Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van
12 juni 1992, nr. VVP/L-U 921385, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van
Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Overwegende, dat bij de Warenwetregeling Eiprodukten (EEG) (Stcrt. 1991, 240) voorlopig uitvoering is gegeven aan zowel de Richtlijn van de Raad van
20 juni 1989 inzake hygiëne- en gezondheidsvraagstukken bij de bereiding en het in
de handel brengen van eiprodukten (89/437/EEG) (PbEG L 212) als aan de Richtlijn van de Raad van 19 december 1991 tot wijziging van Richtlijn 89/437/EEG (91/684/EEG) PbEG L 376);
Overwegende, dat ter vervanging van die regeling een algemene maatregel van bestuur
in werking moet treden;
Gelet op de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, onder a en b, en zesde lid, 6, onder a en d , 8, onder c , 12, 13 en 14, van de Warenwet (Stb. 1988, 360);
Gehoord de Adviescommissie Warenwet (advies van 10 maart 1992, nummer 14502a/(4/6)5);
De Raad van State gehoord (advies van 7 oktober 1992, No.W13.92.0252);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
van 18 november 1992, nr. DGVgz/VVP/L 922748, uitgebracht in overeenstemming met Onze
Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan: