Wet goedkeuring en uitvoering Markham-overeenkomst

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 18-09-2016 en zichtdatum 18-09-2016.
Geldend van 25-01-2014 t/m heden

Wet van 16 december 1992, tot goedkeuring en uitvoering van de op 26 mei 1992 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake de exploitatie van de voorkomens in het Markhamveld en de afname van bitumina daaruit, met bijlagen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de op 26 mei 1992 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake de exploitatie van de voorkomens in het Markhamveld en de afname van bitumina daaruit (Trb. 1992, 99) ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden, en dat ter uitvoering van deze Overeenkomst enige wettelijke voorzieningen moeten worden getroffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

De op 26 mei 1992 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake de exploitatie van de voorkomens in het Markhamveld en de afname van bitumina daaruit, met twee bijlagen, waarvan de Nederlandse en de Engelse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 1992, 99, wordt goedgekeurd voor Nederland.

Artikel 2

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Markham-overeenkomst: de op 26 mei 1992 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake de exploitatie van de voorkomens in het Markhamveld en de afname van bitumina daaruit;

voorkomens in het Markhamveld: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Markham-overeenkomst;

het Markham-gebied: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Markham-overeenkomst;

Markham-winningsvergunning: een winningsvergunning als bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet, met gebruikmaking waarvan aardolie en aardgas kan worden gewonnen uit een of meer voorkomens in het Markhamveld;

vergunninghoudersovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in artikel 3 van de Markham-overeenkomst, gesloten tussen de houders van de Markham-winningsvergunning en de overige winners van delfstoffen uit de voorkomens in het Markham-veld;

Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken.

Artikel 3

  • 1 Met betrekking tot een Markham-winningsvergunning wordt in zoverre afgeweken van het bij en krachtens de paragrafen 5.1.1.3 en 5.1.1.4 van de Mijnbouwwet bepaalde dat, voorzover het betreft het winnen van aardolie of aardgas uit voorkomens in het Markham-veld:

    • a. de vergunninghouder jaarlijks aan de Staat een afdracht als bedoeld in artikel 60 van de Mijnbouwwet is verschuldigd dat wordt bepaald op de in paragraaf 5.1.1.3 van die wet voorgeschreven wijze, met dien verstande dat niet wordt geheven over de in artikel 62, tweede lid, van die wet bedoelde omzet, maar over de omzet, waartoe de vergunninghouder ingevolge de vergunninghoudersovereenkomst gerechtigd is;

    • b. de vergunninghouder jaarlijks aan de Staat een bedrag is verschuldigd, berekend naar de met de winning behaalde winst, dat wordt bepaald op de wijze zoals voorgeschreven in paragraaf 5.1.1.4 van de Mijnbouwwet, met dien verstande dat voor de bepaling van het door de vergunninghouder verschuldigde bedrag niet wordt uitgegaan van de opbrengsten van krachtens de Markham-winningsvergunning gewonnen delfstoffen, maar van de opbrengsten van de uit de voorkomens in het Markhamveld gewonnen delfstoffen, waartoe de vergunninghouder ingevolge de vergunninghoudersovereenkomst gerechtigd is;

    • c. voor de bepaling van het door de vergunninghouder verschuldigde bedrag, berekend naar de met de winning behaalde winst, kosten van het winnen en afleveren van delfstoffen, slechts in aanmerking worden genomen, voor zover zij kunnen worden toegerekend aan het deel van de uit de voorkomens van het Markhamveld gewonnen delfstoffen, waartoe de vergunninghouder ingevolge de vergunninghoudersovereenkomst gerechtigd is.

  • 3 Aan een Markham-winningsvergunning worden voorts, voor zover het betreft de winning van aardolie of aardgas uit voorkomens in het Markham-veld, in aanvulling op het bij en krachtens de Mijnbouwwet bepaalde de beperkingen en voorschriften verbonden die noodzakelijk zijn ter uitvoering van de artikelen 3, 4, 5, eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid, 6, eerste, tweede, derde en zesde lid, 7, 8, eerste lid, 10, tweede lid, 11, eerste, tweede en derde lid, 14, vierde lid, 16, eerste tot en met vierde en zevende lid, 20, tweede en derde lid, en 21 derde tot en met vijfde lid, van de Markham-overeenkomst.

Artikel 4

  • 1 Ingeval een Markham-winningsvergunning is verleend vóór het tijdstip van inwerkingtreden van deze wet, wordt die vergunning door Onze Minister zodanig gewijzigd, dat de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen komen te voldoen aan artikel 3.

  • 2 Overigens kunnen de aan een Markham-winningsvergunning verbonden voorschriften en beperkingen worden gewijzigd en kunnen nieuwe voorschriften en beperkingen aan een zodanige vergunning worden verbonden, voor zover dat noodzakelijk is ter uitvoering van de artikelen 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, en 19 van de Markham-overeenkomst.

Artikel 5

  • 1 De houders van een Markham-winningsvergunning verlenen de door Onze Minister verlangde medewerking aan de totstandkoming van vergunninghoudersovereenkomsten.

  • 2 Een vergunninghoudersovereenkomst als bedoeld in het eerste lid, alsmede wijzigingen daarin, treden in werking na goedkeuring van Onze Minister.

  • 3 Onze Minister kan van de houders van een Markham-winningsvergunning verlangen dat zij zich op de door Onze Minister vast te stellen voorwaarden ten behoeve van de Nederlandse Staat verbinden tot de nakoming door partijen van het bepaalde in een vergunninghoudersovereenkomst.

  • 4 Indien een vergunninghouder niet de in het eerste of derde lid verlangde medewerking verleent, dan wel een vergunninghoudersovereenkomst niet naleeft, kan Onze Minister overgaan tot intrekking van de Markham-winningsvergunning. Van de beschikking tot intrekking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Artikel 142 van de Mijnbouwwet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 9

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet goedkeuring en uitvoering Markham-overeenkomst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 16 december 1992

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

J. E. Andriessen

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. van den Broek

Uitgegeven de vierentwintigste december 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin