Rubriek E. Rapportage
[Regeling vervallen per 01-07-2015]
Model I
Model accountantsverklaring als bedoeld in artikel 29, eerste lid onderdeel a, van
het Besluit beheer sociale-huursector met betrekking tot de jaarrekening en het jaarverslag
Aan: ............(opdrachtgever)
(Opdracht)
Wij hebben de in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit beheer sociale-huursector
bedoelde jaarrekening 20xx van …. (naam toegelaten instelling) te …. (statutaire vestigingsplaats)
gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding
van de toegelaten instelling. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring
inzake de jaarrekening te verstrekken.
(Werkzaamheden)
Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen
met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient deze controle
zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt
verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle
omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter
onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat
een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die
bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen
die de leiding van de organisatie daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van
het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een
deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
(Oordeel)
Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en
de samenstelling van het vermogen op 31 december 20xx en van het resultaat over 20xx
in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële
verslaggeving en voldoet aan de bepalingen inzake de jaarrekening als opgenomen in
artikel 26, eerste lid, van het Besluit beheer sociale-huursector.
Plaats, datum (naam accountant en ondertekening)
Model II
Model van de mededeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel b, van het
Besluit beheer sociale-huursector
Aan …………….. (opdrachtgever)
RAPPORT VAN BEVINDINGEN INZAKE HET VOLKSHUISVESTINGSVERSLAG, BEDOELD IN ARTIKEL 26,
TWEEDE LID, VAN HET BESLUIT BEHEER SOCIALE-HUURSECTOR
Ingevolge uw opdracht hebben wij een aantal specifieke werkzaamheden verricht met
betrekking tot het volkshuisvestingsverslag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van
het Besluit beheer sociale-huursector over het boekjaar 20xx van …. (naam toegelaten
instelling) te …. (statutaire vestigingsplaats), zulks uitsluitend ten behoeve van
de door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen
bevoegde instanties. Deze rapportage bevat de uitkomsten van onze werkzaamheden.
(Aard en reikwijdte van de verrichte werkzaamheden)
Onze werkzaamheden zijn verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen
inzake opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden.
De opdracht houdt in dat op de in het volkshuisvestingsverslag opgenomen gegevens
en toelichtingen daarop geen accountantscontrole is toegepast en dat tevens geen beoordelingsopdracht
is uitgevoerd. Een en ander impliceert dat aan onze rapportage geen zekerheid kan
worden ontleend omtrent de getrouwheid van de in het volkshuisvestingsverslag opgenomen
gegevens en toelichtingen daarop, anders dan ter zake van de aspecten zoals door ons
onderzocht en waarover dienovereenkomstig door ons in deze rapportage wordt gerapporteerd.
Wij hebben de werkzaamheden verricht volgens het protocol in rubriek B in Bijlage
III bij het Besluit beheer sociale-huursector.
(Uitkomsten verrichte werkzaamheden)
Onze bevindingen ter zake zijn als volgt:
1. Wij hebben vastgesteld dat het volkshuisvestingsverslag een uiteenzetting geeft
over alle onderwerpen, genoemd in artikel 26, tweede lid, van het Besluit beheer sociale-huursector,
dan wel vermeldt waarom geen uiteenzetting is gegeven.
2. Daarnaast hebben wij vastgesteld dat alle in het volkshuisvestingsverslag opgenomen
informatie verenigbaar is met de jaarrekening.
3. Voorts hebben wij vastgesteld dat:
-
a. de toegelaten instelling, voor zover uit ons onderzoek is gebleken, een volledig inzicht
heeft gegeven in haar verbindingen met andere rechtspersonen en/of vennootschappen
als bedoeld in artikel 2a van het Besluit beheer sociale-huursector, zodanig dat hieruit
de geldstromen van de toegelaten instelling naar de verbinding(en) en vice versa zijn
af te leiden en inzicht kan worden verkregen in de geldstromen die verbonden zijn
aan de uitvoering van de kerntaken enerzijds en aan die van de nevenactiviteiten anderzijds,
alsmede inzicht wordt verkregen in de maatregelen die zijn genomen om de financiële
risico’s voor de toegelaten instelling zoveel mogelijk te beperken;
-
b. de toegelaten instelling slechts woongelegenheden en onroerende aanhorigheden in eigendom
en in beheer heeft gehad binnen het statutair vastgestelde werkgebied, bedoeld in
artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit beheer sociale-huursector;
-
c. de samenstelling van het bestuur en van het orgaan, bedoeld in artikel 7, eerste lid,
onderdeel b, van het Besluit beheer sociale-huursector (Raad van Toezicht), in het
verslagjaar voldeed aan de statutaire bepalingen daarover, bedoeld in artikel 7, eerste
lid, onderdelen c, d en e, en tweede lid, onderdeel a, van dat besluit;
-
d. de toegelaten instelling in het verslagjaar geen woongelegenheden heeft vervreemd
tegen een prijs die lager ligt dan 90% van de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur
en gebruik van die woongelegenheden, tenzij er hiertoe overeenkomstig artikel 11c,
vierde lid, van het Besluit beheer sociale-huursector toestemming is verleend, dan
wel de verkrijger een toegelaten instelling is, dan wel de woning is verkocht aan
een eigenaar-bewoner in de zin van de Wet bevordering eigenwoningbezit, die een eigenwoningbijdrage
in de zin van die wet heeft ontvangen en in die woning zijn hoofdverblijf zal hebben;
dan wel een bestaande woning is verkocht aan een eigenaar-bewoner in de zin van de
Wet bevordering eigenwoningbezit, die een eigenwoningbijdrage in de zin van die wet
heeft ontvangen en reeds zijn hoofdverblijf in die woning had;
-
e. de toegelaten instelling in het verslagjaar, geen woningen heeft vervreemd aan eigenaar-bewoners
in de zin van de Wet bevordering eigenwoningbezit, die een eigenwoning-bijdrage in
de zin van die wet hebben ontvangen en in die woning hun hoofdverblijf zullen hebben,
tegen een prijs lager dan 80% van de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik
van die woningen;
-
f. de toegelaten instelling in het verslagjaar geen bestaande woningen heeft vervreemd
aan eigenaar-bewoners in de zin van de Wet bevordering eigenwoningbezit, die een eigenwoning-bijdrage
hebben ontvangen en in die woning reeds hun hoofdverblijf hadden, tegen een prijs
lager dan 70% van de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van die woningen;
-
g. de toegelaten instelling in het verslagjaar overeenkomstig artikel 11d, eerste en
tweede lid, van het Besluit beheer sociale-huursector - voor zover dit van toepassing
is - alle voornemens tot het vervreemden van onroerende zaken aan en het op onroerende
zaken vestigen van een recht van erfpacht, van opstal of van vruchtgebruik ten behoeve
van natuurlijke personen en/of rechtspersonen en/of vennootschappen die geen toegelaten
instelling zijn heeft gemeld aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer;
-
h. de toegelaten instelling in het verslagjaar beschikte over criteria voor de vervreemding
van woongelegenheden als bedoeld in artikel 15 van het Besluit beheer sociale-huursector
en deze heeft nageleefd;
-
i. de toegelaten instelling de gemiddelde huurprijs per 1 juli van het verslagjaar met
een niet hoger percentage heeft verhoogd, dan is toegestaan op voet van artikel 15a;
-
j. een klachtencommissie als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het Besluit beheer
sociale-huursector is ingesteld en dat gedurende het verslagjaar een reglement omtrent
de samenstelling en werkwijze van de commissie van kracht is;
-
k. de toegelaten instelling in het verslagjaar ten minste een maal per jaar overleg heeft
gevoerd met de huurders van haar woongelegenheden of hun vertegenwoordigers, overeenkomstig
artikel 17 van het Besluit beheer sociale-huursector, en dat gedurende het verslagjaar
een reglement omtrent dat overleg van kracht is;
-
l. indien de toegelaten instelling woningen heeft gebouwd, waarvan alle gemaakte kosten
voor het verkrijgen in eigendom hoger zijn dan of gelijk zijn aan € 200.000, zij een
uiteenzetting heeft gegeven om aannemelijk te maken, dat de werkzaamheden dienaangaande
hebben bijgedragen aan de beleidsresultaten, uiteengezet in artikel 26, tweede lid,
onderdelen a tot en met f;
-
m. de toegelaten instelling een volledig overzicht heeft gegeven van haar activiteiten
in het verslagjaar op het gebied van beleggingen.
4. Uit ons onderzoek is niet gebleken dat belangrijke activiteiten van de toegelaten
instelling of van rechtspersonen of vennootschappen waarmee zij zich heeft verbonden
niet in het volkshuisvestingsverslag zijn opgenomen.
Plaats, datum (naam accountant en ondertekening)
Model III
Model van de mededeling, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit
beheer sociale-huursector, met betrekking tot het overzicht van cijfermatige kerngegevens
en prognoses (bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector)
Aan …………….. (opdrachtgever)
RAPPORT VAN BEVINDINGEN INZAKE HET OVERZICHT VAN CIJFERMATIGE KERNGEGEVENS EN PROGNOSES,
BEDOELD IN BIJLAGE II BIJ HET BESLUIT BEHEER SOCIALE-HUURSECTOR
Ingevolge uw opdracht hebben wij een aantal specifieke werkzaamheden verricht met
betrekking tot het overzicht van cijfermatige kerngegevens en prognoses, bedoeld in
bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector over het boekjaar 20xx, van ….
(naam toegelaten instelling) te …. (statutaire vestigingsplaats), zulks uitsluitend
ten behoeve van de door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer aangewezen bevoegde instanties. Deze rapportage bevat de uitkomsten van
onze werkzaamheden.
(Aard en reikwijdte van de verrichte werkzaamheden)
Onze werkzaamheden zijn verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen
inzake opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden.
De opdracht houdt in dat op de in bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector
opgenomen gegevens en toelichtingen daarop geen accountantscontrole is toegepast en
dat tevens geen beoordelingsopdracht is uitgevoerd. Een en ander impliceert dat aan
onze rapportage geen zekerheid kan worden ontleend omtrent de getrouwheid van de in
bijlage II bij dat besluit opgenomen gegevens en toelichtingen daarop, anders dan
ter zake van de aspecten zoals door ons onderzocht en waarover dienovereenkomstig
door ons in deze rapportage wordt gerapporteerd.
(Verrichte werkzaamheden)
De werkzaamheden zijn verricht volgens het protocol onder rubriek C in bijlage III
bij het Besluit beheer sociale-huursector en bestonden in hoofdzaak uit het inwinnen
van inlichtingen bij functionarissen van uw toegelaten instelling onder meer omtrent
het te voeren volkshuisvestelijke en financiële beleid, alsmede de daaraan mede ten
grondslag liggende marktpositie van het bezit. Daarnaast bestonden de onderzoekswerkzaamheden
uit het uitvoeren van cijferanalyses met betrekking tot de financiële gegevens en
het vaststellen dat de veronderstellingen op de juiste wijze zijn verwerkt.
(Uitkomsten verrichte werkzaamheden)
Wij hebben vastgesteld dat:
-
a. de cijfermatige kerngegevens over het verslagjaar in het in artikel 26, derde lid,
van het Besluit beheer sociale-huursector bedoelde overzicht op juiste wijze zijn
ontleend aan de jaarrekening 20xx, alsmede het volkshuisvestingsverslag over het verslagjaar
20xx van …. (naam toegelaten instelling) te …. (statutaire vestigingsplaats), waarbij
respectievelijk op …. (datum) een accountantsverklaring en op .... (datum) een rapport
van bevindingen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel b, van dat besluit
zijn afgegeven;
-
b. het aantal woningen ten behoeve van de heffingen door het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting
zoals opgenomen in aanhangsel D, rubriek 1, bij bijlage II bij het Besluit beheer
sociale-huursector, met voltarief …. (aantal eenheden) is en het aantal woongelegenheden
met laagtarief …. (aantal eenheden) is voor de saneringsbijdragen en ….. (aantal eenheden)
voor de projectsteun en dat de vaststelling van die aantallen in overeenstemming is
met het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting;
-
c. de prognoses in het in artikel 26 van het Besluit beheer sociale-huursector bedoelde
overzicht over de boekjaren 20xx tot en met 20xx zijn gebaseerd op de samenstelling
van het in het verslagjaar aanwezige bezit en het vigerende volkshuisvestelijke en
financiële beleid van de toegelaten instelling;
-
d. de toegelaten instelling beschikt over voldoende informatie omtrent de marktpositie
van het bezit en blijk heeft gegeven deze informatie op adequate wijze toe te passen
bij de formulering van het volkshuis-vestelijke en financiële beleid;
-
e. de prognoses zijn opgesteld en toegelicht in overeenstemming met het Besluit beheer
sociale-huursector, waarbij tevens de van toepassing zijnde grondslagen voor waardering
en resultaatbepaling zoals gehanteerd in de jaarrekening in aanmerking zijn genomen.
Plaats, datum (naam accountant en ondertekening)
Model IV
Model van de mededeling als bedoeld in artikel 39a, tweede lid, van het Besluit beheer
sociale-huursector met betrekking tot de gegevens als bedoeld in bijlage IV bij dat
besluit.
Aan …………….. (opdrachtgever)
RAPPORT VAN BEVINDINGEN INZAKE HET OVERZICHT VAN GEGEVENS, BEDOELD IN BIJLAGE IV BIJ
HET BESLUIT BEHEER SOCIALE-HUURSECTOR
Ingevolge uw opdracht hebben wij een aantal specifieke werkzaamheden verricht met
betrekking tot het overzicht van gegevens, bedoeld in bijlage IV bij het Besluit beheer
sociale-huursector over het boekjaar 20xx, van …. (naam toegelaten instelling) te
…. (statutaire vestigingsplaats), zulks uitsluitend ten behoeve van de door de Minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen bevoegde instanties.
Deze rapportage bevat de uitkomsten van onze werkzaamheden.
(Aard en reikwijdte van de verrichte werkzaamheden)
Onze werkzaamheden zijn verricht in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde
richtlijnen inzake opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden.
De opdracht houdt in dat op de in bijlage IV bij het Besluit beheer sociale-huursector
opgenomen gegevens en toelichtingen daarop geen accountantscontrole is toegepast en
dat tevens geen beoordelingsopdracht is uitgevoerd. Een en ander impliceert dat aan
onze rapportage geen zekerheid kan worden ontleend omtrent de getrouwheid van de in
bijlage IV bij het Besluit beheer sociale-huursector opgenomen gegevens en toelichtingen
daarop, anders dan ter zake van de aspecten zoals door ons onderzocht en waarover
dienovereenkomstig door ons in deze rapportage wordt gerapporteerd.
(Verrichte werkzaamheden)
De werkzaamheden zijn verricht volgens het protocol in rubriek D in bijlage III bij
het Besluit beheer sociale-huursector en bestonden in hoofdzaak uit:
-
a. het inwinnen van inlichtingen bij functionarissen van uw toegelaten instelling onder
meer omtrent het te voeren volkshuisvestelijke en financiële beleid, alsmede de daaraan
mede ten grondslag liggende marktpositie van het bezit;
-
b. het uitvoeren van cijfermatige controles met betrekking tot de bedrijfswaarde zoals
vermeld in rubriek 1 van bijlage IV bij het Besluit beheer sociale-huursector;
-
c. het vaststellen dat de in rubriek 2 van bijlage IV bij het Besluit beheer sociale-huursector
genoemde uitgangspunten en parameters zijn gehanteerd bij de berekening van de bedrijfswaarde
zoals bedoeld in punt b, alsmede het vaststellen dat de in rubriek 2 van die bijlage
genoemde uitgangspunten en parameters realistisch zijn;
-
d. het verrichten van een onderzoek naar de juistheid van de overige gegevens, vermeld
in rubriek 3 van bijlage IV bij het Besluit beheer sociale-huursector.
(Uitkomsten verrichte werkzaamheden)
Wij hebben vastgesteld dat:
-
a. de in rubriek 1 van bijlage IV bij het Besluit beheer sociale-huursector verstrekte
informatie omtrent de bedrijfswaarde en de hierbij in rubriek 2 van die bijlage vermelde
veronderstellingen en parameters zijn gebaseerd op:
-
1°. de samenstelling van het in het verslagjaar aanwezige bezit, en
-
2°. het vigerende volkshuisvestelijke en financiële beleid van de toegelaten instelling;
-
b. de toegelaten instelling beschikt over voldoende informatie omtrent de marktpositie
van het bezit en blijk heeft gegeven deze informatie op adequate wijze toe te passen
bij de formulering van het volkshuisvestelijke en financiële beleid;
-
c. de berekening van de bedrijfswaarde in rubriek 1 van bijlage IV bij het Besluit beheer
sociale-huursector op een juiste wijze op basis van de voor de toegelaten instelling
geldende veronderstellingen en parameters in rubriek 2 van die bijlage is opgesteld;
-
d. indien in de berekening van de bedrijfswaarde in rubriek 1 van bijlage IV bij het
Besluit beheer sociale-huursector rekening is gehouden met toekomstige desinvesteringen
(verkoop, sloop en herverkaveling/ruil), de financiële effecten hiervan, waaronder
die van een mogelijke restwaarde, ten opzichte van een berekening van de bedrijfswaarde
bij voortdurende exploitatie in voldoende mate uit de toelichting zijn af te leiden;
-
e. indien in de berekening van de bedrijfswaarde in rubriek 1 van bijlage IV bij het
Besluit beheer sociale-huursector toekomstige (onrendabele) investeringen (nieuwbouw,
woningverbetering en grootonderhoud) zijn verwerkt, de wijze van verwerking van deze
investeringen in voldoende mate uit de toelichting is af te leiden;
-
f. de in rubriek 3 van bijlage IV bij het Besluit beheer sociale-huursector vermelde
overige gegevens op een juiste wijze zijn weergegeven en toegelicht, zodat hieruit
is af te leiden voor welk deel van de huidige leningenportefeuille in de vijf jaren
volgend op het verslagjaar renterisico wordt gelopen vanwege vervolgfinanciering en/of
renteherziening, rekening houdend met de reeds uitgevoerde transacties en wat in die
zelfde prognoseperiode het verloop van de rentabiliteitswaardecorrectie is van de
bestaande leningen ten opzichte van de gehanteerde disconteringsvoet.
Plaats, datum (naam accountant en ondertekening)
Toelichting op het protocol
a. Beoordeling marktpositie woningbezit
In de rapporten van feitelijke bevindingen bij BBSH-bijlage II en IV komt naar voren
dat de accountant de gekozen parameters en uitgangspunten mede toetst in relatie tot
de marktpositie van het corporatiebezit.
Bij toetsing van de uitgangspunten aan de marktpositie wordt er niet van uit gegaan,
dat de accountant zich zelfstandig een eigen mening moet vormen over de marktpositie
van het bezit. Bij zijn oordeel zal de accountant zich vooral afvragen of – het bestuur
van – de corporatie zich ten aanzien van het te voeren volkshuisvestings- en financieel
beleid voldoende heeft gebaseerd (kunnen baseren) op adequaat te achten informatie
omtrent de marktpositie van het bezit. Dit kan bijvoorbeeld door derden verricht marktonderzoek
zijn. Daarnaast kan er gebruik gemaakt worden van informatie met betrekking tot de
ontwikkeling van woningtoewijzings- en verhuuractiviteiten. Als voorbeelden van dit
laatste kunnen worden genoemd: de mutatiesnelheid van het bezit, analyses naar de
verhuisbewegingen, ontwikkeling van huurderving en huurachterstanden, het aantal woningzoekenden,
het aantal reacties op vrijkomende woningen, alsmede de prijs/kwaliteitsverhouding
van het bezit (bijvoorbeeld de gemiddelde puntprijs volgens het woningwaarderingssysteem).
Tot slot zal de accountant zich een oordeel kunnen vormen over de administratieve
organisatie, interne controle en kwaliteitsbewaking rond de voor dit onderwerp relevante
bedrijfsprocessen.
Op basis van een dergelijk onderzoek van deelwaarnemingen met een marginale toetsing
van de uitkomsten moet het mogelijk zijn antwoord te geven op de vraag of de corporatie
over voldoende informatie beschikt omtrent de marktpositie van het bezit en blijk
heeft gegeven deze informatie op adequate wijze toe te passen bij de formulering van
het volkshuisvestelijke en financiële beleid.
b. Beoordelingscriteria toelichting bedrijfswaardegegevens
Een van de onderzoeksaspecten betreft een oordeel over de kwaliteit van de bedrijfswaardegegevens
en de hierbij behorende toelichting. Doelstelling hierbij is het vaststellen of uit
de toelichting de financiële gevolgen van eventueel in de bedrijfswaarde opgenomen
(onrendabele) investeringen en desinvesteringen in voldoende mate is af te leiden
(zie het accountantsprotocol, rubriek D, aandachtspunten 4 en 5).
Onder de bedrijfswaarde wordt verstaan de waarde die de woningen op de woningmarkt
hebben, op basis van voortdurende exploitatie conform de doelstelling van de corporatie
en het Besluit beheer sociale-huursector. Dit neemt niet weg dat door corporaties
ook andere elementen als onderdeel van de bedrijfswaardeberekening kunnen worden beschouwd.
Deze zullen echter op een andere wijze worden beoordeeld, onder meer op basis van
de financiële vijfjaars prognose (zie het overzicht van cijfermatige kerngegevens
volgens bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector).
Bij de beoordeling wordt uitgegaan van een bedrijfswaardeberekening door de corporatie
die is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
-
– Voor de lange termijn wordt bij de berekening van de bedrijfswaarde uitgegaan van
– door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw vastgestelde – vaste parameters (de discontovoet
en de huurstijging na de eerste vijf jaar). Dit geldt tevens voor de lastenstijgingsparameter.
-
– Voor de eerste vijf jaar, alsmede ten aanzien van de restant levensduur van de woningen,
dient rekening te worden gehouden met de specifieke omstandigheden van het bezit en
het beleid van de corporatie.
De bedrijfswaarde dient gebaseerd te zijn op (vastgesteld) beleid en niet op een financiële
berekening van mogelijke scenario’s ten aanzien van bijvoorbeeld renovaties en nieuwbouw.
Deze scenariogerichte berekeningen representeren niet zozeer de waarde van het bezit
op het moment van verslaggeving, als wel de financiële doorrekening van mogelijk toekomstig
beleid.
De corporatie wordt verzocht om – in het licht van het bovenvermelde – door middel
van een vragenlijst, die eveneens is opgenomen in de diskette een nadere specificatie
te verstrekken van de bedrijfswaarde die verantwoord wordt in bijlage IV bij het Besluit
beheer sociale-huursector. Met het volledig invullen van de vragen inzake de bedrijfswaardegegevens
licht de corporatie een en ander in principe in voldoende mate toe.
c. Volledigheid informatie inzake verbindingen
Onderdeel van het accountantsonderzoek met betrekking tot het volkshuisvestingsverslag
vormt de vaststelling of de corporatie een volledig inzicht heeft gegeven in haar
verbindingen, zodanig dat hiermee inzicht wordt verkregen in de aard van de activiteiten
(kerntaken en/of nevenactiviteiten), de geldstromen, alsmede de mate waarin financiële
risico’s van nevenactiviteiten voor de toegelaten instelling zijn afgeschermd (zie
accountantsprotocol, rubriek B, aandachtspunt 3a).
In twee circulaires (MG 99-23 van 3 november 1999 en de MG 2001-26 van 5 november
2001) is aangegeven onder welke voorwaarden corporaties nevenactiviteiten mogen uitvoeren.
Hierbij komt ook de thematiek van verbindingen met andere rechtspersonen en/of vennootschappen
aan de orde. Naast de hiervoor bedoelde rechtmatigheid staat bij de beoordeling van
de nevenactiviteiten ook de materiële betekenis en de hieruit voortvloeiende risico’s
van de activiteiten centraal. De deelneming zelf is hierbij geen doel in zich.
Een van de randvoorwaarden, zoals gesteld onder de punten I.D. en I.H. van MG 2001-26
is de bepaling dat de uitoefening van het toezicht als gevolg van het onderbrengen
van activiteiten in verbindingen niet belemmerd mag worden. Dit vereist een transparante
en zo volledig mogelijke informatieverstrekking over verbindingen en activiteiten
in het volkshuisvestingsverslag, zodanig dat hieruit het risico van de verbinding
voor de corporatie blijkt. Met verwijzing naar eerdergenoemde circulaires komt dit
neer op een beschrijving per verbinding waaruit – voor zover dit van toepassing is – tenminste de volgende aspecten moeten
blijken:
-
a. de aard van de verbinding, zodat hieruit is af te leiden of de activiteiten zijn te
rekenen tot de kerntaken dan wel tot nevenactiviteiten zoals genoemd in MG 2001-26;
-
b. het eigen statutaire vermogen en de jaaromzet van de verbinding;
-
c. het financiële belang van de corporatie inzake de inbreng in de verbinding, zoals
de omvang van het ingebrachte kapitaal, eventueel verstrekte geldleningen (onder welke
voorwaarden, rente, zekerheidstellingen), verstrekte garanties en de inzet van personeel
en bedrijfsmiddelen van de corporatie in de verbinding;
-
d. de financiële omvang van de nevenactiviteiten en kerntaken in de verbinding;
-
e. welk beleid door de rechtspersoon c.q. vennootschap en de corporatie wordt gevoerd
om risico’s rond de activiteiten zoveel mogelijk te beperken, zoals bijvoorbeeld door
limitering van projecten in relatie tot de solvabiliteitspositie van de corporatie,
door de mate waarin verplichtingen aangegaan kunnen worden als de afzet nog niet is
verzekerd en dergelijke;
-
f. de wijze waarop de verbinding is gewaardeerd in de balans, respectievelijk of deze
geconsolideerd is opgenomen
-
g. de bestuurlijke betrokkenheid van de corporatie in de rechtspersoon c.q. vennootschap.
d. Informatie inzake beleggingen en financiële instrumenten
In het kader van het vaststellen door de accountant of in het volkshuisvestingsverslag
voldoende informatie wordt gegeven over het gevoerde beleid en beheer op financieel
gebied, op basis waarvan dit beleid en beheer kan worden beoordeeld, zal deze informatie
inzicht moeten verschaffen in onder meer de aard en samenstelling en het verloop in
het boekjaar van de financiële activa waaronder de beleggingsportefeuille en de mogelijk
toegepaste financiële instrumenten.
e. Verkoop woningen aan bewoners en meldingsplicht (artikelen 11c en 11d van het BBSH)
Voor verkoop van woongelegenheden geldt de algemene regel, dat de minimale verkoopprijs
ligt op 90% van de marktwaarde (vrij van huur en andere op de woning drukkende lasten)
indien er sprake is van verkoop aan anderen dan aan een toegelaten instelling, tenzij het ministerie expliciet toestemming heeft
verleend van het genoemde percentage af te wijken. Bij verkoop aan een andere toegelaten
instelling is de verkopende toegelaten instelling dus niet gebonden aan enig percentage.
Voor de voorgenomen verkoop aan bewoners die een bijdrage ontvangen in het kader van de Wet bevordering eigenwoningbezit hoeft geen ontheffing van dat percentage te worden gevraagd bij het ministerie. Hiervoor
gelden de volgende afwijkende minimum verkoopprijzen, te weten:
-
a. 70%, indien de eigenaar bewoner reeds zijn hoofdverblijf had in de te kopen woning;
-
b. 80%, indien de eigenaar bewoner in de te kopen woning zal gaan wonen.
Bovendien behoeft het voornemen tot verkoop aan (toekomstige) eigenaar-bewoners en
aan andere toegelaten instellingen niet aan het ministerie gemeld te worden.
De circulaires MG 2001- 26 van 5 november 2001, MG 2002-06 van 22 februari 2002 en
MG 2002-27 van 23 december 2002 geven regels en richtlijnen over meldingsplicht en
ontheffing van het 90% criterium.
f. Huurprijs van woongelegenheden en huurstijging (artikel 15a Besluit beheer sociale-huursector)
De gemiddelde huurprijs van woningen van toegelaten instellingen mag per 1 juli 2003
(MG 2003-02) niet hoger zijn dan de gemiddelde huurprijs van die woningen per 30 juni
2003, verhoogd met 3,4%. Dit percentage is het gemiddelde inflatiepercentage over
de afgelopen vijf kalenderjaren vermeerderd met 0,4 procent. Woningen die voor het
eerst of aan een opvolgende huurder worden verhuurd en woningen waarvan de huurprijs
reeds is verhoogd als gevolg van woningverbetering en onzelfstandige woonruimten worden
voor de berekening van de gemiddelde huurprijs buiten beschouwing gelaten.