in de praktijk bij de financiële beoordeling tot veel aanpassingen
leidt.
-
14.
Onderdeel dVi 4.1.2 – WoongelegenhedenDaeb met bijzondere bestemming en overige in
de bedrijfswaarde opgenomen posten
Indien de toegelaten instelling in de jaarrekening heeft gekozen om het sociaal vastgoed
te kwalificeren als bedrijfsmiddel en zij daarbij de actuele waarde variant heeft
toegepast stelt de accountant vast dat de specificatie bedrijfswaarde inzake de in
deze categorie bedoelde woongelegenheden overeenstemt met de bedrijfswaardeberekening,
welke is opgenomen in de enkelvoudige jaarrekening van de toegelaten instelling. Indien
de toegelaten instelling in de jaarrekening voor dit bezit een andere waarderingsmogelijkheid
heeft toegepast stelt de accountant vast dat de specificatie bedrijfswaarde inzake
de door te exploiteren woongelegenheden overeenstemt met de bedrijfswaardeberekening,
welke is opgenomen in de toelichting bij de (geconsolideerde) jaarrekening van de
toegelaten instelling (zie RJ 645.515). De accountant stelt daarbij vast dat de mogelijke
afwijkingen tussen de in hoofdstuk 4 opgenomen bedrijfswaarde en die in de enkelvoudige
(geconsolideerde) jaarrekening juist zijn toegelicht. De accountant stelt in alle
gevallen vast dat de bedrijfswaardeberekening is opgesteld op basis van de voor de
toegelaten instelling geldende veronderstellingen en parameters in hoofdstuk 4.2.1
(bijlage II bij het Bbsh).
De accountant stelt tevens vast dat de opgegeven gemiddelde restant levensduur is
gebaseerd op een weging naar aantallen eenheden.
-
15.
Onderdeel dVi 4.1.3 – Specificatie bedrijfswaarde niet woongelegenheden Daeb
Indien de toegelaten instelling in de jaarrekening heeft gekozen om het sociaal vastgoed
te kwalificeren als bedrijfsmiddel en zij daarbij de actuele waarde variant heeft
toegepast stelt de accountant vast dat de specificatie bedrijfswaarde inzake de door
te exploiteren woongelegenheden overeenstemt met de bedrijfswaardeberekening, welke
is opgenomen in de enkelvoudige jaarrekening van de toegelaten instelling. Indien
de toegelaten instelling in de jaarrekening voor dit bezit een andere waarderingsmogelijkheid
heeft toegepast stelt de accountant vast dat de specificatie bedrijfswaarde inzake
de door te exploiteren woongelegenheden overeenstemt met de bedrijfswaardeberekening,
welke is opgenomen in de toelichting bij de (geconsolideerde) jaarrekening van de
toegelaten instelling (zie RJ 645.515). De accountant stelt daarbij vast dat de mogelijke
afwijkingen tussen de in hoofdstuk 4 opgenomen bedrijfswaarde en die in de (geconsolideerde)
jaarrekening juist zijn toegelicht. De accountant stelt in alle gevallen vast dat
de bedrijfswaardeberekening is opgesteld op basis van de voor de toegelaten instelling
geldende veronderstellingen en parameters in hoofdstuk 4.2.1 (bijlage II bij het Bbsh).
De accountant stelt tevens vast dat de opgegeven gemiddelde restant levensduur is
gebaseerd op een weging naar aantallen eenheden.
-
16.
Onderdeel dVi 4.1.4 – Specificatie bedrijfswaarde obv verhuurexploitatie verhuureenheden
niet Daeb
De accountant stelt vast dat de specificatie bedrijfswaarde inzake de door te exploiteren
woongelegenheden niet Daeb overeenstemt met de bedrijfswaardeberekening, welke is
opgenomen in de toelichting bij de (geconsolideerde) jaarrekening van de toegelaten
instelling (zie RJ 645.515). De accountant stelt daarbij vast dat de mogelijke afwijkingen
tussen de in hoofdstuk 4 opgenomen bedrijfswaarde en die in de (geconsolideerde) jaarrekening
juist zijn toegelicht. De accountant stelt in alle gevallen vast dat de bedrijfswaardeberekening
is opgesteld op basis van de voor de toegelaten instelling geldende veronderstellingen
en parameters in hoofdstuk 4.2.1 (bijlage II bij het Bbsh).
De accountant stelt tevens vast dat de opgegeven gemiddelde restant levensduur is
gebaseerd op een weging naar aantallen eenheden.
-
17.
Onderdeel dVi 4.1.5 – Totaal bedrijfswaarde toegelaten instelling
De accountant stelt vast dat de in onderdeel 4.1.5 opgenomen bedrijfswaarde overeenkomt
met de bedrijfswaardeberekening, welke is opgenomen in de toelichting bij de enkelvoudige
jaarrekening van de toegelaten instelling (zie RJ 645.515). De accountant stelt daarbij
vast dat de mogelijke afwijkingen tussen de in hoofdstuk 4 opgenomen bedrijfswaarde
en die in de (geconsolideerde) jaarrekening juist zijn toegelicht. De accountant stelt
in alle gevallen vast dat de bedrijfswaardeberekening is opgesteld op basis van de
voor de toegelaten instelling geldende veronderstellingen en parameters in hoofdstuk
4.2.1 (bijlage II bij het Bbsh).
De accountant stelt tevens vast dat de opgegeven gemiddelde restant levensduur is
gebaseerd op een weging naar aantallen eenheden.
-
18.
Onderdeel dVi 4.1.6 – Rentabiliteitswaarde correctie
De accountant stelt vast dat de verantwoorde rentabiliteitscorrectie is berekend conform
hetgeen daarover is opgenomen in de toelichting bij de dVi.
-
19.
Onderdeel dVi 4.2.1 – Uitgangspunten en parameters bedrijfswaarde
Bij het beoordelen van de uitgangspunten en parameters van de bedrijfswaarde stelt
de accountant vast dat:
-
• voor zover in de bedrijfswaarde geschatte verkoopopbrengsten van voor verkoop aangewezen
huurwoningen zijn opgenomen, deze verkoopopbrengsten maximaal voor een periode van
vijf jaar in de bedrijfswaardeberekening zijn betrokken;
-
• de toegepaste parameters voor huurstijging voor de eerste vijf prognosejaren in de
bedrijfswaarde vermeld in hoofdstuk 4.1 (bijlage II bij het Bbsh), gebaseerd zijn op het beleid van de toegelaten instelling. Voor de
huurstijging na het vijfde prognosejaar stelt de accountant vast dat deze is gebaseerd
op sectorbreed gebruikelijke parameters (zoals jaarlijks vastgesteld door CFV/WSW).
Voor de overige indexeringen van kosten en opbrengsten en de gehanteerde disconteringsvoet
stelt de accountant vast of deze de generieke, sectorbreed gebruikelijke parameters
volgen (zoals jaarlijks vastgesteld door het CFV/WSW). Indien is afgeweken van de
sectorparameters dient de accountant hier melding van te maken in het assurance-rapport;
-
• de restwaarde bij het einde van de economische exploitatie in de bedrijfswaarde, vermeld
in hoofdstuk 4.1 (bijlage II bij het Bbsh), de resultante is van de contante waarde van de op kasstromen gebaseerde
waarde van de grond, gegeven de verwachte bestemming (uitgangspunt is sociale huurbestemming,
tenzij bestemmingswijziging) aan het eind van de levensduur, gecorrigeerd voor te
maken kosten zoals uitplaatsingskosten en kosten van sloop en opnieuw bouwrijp maken;
-
• de toerekening van de indirecte kosten aan het vastgoed ten behoeve van de bedrijfswaardeberekening
is gebaseerd op de meest recente, door het bestuur goedgekeurde budgetten, en
-
• de feitelijke dan wel in rechte afdwingbare verplichtingen in de bedrijfswaardeberekening
vermeld in hoofdstuk 4.1 (bijlage II bij het Bbsh), zijn verwerkt voor zover deze betrekking hebben op toekomstige herstructureringen.
Ten aanzien van overige toekomstige investeringen (woningverbetering, na-investeringen)
worden geen in rechte afdwingbare verplichtingen in de bedrijfswaardeberekening verwerkt.
-
20.
Onderdeel dVi 4.2.3 – Overige waardebepalingen ultimo verslagjaar
De accountant stelt vast dat de in hoofdstuk 4.2.3 (bijlage II bij het Bbsh) vermelde WOZ-waarden van de verhuureenheden die de toegelaten instelling
ultimo van het (betreffende) verslagjaar in eigendom had en die betrekking hebben
op de waardepeildatum 1 januari van het betreffende verslagjaar, zijn ontleend aan
de meest actuele WOZ-beschikkingen. De accountant stelt vast dat alle woningen zijn
opgenomen en voert een deelwaarneming uit om vast te stellen dat de waarde is ontleend
aan de meest recente WOZ-beschikking. De omvang van deze deelwaarneming wordt overgelaten
aan het ‘professional judgement’ van de accountant.
De tabel Vertaling naar oordeel is hierop van toepassing.
-
21.
Onderdeel dVi 5.7.d – inzet middelen buitenland
Toegelaten instellingen mogen jaarlijks tot 0,3 promille van het totaal van het balanstotaal
van hun enkelvoudige jaarrekening (gebaseerd op de methodiek van CFV-waardering) aan
financiële ondersteuning verlenen. Deze ondersteuning mag uitsluitend bestaan uit
schenkingen (in het verslagjaar op kasbasis) en te verstrekken garanties (toezeggingen
in het verslagjaar of in eerdere verslagjaren waarvoor geldt dat garantstelling in
het verslagjaar nog steeds aan de orde is voor de rente en aflossing in dat jaar).
Deze garanties mogen alleen betrekking hebben op rente- en aflossingsverplichtingen
van een door de buitenlandse instelling aangetrokken lening. De financiële steun mag
slechts worden gegeven aan instellingen in bepaalde, in de bijlage van MG 2005-04 en geactualiseerd bij MG 2010-03 genoemde, landen. De accountant dient vast te stellen
of de verantwoording op dit punt in de dVi juist en volledig is.
-
22.
Onderdeel dVi 5.8 – Aantal aangegane huurovereenkomsten in het verslagjaar
De accountant stelt vast dat de aantallen aangegane huurovereenkomsten in het verslagjaar
die zijn opgenomen in onderdeel 5.8 overeenstemmen met de huuradministratie.
De tabel ‘Vertaling naar oordeel’ is hierop van toepassing.
-
23.
Onderdeel dVi 5.8 punt 5 Aangegane huurovereenkomsten met betrekking tot woongelegenheden
in de gevallen dat het huishoudinkomen ten hoogste € 34.085 per jaar is, danwel op
basis van een CIZ-besluit:
In de dVi wordt verantwoording afgelegd over het aantal aangegane huurovereenkomsten
boven en op/onder de grens van een gezamenlijk verzamelinkomen € 34.085, alsmede op
basis van een CIZ-besluit.
De accountant dient over de juistheid en volledigheid (zie ook 22) van de betreffende
gegevens te rapporteren in het assurance-rapport. In de artikelsgewijze toelichting
bij artikel 8 van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten
instellingen volkshuisvesting is hierover opgenomen: ‘De accountantscontrole (...) zal daarbij betrekking hebben
op de naleving van de inkomenstoets ten behoeve van de toewijzing en de juistheid
en volledigheid van de verslaglegging’. In bepaalde gevallen (zie verder) zal de accountant
zich daarbij (enkel) moeten baseren op een verklaring van de woningzoekende(n). Als
verificatiemogelijkheden op basis van onafhankelijke bronnen ontbreken, brengt dat
een risico met zich mee op het punt van juistheid en volledigheid. Dat risico is in
die situatie echter onontkoombaar en het zou niet redelijk zijn om dat (standaard)
uit te laten monden in oordeelonthouding. Daarmee wordt de toegelaten instelling mogelijk
op enig moment benadeeld. Aan de andere kant is het ook onredelijk om een accountant
te laten verklaren dat de verantwoording op dit onderdeel juist en volledig is met
voorbijgaan aan dit onontkoombare risico. Dit wordt ondervangen door in het assurancerapport
op te nemen dat een eventuele conclusie op het punt van juistheid en volledigheid
mede is gebaseerd op de gegevens die door de woningzoekende is aangeleverd (inclusief
een eventuele verklaring).