Wet herverdeling wegenbeheer

Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017.
Geldend van 01-01-1997 t/m heden

Wet van 29 oktober 1992, tot herverdeling van het wegenbeheer over Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen en daarmee samenhangende herziening van de financiering van de wegenzorg

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, zowel voor een efficiëntere organisatie van de wegenzorg als in het licht van het streven naar decentralisatie, wenselijk is wijziging te brengen in de verdeling van openbare wegen over Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, dat bovendien het verschaffen van de in de Wet Uitkeringen Wegen (Stb. 1966, 367) geregelde uitkeringen moet worden beëindigd, en dat het wenselijk is in samenhang hiermee wijziging te brengen in de financiële verhouding tussen deze overheden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b. overgangsdatum: de krachtens artikel 10, eerste lid, van deze wet vastgestelde datum;

  • c. brug: een civieltechnisch bouwwerk dat een weg door middel van een overspanning met daarop de wegverharding of het wegdek leidt over een weg of een oppervlaktewater;

  • d. tunnel: een civieltechnisch bouwwerk waarmee een weg door of onder een weg of een oppervlaktewater wordt geleid of waarmee een oppervlaktewater door of onder een weg wordt geleid, mits dit bouwwerk niet tevens een weg door middel van een overspanning met daarop de wegverharding of het wegdek leidt over een weg of een oppervlaktewater.

Artikel 2

  • 1 De wegen onderscheidenlijk bruggen in de zin van deze wet zijn alleen de wegen onderscheidenlijk bruggen die in beheer zijn bij het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap, alsmede bij een openbaar lichaam dat onder toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Stb. 1984, 669) is ingesteld, met dien verstande dat door toepassing van artikel 5, derde lid, ook andere wegen en door toepassing van artikel 6, derde lid, ook andere bruggen onder de werking van deze wet kunnen worden gebracht.

  • 2 Deze wet is niet van toepassing op:

    • a. wegen onderscheidenlijk bruggen in beheer bij het Rijk waarvan het beheer en onderhoud niet ten laste komt van een onder de zorg van Onze Minister vallend fonds of van Hoofdstuk XII (Verkeer en Waterstaat) dan wel Hoofdstuk IX B (Financiën) van de Rijksbegroting;

    • b. wegen die op 1 januari 1987 niet openbaar waren in de zin van de Wegenwet (Stb. 1930, 342), tenzij

      • 1.

        • a. de weg na 1 januari 1977 tot stand is gebracht, en

        • b. de weg gedurende het tijdvak tussen de openstelling voor het verkeer en 1 januari 1987 voor een ieder toegankelijk is geweest, en gedurende dat tijdvak door het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap is onderhouden, en

        • c. de in artikel 4, tweede lid, van de Wegenwet bedoelde uitzondering niet van toepassing is geweest; of

      • 2.

        • a. de weg na 1 januari 1987 tot stand is gebracht, en

        • b. de weg op de dag voor de datum van vaststelling van het herverdelingsplan openbaar is in de zin van de Wegenwet.

Hoofdstuk II. Herverdeling wegenbeheer

Artikel 3

  • 1 Provinciale staten stellen, uiterlijk acht weken voor de overgangsdatum, een herverdelingsplan vast.

  • 2 Het herverdelingsplan bevat:

    • a. de aanwijzing, voor zover dat krachtens de artikelen 4 en 5 noodzakelijk is, van de wegen die met ingang van de overgangsdatum in beheer overgaan, waarbij van elk van de in beheer overgaande wegen de oude en de nieuwe beheerder worden vermeld;

    • b. van elk van de krachtens onderdeel a aangewezen wegen een zodanige nadere aanduiding met zo nodig een kaart van de weg en met zo nodig een tekening van het dwarsprofiel dat duidelijk wordt

      • 1. tot welke grens het overgaande weggebied zich uitstrekt,

      • 2. welke onder de zorg van de oude beheerder vallende bijbehorende werken en bijbehorende voorzieningen voor het wegverkeer binnen de grens van het overgaande gebied niet onder de zorg van de nieuwe beheerder van de weg komen te vallen, en

      • 3. welke onder de zorg van de oude beheerder vallende bijbehorende werken en bijbehorende voorzieningen voor het wegverkeer buiten het overgaande gebied onder de zorg van de nieuwe beheerder van de weg komen te vallen;

    • c. de aanwijzing, voor zover dat krachtens artikel 6, eerste tot en met derde lid, noodzakelijk is, van de bruggen die met ingang van de overgangsdatum in beheer overgaan, waarbij van elk van de in beheer overgaande bruggen de oude en de nieuwe beheerder van de brug worden vermeld;

    • d. van elk van de krachtens onderdeel c aangewezen bruggen een zodanige nadere aanduiding met zo nodig een bijbehorende kaart en met zo nodig een tekening dat duidelijk wordt

      • 1. de begrenzing van het overgaande object,

      • 2. welke onder de zorg van de oude beheerder van de brug vallende bijbehorende werken en voorzieningen binnen de begrenzing van het overgaande object niet onder de zorg van de nieuwe beheerder van de brug komen te vallen, en

      • 3. welke onder de zorg van de oude beheerder van de brug vallende bijbehorende werken en voorzieningen buiten de begrenzing van het overgaande object onder de zorg van de nieuwe beheerder van de brug komen te vallen;

    • e. de aanwijzing, voor zover dat krachtens artikel 6, vierde lid, noodzakelijk is, van de tunnels die met ingang van de overgangsdatum in beheer overgaan, waarbij van elk van de in beheer overgaande tunnels de oude en de nieuwe beheerder van de tunnel worden vermeld, en waarbij voor de nadere aanduiding van de tunnel onderdeel d van dit lid juncto artikel 7 van overeenkomstige toepassing is;

    • f. van elk van de krachtens onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel c, onderscheidenlijk onderdeel e aangewezen wegen, bruggen en tunnels met overgaande bijbehorende werken en voorzieningen voor het wegverkeer een aanduiding van de onroerende zaken en van de rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen, voor zover die zaken en rechten toebehoren aan de oude beheerder en na de beheersovergang dienen over te gaan op de nieuwe beheerder.

Artikel 4

  • 1 De in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, bedoelde aanwijzing geschiedt zodanig dat op de overgangsdatum

    • a. elk van de wegen die in de bij deze wet behorende bijlage 1 zijn aangegeven in rood, in beheer zal zijn bij het Rijk,

    • b. elk van de wegen die in bijlage 1 zijn aangegeven in groen, in beheer zal zijn bij de provincie, en

    • c. elk van de overige in een gemeente gelegen wegen, onverminderd het bepaalde in artikel 2, in beheer zal zijn bij die gemeente.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, geschiedt de in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, bedoelde aanwijzing zodanig dat op de overgangsdatum de overige wegen die zijn gelegen

    • a. buiten de bebouwde kom in de zin van de Wegenwet, waarbij de op 1 januari 1988 geldende grens van de bebouwde kom van toepassing is,

    • b. in een van de gemeenten die zijn opgenomen in de bij deze wet behorende bijlage 2, en

    • c. in het gebied van een van de in bedoelde bijlage opgenomen waterschappen,

    in beheer zullen zijn bij het in bedoelde bijlage aangegeven waterschap, met dien verstande dat de wegen die zijn gelegen in een gebied dat behoort tot meer dan een van de in de bijlage genoemde waterschappen, niet in beheer zullen zijn bij het overliggende waterschap.

  • 3 In afwijking van het eerste lid geschiedt de in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, bedoelde aanwijzing zodanig dat op de overgangsdatum een weg die is gelegen naast een weg die

    in beheer zal zijn bij het Rijk onderscheidenlijk de provincie, als de eerstbedoelde weg naar de mening van provinciale staten van meer belang is waar het de vervulling van functies betreft in relatie tot de in rood onderscheidenlijk groen aangegeven weg dan waar het de vervulling van overige functies betreft.

  • 4 Indien de in het eerste lid bedoelde ordening ertoe zou leiden dat een wegvak op of onder een brug, of een wegvak in een tunnel in het herverdelingsplan zou moeten worden opgenomen, en dat geen van de op het bouwwerk aansluitende wegen in het herverdelingsplan moet worden opgenomen, wordt het wegvak niet in het herverdelingsplan opgenomen, tenzij blijkens een tijdig aan provinciale staten gezonden mededeling de oude met de in bedoelde ordening beoogde nieuwe beheerder is overeengekomen dat het wegvak met ingang van de overgangsdatum in beheer zal komen bij de in bedoelde ordening beoogde nieuwe beheerder.

  • 5 In geval een weg in beheer is bij een openbaar lichaam dat is gevormd onder toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, en het publiekrechtelijke lichaam bij welk krachtens het eerste tot en met derde lid de weg in beheer zou komen, voor het beheer van wegen als de bedoelde weg deelneemt aan de gemeenschappelijke regeling, wordt de weg niet in het herverdelingsplan opgenomen.

  • 6 In afwijking van het tweede lid, onderdeel c, geschiedt de in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, bedoelde aanwijzing zodanig dat op de overgangsdatum de overige wegen die zijn gelegen

    • a. buiten de bebouwde kom in de zin van de Wegenwet, waarbij de op 1 januari 1988 geldende grens van de bebouwde kom van toepassing is,

    • b. in een van de gemeenten die zijn opgenomen in de bij deze wet behorende bijlage 2,

    • c. in het gebied van meer dan een van de in bedoelde bijlage opgenomen waterschappen, en

    • d. op een waterkering die in beheer is bij het in bedoelde bijlage opgenomen overliggende waterschap,

    in beheer zullen zijn bij het overliggende waterschap.

Artikel 5

  • 1 Indien blijkens een tijdig aan provinciale staten gezonden mededeling het Rijk onderscheidenlijk een provincie met een gemeente is overeengekomen dat:

    • a. een gedeelte van een in de bij deze wet behorende bijlage 1 in rood, onderscheidenlijk groen aangegeven weg, op de overgangsdatum in beheer zal zijn bij de gemeente, of

    • b. een gedeelte van een weg die behoort tot de in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, bedoelde wegen, op de overgangsdatum in beheer zal zijn bij het Rijk, onderscheidenlijk de provincie,

    wordt deze overeenkomst bij de in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, bedoelde aanwijzing van in beheer overgaande wegen in afwijking van artikel 4, eerste en derde lid, in acht genomen.

  • 2 Indien blijkens een tijdig aan provinciale staten gezonden mededeling het Rijk met de provincie, onderscheidenlijk een gemeente is overeengekomen dat een weg die in beheer is bij het Rijk, en waarvan het beheer en onderhoud niet ten laste komt van de in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, bedoelde begrotingen, met ingang van de overgangsdatum in beheer zal zijn bij de provincie, onderscheidenlijk de gemeente, wordt deze overeenkomst bij de in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, bedoelde aanwijzing in acht genomen, en wordt bij de toepassing van deze wet afgeweken van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, onderdeel a.

  • 3 Indien blijkens een tijdig aan provinciale staten gezonden mededeling een ander dan het Rijk, de provincies, de gemeenten, de waterschappen en de publiekrechtelijke lichamen die met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen tot stand zijn gekomen, met het Rijk, onderscheidenlijk een provincie, onderscheidenlijk een gemeente is overeengekomen dat een weg die in beheer is bij die ander, met ingang van de overgangsdatum in beheer zal zijn bij het Rijk, onderscheidenlijk de provincie, onderscheidenlijk de gemeente, wordt deze overeenkomst bij de in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, bedoelde aanwijzing in acht genomen, en wordt bij de toepassing van deze wet afgeweken van het bepaalde in artikel 2, eerste lid.

  • 4 Indien blijkens een tijdig aan provinciale staten gezonden mededeling een waterschap dat is opgenomen in de bij deze wet behorende bijlage 2, met een gemeente is overeengekomen dat een in die gemeente gelegen weg met ingang van de overgangsdatum niet bij het waterschap doch bij de gemeente in beheer zal zijn, wordt deze overeenkomst bij de in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, bedoelde aanwijzing in afwijking van artikel 4, tweede lid, in acht genomen.

  • 5 Indien een waterschap bij de in artikel 4, eerste lid, bedoelde ordening de plaats heeft ingenomen van een gemeente, zijn het eerste tot en met het derde lid van toepassing met dien verstande dat voor "gemeente" wordt gelezen: waterschap. In het geval dat overleg met een waterschap om te komen tot een overeenkomst als bedoeld in het eerste, onderscheidenlijk tweede, onderscheidenlijk derde lid, niet tot overeenstemming heeft geleid, is alsnog het eerste, onderscheidenlijk tweede, onderscheidenlijk derde lid ongewijzigd van toepassing.

Artikel 6

  • 1 De in artikel 3, tweede lid, onderdeel c, bedoelde aanwijzing geschiedt zodanig dat, tenzij naar de mening van provinciale staten om redenen van praktische aard anders moet worden besloten, op de overgangsdatum een brug die mede een functie vervult voor een in beheer overgaande weg, in beheer zal zijn bij

    • a. het Rijk, als het Rijk op de overgangsdatum de weg of een van de andere over of onder deze weg geleide wegen of oppervlaktewateren in beheer zal hebben en de kosten wegens beheer en onderhoud ten laste komen van hoofdstuk XII (Verkeer en Waterstaat) van de Rijksbegroting of van een onder de zorg van Onze Minister vallend fonds, of

    • b. in het geval dat a niet van toepassing is, de provincie, als de provincie op de overgangsdatum de weg of een van de andere over of onder deze weg geleide wegen of oppervlaktewateren in beheer zal hebben, of

    • c. in het geval dat a en b niet van toepassing zijn, de gemeente waar de brug is gelegen, als

      • 1. de gemeente, of

      • 2. een openbaar lichaam dat onder toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen is ingesteld, met de gemeente als deelnemer aan de desbetreffende gemeenschappelijke regeling,

    op de overgangsdatum de weg of een van de andere over of onder deze weg geleide wegen of oppervlaktewateren in beheer zal hebben.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing, als een in beheer overgaande weg krachtens artikel 5, of krachtens artikel 4, vierde lid, in het herverdelingsplan wordt opgenomen.

  • 3 Als een brug over een in beheer overgaande weg ligt of als op een brug een in beheer overgaande weg ligt, en de nieuwe beheerder van de weg met de beheerder van de brug en de andere bij de brug betrokken beheerders van wegen en oppervlaktewateren blijkens een tijdig aan provinciale staten gezonden mededeling is overeengekomen bij wie van hen de brug op de overgangsdatum in beheer zal zijn, wordt bij de vaststelling van het herverdelingsplan deze overeenkomst, zonodig in afwijking van het eerste lid, in acht genomen, en wordt de brug zonodig via de in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, bedoelde nadere aanduiding in het herverdelingsplan opgenomen of zonodig in het in artikel 3, tweede lid, onderdeel c, bedoelde onderdeel van het herverdelingsplan opgenomen.

  • 4 Als een tunnel door of onder een in beheer overgaande weg ligt of als in een tunnel een in beheer overgaande weg ligt, en de nieuwe beheerder van de weg met de beheerder van de tunnel en de andere bij de tunnel betrokken beheerders van wegen en oppervlaktewateren blijkens een tijdig aan provinciale staten gezonden mededeling zijn overeengekomen bij wie van hen de tunnel op de overgangsdatum van de weg in beheer zal zijn, wordt deze overeenkomst in acht genomen en wordt de tunnel zonodig via de in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, bedoelde nadere aanduiding in het herverdelingsplan opgenomen of zonodig in het in artikel 3, tweede lid, onderdeel e, bedoelde onderdeel van het herverdelingsplan opgenomen.

  • 5 In geval een brug in beheer is bij een openbaar lichaam dat is gevormd onder toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, en het publiekrechtelijke lichaam bij welk krachtens het eerste lid de brug in beheer zou komen, voor het beheer van bruggen als de bedoelde brug deelneemt aan de gemeenschappelijke regeling, wordt de brug niet in het herverdelingsplan opgenomen.

Artikel 7

  • 1 De in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, bedoelde aanduiding geschiedt wat de in subonderdeel 2 bedoelde uitzondering en de in de subonderdeel 3 bedoelde uitbreiding betreft, op voorstel van de oude beheerder in overeenstemming met de nieuwe beheerder.

Artikel 8

Gedeputeerde staten zenden onverwijld aan de belanghebbende beheerders, alsmede aan Onze Minister, de onderdelen die zijn bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a, c en e, en voorts aan elk van de belanghebbende beheerders de op hem betrekking hebbende overige onderdelen van het herverdelingsplan toe.

Artikel 9

Tegen het besluit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, kunnen belanghebbende beheerders met uitzondering van de provincie binnen zes weken na de datum van de in artikel 8 bedoelde toezending van het besluit beroep op de Kroon instellen.

Hoofdstuk III. Beheersovergang en gevolgen

Artikel 10

  • 1 Met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen datum

    • a. gaat elk van de in de herverdelingsplannen aangewezen en nader aangeduide wegen in beheer over naar de in het herverdelingsplan aangewezen nieuwe beheerder,

    • b. komen de onder de zorg van de oude beheerder vallende bijbehorende werken en voorzieningen voor het wegverkeer binnen de grens van het overgaande gebied te vallen onder de zorg van de nieuwe beheerder, voor zover zij niet krachtens artikel 3, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 2, zijn uitgezonderd, en

    • c. komen de krachtens artikel 3, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 3, aangeduide bijbehorende werken en voorzieningen te vallen onder de zorg van de nieuwe beheerder.

  • 2 Met ingang van de, krachtens het eerste lid vastgestelde, overgangsdatum

    • a. gaat elk van de in de herverdelingsplannen aangewezen en nader aangeduide bruggen zonder de op de brug gelegen weg in beheer over naar de in het herverdelingsplan aangewezen nieuwe beheerder van de brug,

    • b. komen de onder de zorg van de oude beheerder van de brug vallende bijbehorende werken en voorzieningen binnen de begrenzing van het overgaande object te vallen onder de zorg van de nieuwe beheerder van de brug, voor zover zij niet krachtens artikel 3, tweede lid, onderdeel d, zijn uitgezonderd, en

    • c. komen de krachtens artikel 3, tweede lid, onderdeel d, aangeduide bijbehorende werken en voorzieningen te vallen onder de zorg van de nieuwe beheerder.

  • 4 Met ingang van de dag voor de overgangsdatum worden de in de herverdelingsplannen opgenomen wegen die behoren tot de in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 1, bedoelde categorie, openbaar in de zin van de Wegenwet, indien zij niet uit andere hoofde inmiddels openbaar in de zin van de Wegenwet zijn geworden.

Artikel 11

  • 1 Met ingang van de overgangsdatum gaan de rechten en plichten die betrekking hebben op de weg en de overgaande bijbehorende werken en voorzieningen, met uitzondering van lopende vorderingen ontstaan voor de overgangsdatum uit een of meer overeenkomsten of krachtens de wet, van de oude beheerder over op de nieuwe beheerder, onverminderd het bepaalde in de artikelen 13, 14 en 16.

  • 2 Indien niet op de oude beheerder, maar op een openbaar lichaam dat onder toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen is ingesteld, de plicht rust een in beheer overgaande weg te onderhouden, en de oude beheerder aan de desbetreffende gemeenschappelijke regeling deelneemt, komt in afwijking van het eerste lid de onderhoudsplicht van het openbaar lichaam met ingang van de overgangsdatum te vervallen, en gaan met ingang van de overgangsdatum de rechten en plichten van het openbare lichaam voor zover zij betrekking hebben op het onderhoud van de weg, over op de nieuwe beheerder.

Artikel 12

  • 1 De oude beheerder draagt, tenzij de oude en de nieuwe beheerder anders zijn overeengekomen, er zorg voor dat de in beheer overgaande weg en de naar de nieuwe beheerder overgaande bijbehorende werken en voorzieningen voor het wegverkeer op de dag voor de overgangsdatum in voldoende staat verkeren.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld volgens welke wordt bepaald of een weg in voldoende staat van onderhoud verkeert.

Artikel 13

  • 1 De oude beheerder draagt de archiefbescheiden betrekking hebbend op aangelegenheden omtrent de aanleg, het beheer en het onderhoud van de weg en van de naar de nieuwe beheerder overgaande bijbehorende werken en voorzieningen voor het wegverkeer, welke op de overgangsdatum nog niet zijn afgedaan, over aan de nieuwe beheerder.

  • 2 De nieuwe beheerder is te allen tijde bevoegd kosteloos inzage te nemen van de overige archiefbescheiden van de oude beheerder voor zover betrekking hebbend op de aanleg, het beheer en het onderhoud van de weg en bijbehorende werken en voorzieningen voor het wegverkeer, en daarvan reprodukties te vorderen. De kosten gemoeid met de vervaardiging van deze reprodukties, komen ten laste van de oude beheerder.

Artikel 14

De oude en de nieuwe beheerder zijn verplicht binnen zesendertig maanden na de overgangsdatum over te gaan tot onvoorwaardelijke levering, onderscheidenlijk aanvaarding van onroerende zaken en rechten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel f, alsmede voor zover de verhouding tussen de oude en de nieuwe beheerder daartoe noodzaakt, tot onvoorwaardelijke vestiging, wijziging of afstand van rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen.

Artikel 15

Ten aanzien van onroerende zaken en rechten daarop die onderwerp zijn van een beroep als bedoeld in artikel 9, vangt de termijn, bedoeld in artikel 14, aan op de dag van de uitspraak van de Kroon.

Artikel 16

  • 1 De in artikel 11 bedoelde overgang van rechten en verplichtingen en de in artikel 14 bedoelde levering en vestiging, wijziging of afstand van rechten geschieden om niet.

  • 2 Het batig saldo van de inkomsten en uitgaven voortvloeiende uit de exploitatie van de in artikel 14 bedoelde onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen, in de periode tussen de overgangsdatum en de datum van de in het eerste lid bedoelde levering, wordt door de oude beheerder aan de nieuwe beheerder uitgekeerd.

  • 3 Indien de nieuwe beheerder binnen tien jaar na de overgangsdatum ten gevolge van het bestaan of het bestaan hebben van een verkooppunt van motorbrandstoffen schade lijdt door verontreiniging van de bodem waarop de weg die hij in beheer heeft gekregen, of bijbehorende werken en voorzieningen voor het wegverkeer onder zijn zorg zijn komen te vallen, zijn aangelegd, terwijl de verontreiniging is ontstaan voor de overgangsdatum, en het optreden van de schade hem niet kan worden toegerekend, vergoedt, tenzij de oude en de nieuwe beheerder anders zijn overeengekomen, de oude beheerder de schade aan de nieuwe beheerder.

Hoofdstuk IV. Personeel

Artikel 18

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. personeelslid: degene die op de dag voor de overgangsdatum bij de oude beheerder in vaste of in tijdelijke dienst is aangesteld dan wel op arbeidsovereenkomst in dienst is en die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend werkzaam is ten behoeve van het beheer van in beheer overgaande wegen of bruggen en wiens functie bij de oude beheerder als gevolg van deze overgang vervalt, mits de aanstelling in tijdelijke dienst, onderscheidenlijk de arbeidsovereenkomst een dienstverband betreft dat bij wijze van proef, dan wel voor een proeftijd, dan wel anders dan voor een vaste of kennelijk bepaalde tijd tot stand is gebracht;

  • b. Sociaal Statuut: het op 15 augustus 1990 door Onze Minister vastgestelde Sociaal Statuut Herverdeling Wegenbeheer;

  • c. provinciaal plaatsingsplan: een provinciaal plaatsingsplan als bedoeld in de artikelen 4.2 juncto 4.3 van het Sociaal Statuut.

Artikel 19

  • 1 De oude beheerder biedt, tenzij het provinciaal plaatsingsplan niet voorziet in een mogelijkheid tot plaatsing bij een van de nieuwe beheerders, namens een nieuwe beheerder het personeelslid een functie aan bij die nieuwe beheerder.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde aanbod dient een functie te betreffen die

    • a. het personeelslid in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden redelijkerwijs kan worden opgedragen,

    • b. zoveel mogelijk overeenkomt met de functie van het personeelslid in dienst bij de oude beheerder, en

    • c. wat de in de artikelen 4.22 tot en met 4.29 van het Sociaal Statuut bedoelde arbeidsvoorwaarden betreft kan worden aangegaan onder voorwaarden die in hun geheel beschouwd niet ongunstiger zijn dan die welke voor het personeelslid golden uit hoofde van zijn dienstverband bij de oude beheerder op de dag voor de overgangsdatum.

  • 3 Als het provinciaal plaatsingsplan niet voorziet in een mogelijkheid tot plaatsing bij een van de nieuwe beheerders, doet de oude beheerder, mede namens de nieuwe beheerders, hiervan mededeling aan het personeelslid.

  • 4 Het personeelslid dat bezwaar heeft tegen het aanbod, bedoeld in het eerste lid, of tegen de mededeling, bedoeld in het derde lid, kan binnen dertig dagen na de dag waarop het aanbod dan wel de mededeling is gedaan, een bezwaarschrift indienen bij de oude beheerder. De oude beheerder neemt, in overeenstemming met de nieuwe beheerder dan wel beheerders, over het bezwaar geen beslissing dan nadat hij advies heeft ingewonnen bij een bezwarencommissie zoals bedoeld in artikel 4.36 van het Sociaal Statuut.

Artikel 20

  • 1 Het personeelslid dat niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste lid, en het personeelslid dat binnen twee weken na ontvangst van de afwijzende beslissing op het bezwaarschrift aan de oude beheerder laat weten dat hij het aanbod alsnog aanvaardt, gaat met ingang van de overgangsdatum over in dienst bij de nieuwe beheerder in een dienstverband van tenminste dezelfde aard als voor het personeelslid op de dag voor de overgangsdatum gold.

  • 2 Door de overgang in dienst bij de nieuwe beheerder is het personeelslid van rechtswege eervol ontslagen uit de dienst van de oude beheerder.

Artikel 21

  • 1 Onze Minister stelt nadere regels betreffende het aanbieden van functies aan personeelsleden, het in dienst overgaan, de arbeidsvoorwaarden voor een in dienst overgaand personeelslid, de om-, her- en bijscholing van een personeelslid en het behandelen van bezwaren van een personeelslid.

  • 2 Alvorens de nadere regels vast te stellen pleegt Onze Minister overleg met het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen en met de in de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken vertegenwoordigde centrales van verenigingen van ambtenaren.

Hoofdstuk V. Financiële verhouding

Artikel 22

  • 1 Indien ingevolge artikel 4, tweede lid, of artikel 4, zesde lid, een waterschap op de overgangsdatum wegen in beheer heeft, verstrekt elk van de gemeenten waar door het waterschap beheerde wegen zijn gelegen, aan het waterschap jaarlijks een bijdrage in de kosten van de wegenzorg.

  • 2 De bijdrage wordt, tenzij de gemeente en het waterschap anders zijn overeengekomen, in vier zo veel mogelijk gelijke kwartaalbetalingen uitgekeerd.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de bijdrage vastgesteld die de gemeente in het eerste jaar waarin de overgangsdatum valt, moet verstrekken.

  • 4 Met ingang van het eerste jaar na het jaar waarin de overgangsdatum valt, wordt gedurende twintig jaar de bijdrage jaarlijks verhoogd met een bedrag gelijk aan 3,125% van de bijdrage die in het eerste jaar waarin de overgangsdatum valt, is verstrekt.

  • 5 Met ingang van het eerste jaar na het jaar waarin de overgangsdatum valt, bedraagt de bijdrage het resultaat van een berekening waarbij het bedrag van de bijdrage in het voorgaande jaar, na toepassing van het vorige lid, wordt verhoogd onderscheidenlijk verlaagd met het percentage waarmee het Gemeentefonds in het uitkeringsjaar in verband met algemene loon- en prijswijzigingen groeit onderscheidenlijk afneemt ten opzichte van het voorgaande uitkeringsjaar.

Artikel 23

Als op de gemeente Groningen op de overgangsdatum nog de in de Wegenwet bedoelde onderhoudsplicht rust voor een weg die is gelegen

verschaft de gemeente waar de weg is gelegen, aan de gemeente Groningen jaarlijks zo lang de onderhoudsplicht op de gemeente Groningen rust, een bijdrage in de kosten van het onderhoud.

Hoofdstuk VI. Overgangsbepalingen

Artikel 25

  • 1 Wie ten tijde van de beheersovergang van een weg een gebruik maakt dat bij de beheerregeling van de oude beheerder niet is verboden, en bij de beheerregeling van de nieuwe beheerder niet of slechts onder beschikking is toegestaan, mag dat gebruik in elk geval de eerste zes maanden ongewijzigd voortzetten en, mits hij binnen die zes maanden een beschikking heeft aangevraagd, het gebruik in elk geval ongewijzigd voortzetten totdat de nieuwe beheerder op de aanvraag heeft beslist.

  • 2 De door de oude beheerder verleende beschikking voor een gebruik van een weg waarvoor bij de beheerregeling van de nieuwe beheerder eveneens een beschikking is vereist, staat gelijk met een door de nieuwe beheerder verleende beschikking. De nieuwe beheerder mag de beschikking met de daartoe behorende voorschriften in de eerste twaalf maanden niet ambtshalve wijzigen of intrekken, tenzij wordt gehandeld in strijd met de beschikking.

Artikel 27

  • 1 Gedeputeerde staten zorgen er voor dat binnen twee jaar na de overgangsdatum de reserves voor het wegenbeheer worden verdeeld en uitgekeerd.

  • 2 Onder reserves voor het wegenbeheer als bedoeld in het eerste lid, worden verstaan de reserves waarvan de vorming ten laste van de uitkering ingevolge artikel 9 van de Wet Uitkeringen Wegen (Stb. 1966, 367) is verantwoord binnen hoofdstuk 3 "Verkeer en Vervoer", paragraaf O "Uitvoering Wet Uitkeringen Wegen", van de provinciale rekening, bedoeld in de Provinciale Comptabiliteitsvoorschriften 1979 (Stb. 1979, 324).

Artikel 28

  • 1 De in artikel 27, eerste lid, bedoelde verdeling betreft de saldi van de voor verdeling in aanmerking komende reserves op 31 december van het jaar voor de overgangsdatum, na aftrek van de bijdragen ten laste van deze reserves waartoe het provinciaal bestuur ten laatste op 31 december 1989 heeft besloten, met dien verstande dat het saldo van de in artikel 10, vierde lid, van de Wet Uitkeringen Wegen bedoelde reserve voor voorzieningen ten behoeve van het wegverkeer in drie delen wordt gesplitst, waarna deze delen worden toegevoegd aan de reserves ten behoeve van secundaire, onderscheidenlijk tertiaire onderscheidenlijk quartaire wegen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde splitsing geschiedt overeenkomstig de op de verdeling over de categorieën secundaire wegen, tertiaire wegen en quartaire wegen betrekking hebbende regels van de in het jaar voor de overgangsdatum geldende provinciale verdelingsverordening, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet Uitkeringen Wegen.

  • 3 De reserve ten behoeve van in artikel 7 van de Wet Uitkeringen Wegen bedoelde secundaire wegen wordt verdeeld naar rato van de onderhoudsbijdragen die de onderhoudsplichtigen van secundaire wegen in het jaar voor de overgangsdatum hebben ontvangen, en aan die onderhoudsplichtigen uitgekeerd.

  • 4 De reserve ten behoeve van in artikel 7 van de Wet Uitkeringen Wegen bedoelde tertiaire wegen wordt verdeeld naar rato van de onderhoudsbijdragen die de onderhoudsplichtigen van tertiaire wegen in het jaar voor de overgangsdatum hebben ontvangen, en aan die onderhoudsplichtigen uitgekeerd.

  • 5 De reserve ten behoeve van in artikel 7 van de Wet Uitkeringen Wegen bedoelde quartaire wegen wordt verdeeld naar rato van de onderhoudsbijdragen die de onderhoudsplichtigen van quartaire wegen in het jaar voor de overgangsdatum hebben ontvangen, en aan die onderhoudsplichtigen uitgekeerd.

Artikel 29

  • 1 Gedeputeerde staten doen binnen vier maanden na de overgangsdatum aan Onze Minister per onderhoudsplichtige per wegvak onderscheidenlijk per veerverbinding gespecificeerd opgave van de op grond van de provinciale verdelingsverordening, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet Uitkeringen Wegen, per jaar toegezegde bijdragen in de kosten van rente en afschrijving van kapitaaluitgaven voor zover

    • a. die toezeggingen betrekking hebben op bijdragen aan andere onderhoudsplichtigen dan de provincie te verstrekken in de periode na de overgangsdatum,

    • b. de kapitaaluitgaven betrekking hebben op werkzaamheden die zijn verricht voor de overgangsdatum, en

    • c. de betalingen wegens die werkzaamheden zijn gedaan voor de overgangsdatum, of voor die datum opeisbaar zijn geworden.

  • 2 Gedeputeerde staten voegen aan de opgave een inventarisatie toe waarin voor elk van de in aanmerking komende gemeenten wordt aangegeven de grootte van de per jaar en per wegvak gespecificeerde uitkering die de gemeente aan een of meer in het eerste lid bedoelde andere onderhoudsplichtigen heeft te doen om het voor die andere onderhoudsplichtigen vervallen van de bijdragen in de kosten van rente en afschrijving van kapitaaluitgaven te compenseren.

  • 3 Gedeputeerde Staten doen binnen vier maanden na de overgangsdatum aan Onze Minister per veerverbinding die niet is gelegen in een wegverbinding of tussen wegen die in de bij deze wet behorende bijlage 1 zijn aangegeven in rood of groen, gespecificeerd opgave van het jaarlijkse gemiddelde van de op grond van de provinciale verdelingsverordening, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet Uitkeringen Wegen, over de laatste drie jaar voor de overgangsdatum verleende bijdragen aan anderen voor veerverbindingen, verminderd met de over die jaren verleende bijdragen in de kapitaallasten van die veerverbindingen.

  • 4 Gedeputeerde Staten voegen aan de in het derde lid bedoelde opgave een inventarisatie toe waarin voor de in aanmerking komende gemeenten wordt aangegeven, de grootte van de uitkering die de gemeente in het eerste jaar na de overgangsdatum heeft te doen aan andere die de betrokken veerverbindingen verzorgen, om het vervallen van de bijdrage of bijdragen in de kosten van de veerverbinding met uitzondering van de bijdragen in de kosten van rente en afschrijving van kapitaaluitgaven, te compenseren.

Artikel 30

  • 1 Onze Minister stelt aan de hand van de in artikel 29, eerste lid, bedoelde opgaven een overzicht vast van de bijdragen die aan de gemeenten zijn toegezegd.

  • 2 Onze Minister stelt aan de hand van de in artikel 29, tweede lid, bedoelde inventarisaties een lijst vast van de gemeenten die de in de lijst vermelde uitkeringen zullen verschaffen aan de in de lijst genoemde andere onderhoudsplichtigen.

  • 3 Het in het eerste lid bedoelde overzicht en de in het tweede lid bedoelde lijst worden niet vastgesteld dan nadat een ontwerp voor het overzicht en voor de lijst is gepubliceerd in de Staatscourant, de in artikel 29, eerste lid, bedoelde onderhoudsplichtigen de gelegenheid is geboden bij Onze Minister bedenkingen tegen het ontwerp in te brengen en over deze bedenkingen een standpunt is bepaald.

  • 4 Onze Minister stelt aan de hand van de in artikel 29, derde lid, bedoelde opgaven een per gemeente geordend overzicht vast van de jaarlijkse gemiddelden van de bijdragen die de gemeenten ontvingen over de laatste drie jaar voor de overgangsdatum in de kosten van overzetveren, verminderd met de bijdragen in kapitaallasten voor de veerverbindingen.

  • 5 Onze Minister stelt aan de hand van de in artikel 29, vierde lid, bedoelde inventarisaties een lijst vast van de gemeente die gedurende de eerste vijf jaar na de overgangsdatum jaarlijks uitkeringen zullen verschaffen aan de in de lijst genoemde anderen, en van de hoogte van deze uitkeringen. Deze hoogte bedraagt in het eerste jaar na de overgangsdatum het jaarlijkse gemiddelde van de netto-uitkeringen die de betrokken andere dan de gemeente volgens het overzicht over de laatste drie jaar voor de overgangsdatum ontving; deze hoogte bedraagt in het n-de jaar na het jaar waarin de overgangsdatum valt, (5-n)/5 van van de hoogte in het eerste jaar na de overgangsdatum.

  • 6 Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van het in het vierde lid bedoelde overzicht en van de in het vijfde lid bedoelde lijst.

Artikel 31

  • 1 Een gemeente die op de in artikel 30, tweede lid, bedoelde lijst voorkomt, verschaft met inachtneming van de lijst uitkeringen aan de in de lijst genoemde andere onderhoudsplichtigen.

  • 2 De uitkering wordt, tenzij de gemeente en de andere onderhoudsplichtige anders zijn overeengekomen, verstrekt in vier zo veel mogelijk gelijke kwartaalbetalingen.

  • 3 Een gemeente die op de in artikel 30, vijfde lid, bedoelde lijst voorkomt, verschaft met inachtneming van de lijst gedurende de eerste vijf jaar na de overgangsdatum jaarlijks een uitkering aan degene die een of meer van de betrokken veerverbindingen verzorgt.

  • 4 Op de in het derde lid bedoelde uitkering is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32

  • 1 Aan elk van de gemeenten die voorkomen in het in artikel 30, eerste lid, bedoelde overzicht, wordt ten laste van de begroting van het Gemeentefonds jaarlijks een uitkering gedaan die overeenkomt met de som der aan de gemeente volgens het overzicht toegezegde bijdragen voor het desbetreffende jaar.

  • 2 Aan elk van de gemeenten die voorkomen op de in artikel 30, tweede lid, bedoelde lijst, wordt ten laste van de begroting van het Gemeentefonds jaarlijks een uitkering gedaan die overeenkomt met de som der uitkeringen die de gemeente volgens de lijst in het desbetreffende jaar aan andere onderhoudsplichtigen moet verschaffen.

  • 3 Het in het eerste lid bedoelde overzicht en de in het tweede lid bedoelde lijst, alsmede het in het vierde lid bedoelde overzicht en de in het vijfde lid bedoelde lijst, worden opgenomen in een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 13 van de Financiële-verhoudingswet.

  • 4 Aan elk van de gemeenten die voorkomen in het in artikel 30, vierde lid, bedoelde overzicht, wordt ten laste van de begroting van het Gemeentefonds jaarlijks gedurende de eerste vijf jaar na de overgangsdatum een uitkering gedaan. De hoogte van die uitkering bedraagt in het eerste jaar na de overgangsdatum het jaarlijks gemiddelde van de netto-uitkeringen die de betrokken gemeente volgens het overzicht over de laatste drie jaar voor de overgangsdatum ontving; de hoogte in het n-de jaar na het jaar waarin de overgangsdatum valt, bedraagt (5-n)/5 van de hoogte in het eerste jaar na de overgangsdatum.

  • 5 Aan elk van de gemeenten die voorkomen op de in artikel 30, vijfde lid, bedoelde lijst, wordt ten laste van de begroting van het Gemeentefonds jaarlijks gedurende de eerste vijf jaar na de overgangsdatum een uitkering gedaan waarvan de hoogte overeenkomt met de hoogte van de uitkering die de gemeente in het desbetreffende jaar volgens de lijst aan een of meer anderen moet verschaffen.

Hoofdstuk VII. Slotbepalingen

Artikel 38

Een besluit van provinciale staten tot vaststelling van een herverdelingsplan als bedoeld in artikel 3, dat is genomen voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, doch overeenkomstig de bepalingen van deze wet, wordt met ingang van datum van inwerkingtreding van deze wet gelijkgesteld met het besluit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat de termijn, bedoeld in artikel 9, aanvangt op de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 39

  • 1 Onze Minister bevordert dat na de overgangsdatum bij het Rijk de wegen in beheer zijn die verbindingen vormen van nationaal belang, en bij de provincies de wegen die verbindingen vormen van bovenregionaal belang voorzover niet in beheer bij het Rijk, en de wegen die verbindingen vormen van regionaal belang.

  • 2 Een keer in de tien jaar zendt Onze Minister aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal een nota over de ontwikkelingen betreffende de taakverdeling tussen de overheden bij het beheer van de wegen.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde nota wordt niet verzonden dan na overleg met vertegenwoordigers van de andere overheden.

  • 4 Zo de in het tweede lid bedoelde nota daartoe aanleiding geeft, wordt een voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden strekkende tot wijziging in de taakverdeling tussen de overheden bij het beheer van de wegen en tot regeling van daarmee samenhangende aangelegenheden.

Artikel 40

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 33, dat in werking treedt op de overgangsdatum.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 29 oktober 1992

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

De Staatssecretaris van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Uitgegeven de derde november 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage 1. behorende bij de Wet herverdeling wegenbeheer (Stb. 1992 563)

Wegenkaart,

in drie delen

[Red: Raadpleeg voor de kaart de bijgevoegde kaart bij Stb. 1992, 563.]

Bijlage 2. behorende bij de Wet herverdeling wegenbeheer (Stb. 1992, 563)

Overzicht van de gemeenten waar wegen in beheer zullen zijn bij het aangegeven waterschap

Gemeenten in de provincie Noord-Holland

Gemeente

Waterschap

Akersloot

Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier

Den Helder

 

Egmond

 

Graft-De Rijp

 

Limmen

 

Niedorp

 

Schagen

 

Schermer

 

Schoorl

 

Uitgeest

 

Wester-Koggenland

 

Zijpe

 
   

Amsterdam

De Waterlanden

Beemster

 

Edam-Volendam

 

Landsmeer

 

Oostzaan

 

Purmerend

 

Waterland

 

Wester-Koggenland

 

Wormerland

 

Zeevang

 
   

Andijk

Westfriesland

Drechterland

 

Enkhuizen

 

Hoorn

 

Medemblik

 

Niedorp

 

Noorder-Koggenland

 

Obdam

 

Opmeer

 

Stede Broec

 

Venhuizen

 

Wervershoof

 

Wester-Koggenland

 

Wognum

 

Zeevang

 

Gemeenten in de provincie Zuid-Holland

Gemeente

Waterschap

Alblasserdam

Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden

Giessenlanden

 

Gorinchem

 

Graafstroom

 

Hardinxveld-Giessendam

 

Leerdam

 

Liesveld

 

Nieuw-Lekkerland

 

Papendrecht

 

Sliedrecht

 

Vianen

 

Zederik

 
   

Bernisse

De Brielse Dijkring

Brielle

 

Hellevoetsluis

 

Rozenburg

 

Spijkenisse

 

Westvoorne

 
   

Dirksland

Goeree-Overflakkee

Goedereede

 

Middelharnis

 

Oostflakkee

 
   

Binnenmaas

De Groote Waard

Cromstrijen

 

's-Gravendeel

 

Korendijk

 

Oud-Beijerland

 

Strijen

 
   

Bergambacht

Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard

Gouda

 

Krimpen aan den IJssel

 

Nederlek

 

Ouderkerk

 

Schoonhoven

 

Vlist

 
   

Albrandswaard

IJsselmonde

Barendrecht

 

Heerjansdam

 

Hendrik-Ido-Ambacht

 

Ridderkerk

 

Rotterdam

 

Zwijndrecht

 

Gemeenten in de provincie Zeeland

Gemeente

Waterschap

Axel

De Drie Ambachten

Hulst

 

Sas van Gent

 

Terneuzen

 
   

Axel

Hulster Ambacht

Hontenisse

 

Hulst

 

Terneuzen

 
   

Borsele

Noord- en Zuid-Beveland

Goes

 

Kapelle

 

Kortgene

 

Reimerswaal

 

Wissenkerke

 
   

Brouwershaven

Schouwen-Duiveland

Bruinisse

 

Duiveland

 

Middenschouwen

 

Westerschouwen

 

Zierikzee

 
   

Sint Philipsland

Tholen

Tholen

 
   

Aardenburg

Het Vrije van Sluis

Oostburg

 

Sas van Gent

 

Sluis

 

Terneuzen