Besluit regelen met betrekking tot de instelling, de taak, de samenstelling en de [...] 82a en 97b van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, enz.

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-12-2004.
Geldend van 20-06-2001 t/m 26-08-2009

Besluit van 13 oktober 1992, houdende regelen met betrekking tot de instelling, de taak, de samenstelling en de werkwijze van de commissie bedoeld in de artikelen 82a, eerste lid, en 97b, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, de artikelen 117a, eerste lid, en 128, eerste lid, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal en artikel 55a, eerste lid, van het Arbeidsovereenkomstenbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 22 augustus 1991, nr. AB91/U420 directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, afdeling Arbeidsverhoudingen en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 125, eerste lid, 125e, zesde lid, en 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929 (Stb. 530);

De Raad van State gehoord (advies van 25 februari 1992, nr. W04.91.0459);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 8 oktober 1992, AB92/248 directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, afdeling Arbeidsverhoudingen en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan

Definities

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Instelling commissie

Artikel 2

Er is een Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren. De commissie heeft tot taak:

Samenstelling

Artikel 3

  • 1 De Commissie bestaat uit vijf leden onder wie de voorzitter. Voorts kunnen een plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangende leden worden benoemd. De plaatsvervangend voorzitter wordt uit de leden benoemd.

  • 2 De voorzitter en de andere leden, alsmede hun plaatsvervangers worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, benoemd en ontslagen. Onze Minister stelt de centrales van verenigingen van ambtenaren die deel uitmaken van de Sectorcommissie overleg rijkspersoneel in de gelegenheid ter zake voorstellen te doen. De centrales van verenigingen van ambtenaren die deel uitmaken van de Commissie voor Georganiseerd Overleg in Politie-ambtenarenzaken worden in de gelegenheid gesteld voorstellen te doen voor leden, alsmede hun plaatsvervangers, die deskundig zijn op het gebied van de sector Politie.

  • 3 De voorzitter en de andere leden, alsmede hun plaatsvervangers, worden benoemd voor een periode van zes jaren.

Artikel 4

De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. Zij worden door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties benoemd en ontslagen.

Werkwijze

Artikel 5

  • 1 Wanneer het advies van de commissie wordt gevraagd, worden daarbij afschriften van de ter zake dienende stukken overgelegd.

  • 2 Wanneer uit een oogpunt van bronbescherming de inhoud van bepaalde stukken ter uitsluitende kennisneming van de commissie dient te blijven, wordt dat aan de commissie medegedeeld.

  • 3 De commissie is bevoegd voorts alle inlichtingen in te winnen die zij voor de vorming van haar advies nodig acht.

Artikel 6

  • 1 Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de adviesaanvraag stelt de voorzitter de datum voor een vergadering vast, die - behoudens dringende redenen - niet later dan vier weken na de ontvangst mag plaatsvinden.

  • 2 De secretaris geeft de belanghebbende alsmede het bevoegd gezag onverwijld na de vaststelling kennis van plaats en tijdstip der vergadering onder mededeling van het bepaalde in het derde lid, alsmede van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, tweede volzin.

  • 3 De belanghebbende en zijn raadsman worden voor deze vergadering in de gelegenheid gesteld kennis en afschrift te nemen van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, voorzover niet artikel 5, tweede lid, van toepassing is. In voorkomend geval wordt de belanghebbende daarvan mededeling gedaan.

Artikel 7

  • 1 De commissie hoort ter vergadering de belanghebbende, tenzij deze heeft verklaard daarop geen prijs te stellen of zonder gegronde reden aan een daartoe gedane oproeping geen gevolg heeft gegeven. De belanghebbende kan zich ter vergadering van de commissie laten bijstaan door een raadsman.

  • 2 Het bevoegd gezag wordt in de gelegenheid gesteld zijn standpunt ter vergadering van de commissie nader te doen toelichten.

  • 3 De commissie is bevoegd iedere ambtenaar ten aanzien waarvan zij het horen wenselijk acht te doen oproepen ter vergadering. De opgeroepen ambtenaar verstrekt desgevraagd alle inlichtingen. Indien dit uit een oogpunt van bronbescherming noodzakelijk is, verstrekt de ambtenaar de inlichtingen slechts in het bijzijn van de commissie.

  • 4 De commissie kan al dan niet op verzoek van de belanghebbende andere personen horen.

Artikel 8

  • 1 De commissie vergadert niet indien niet tenminste de voorzitter en twee andere leden, dan wel hun plaatsvervangers aanwezig zijn.

  • 2 Indien de commissie advies wordt gevraagd over een zaak als bedoeld in artikel 80 van het Besluit algemene rechtspositie politie, vergadert de commissie niet, indien niet ten minste de voorzitter en twee andere leden, dan wel hun plaatsvervangers, die deskundig zijn op het gebied van de sector Politie, aanwezig zijn.

  • 3 De vergaderingen van de commissie zijn niet openbaar.

Artikel 9

  • 1 De commissie beslist bij meerderheid van stemmen. Noch de voorzitter, noch een der andere leden onthoudt zich van deelneming aan enige stemming. Indien de stemmen staken geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

  • 2 Het advies van de commissie wordt met redenen omkleed. Indien in de commissie een minderheidsstandpunt bestaat, wordt dit, alsmede de daaraan ten grondslag liggende argumenten, desverlangd in het advies opgenomen. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

  • 3 Behoudens dringende redenen wordt het advies niet later dan vier weken na de in artikel 6, eerste lid, bedoelde vergadering uitgebracht aan het in artikel 2 bedoelde adviesvragende gezag.

Overige bepalingen

Artikel 10

  • 1 Het beheer van de archiefbescheiden der commissie geschiedt met inachtneming van het Besluit algemene secretarie-aangelegenheden rijksadministratie (Stb. 1980, 182) op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2 Bij opheffing der commissie wordt het archief overgedragen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 11

De koninklijke besluiten van 25 maart 1939 (Stb. 180), 22 december 1951 (Stb. 601) en 11 juni 1952 (Stb. 333) worden ingetrokken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 13 oktober 1992

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C. I. Dales

Uitgegeven de negenentwintigste oktober 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin