Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van
17 juni 1992, no. J. 928199, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken,
gedaan mede namens de Minister van Economische Zaken;
Overwegende dat regels moeten worden gesteld ter uitvoering van de Verordening (EEG) 2092/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1991 (PbEG 1991, L198), inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande
op landbouwprodukten en levensmiddelen;
Gelet op de artikelen 2, 3, 7, 8, 9 en 12 van de Landbouwkwaliteitswet (Stb. 1971, 371);
Gehoord:
-. het Landbouwschap;
-. het Produktschap voor Groenten en Fruit;
-. het Produktschap voor Vee en Vlees;
-. het Produktschap voor Zuivel;
-. het Produktschap voor Pluimvee en Eieren;
-. het Hoofdproduktschap voor Akkerbouwprodukten;
-. de Consumentenbond;
-. het Konsumentenkontakt;
-. de Stichting Skal;
-. het Platform Biologische Landbouw en Voeding;
-. de Vereniging voor Biologisch-Dynamische Landbouw;
-. de Nederlandse Vereniging voor Ekologische Landbouw;
-. het Centraal Bureau Tuinbouwveilingen;
De Raad van State gehoord (advies van 28 juli 1992, no. W11.92.0273);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
van 17 november 1992, No. J. 9213960, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische
Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: