Luchtverkeersreglement

[Regeling vervallen per 12-12-2014.]
Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2004 en zichtdatum 14-07-2004.
Geldend van 01-12-2000 t/m 01-02-2007

Besluit van 18 december 1992, houdende regelen ter bevordering van de veiligheid en de regelmaat van het luchtverkeer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 juli 1992, nr. JBZ/L 92.007482, Rijksluchtvaartdienst, gedaan mede namens Onze Minister van Defensie;

Overwegende dat het in verband met het tot stand komen van de Wet Luchtverkeer (Stb. 1992, 368) noodzakelijk is de regels met betrekking tot het luchtverkeer aan te passen en opnieuw vast te stellen;

Gelet op de artikelen 7, 13 en 14 van de Wet Luchtverkeer;

De Raad van State gehoord (advies van 1 december 1992, nr. W09.92.0347);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens Onze Minister van Defensie van 11 december 1992, nr. JBZ/L92.013025, Rijksluchtvaartdienst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. ACAS: Airborne Collision Avoidance System, een systeem aan boord van een luchtvaartuig, werkend met signalen van transponders en onafhankelijk van installaties op de grond, dat de gezagvoerder advies geeft over mogelijk conflicterende luchtvaartuigen die zijn uitgerust met een transponder;

  • b. alarmering: een dienstverlening met het doel de betrokken instanties te waarschuwen aangaande luchtvaartuigen die hulp behoeven in de vorm van opsporing en redding en deze instanties bij te staan voor zover dat vereist is;

  • c. algemeen luchtverkeersleidingsgebied: een luchtverkeersleidingsgebied dat zich in opwaartse richting uitstrekt vanaf een vastgestelde grens boven het aardoppervlak;

  • d. bijzondere VFR-vlucht: een VFR-vlucht, die overeenkomstig een klaring van een luchtverkeersleidingsdienst wordt uitgevoerd binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, onder weersomstandigheden die slechter zijn dan zichtweersomstandigheden;

  • e. daglichtperiode: het gedeelte van het etmaal tussen vijftien minuten voor zonsopgang en vijftien minuten na zonsondergang zoals geldt voor de positie 52°00' N en 05°00' O op zeeniveau;

  • f. gecontroleerd luchtvaartterrein: een luchtvaartterrein, waar luchtverkeersleiding wordt gegeven aan luchtvaartterreinverkeer;

  • g. gecontroleerde vlucht: een vlucht waarvoor een klaring is vereist;

  • h. geldend vliegplan: het ingediende vliegplan met inbegrip van eventuele wijzigingen veroorzaakt door daarop verstrekte klaringen;

  • i. grondzicht: het zicht op een luchtvaartterrein, zoals bepaald door een bevoegde waarnemer of met daartoe bestemde apparatuur;

  • j. IFR-vlucht: een vlucht waarop, naast de in hoofdstuk III, afdeling 2, vastgestelde algemene vliegvoorschriften, tevens de in afdeling 4 vastgestelde instrumentvliegvoorschriften van toepassing zijn;

  • k. inhalen: een ander luchtvaartuig van achteren naderen uit een richting, die een hoek maakt van minder dan 70° met het vlak van symmetrie van dit luchtvaartuig;

  • l. instrumentweersomstandigheden: weersomstandigheden, die zijn uitgedrukt in termen van zicht, afstand tot wolken en wolkenbasis en die minder zijn dan de voorgeschreven minimum waarden voor zichtweersomstandigheden;

  • m. kruishoogte: een vlieghoogte, die tijdens een aanzienlijk deel van een vlucht wordt gehandhaafd;

  • n. landingsterrein: het gedeelte van een luchtvaartterrein, met uitzondering van platforms, dat bestemd is voor het opstijgen, het landen en het taxiën van luchtvaartuigen;

  • o. luchtvaartterreinverkeer: alle verkeer op het landingsterrein en alle luchtvaartuigen die zich bevinden in het luchtverkeerscircuit van het betrokken luchtvaartterrein dan wel dit circuit binnen vliegen of verlaten;

  • p. luchtverkeersadvisering: adviezen die binnen het luchtverkeersdienstverleningsgebied klasse F worden gegeven met het doel, voor zover uitvoerbaar, separatie te verzekeren tussen vluchten die worden uitgevoerd volgens IFR-vliegplan;

  • q. luchtverkeerscircuit: de voorgeschreven vliegbaan voor luchtvaartuigen, die moet worden gevolgd in de nabijheid van een luchtvaartterrein;

  • r. luchtverkeersdienst: één of meer van de diensten, die zijn belast met het uitoefenen van de luchtverkeersdienstverlening, zijnde: luchtverkeersleidingsdiensten (luchtverkeersleidingscentrum, naderings- of plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst), vluchtinformatiecentrum en luchtverkeersmeldingspost;

  • s. luchtverkeersdienstverleningsgebieden: delen van het luchtruim met vastgestelde begrenzingen, waarvoor is vastgesteld welke soorten vluchten erin mogen worden uitgevoerd en welke soorten luchtverkeersdienstverlening er worden verstrekt, alsmede welke regels gelden voor de vluchtuitvoering;

  • t. luchtverkeersinformatie: informatie verstrekt door een luchtverkeersdienst met het doel bestuurders opmerkzaam te maken op ander, bekend of waargenomen, luchtverkeer dat mogelijkerwijs in de nabijheid van hun positie of voorgenomen vliegroute verkeert, alsmede bestuurders behulpzaam te zijn bij het vermijden van botsingen;

  • u. luchtverkeersleidingsgebied: een luchtverkeersdienstverleningsgebied waarbinnen luchtverkeersleiding wordt gegeven aan IFR-vluchten, en aan VFR-vluchten in overeenstemming met de geldende luchtruim classificatie;

  • v. luchtverkeersontwijkadvies: een door een luchtverkeersdienst verstrekt advies tot het uitvoeren van bepaalde manoeuvres, met het doel bestuurders behulpzaam te zijn bij het vermijden van botsingen;

  • w. luchtverkeersroute: een bepaalde route, vastgesteld om de verkeersstroom te kanaliseren, waar dat nodig is voor de verzorging van de luchtverkeersdienstverlening;

  • x. meldingspunt: de geografisch bepaalde plaats, ten opzichte waarvan de positie van een luchtvaartuig kan worden gemeld;

  • y. naderingsluchtverkeersleidingsgebied: een algemeen luchtverkeersleidingsgebied, dat doorgaans is ingesteld bij het kruispunt van luchtverkeersroutes gelegen in de nabijheid van één of meer luchtvaartterreinen;

  • z. omschakelpunt: het punt waar een luchtvaartuig tijdens een vlucht langs een gedeelte van een luchtverkeersroute, dat is bepaald met betrekking tot alzijdig gerichte radiobakens werkend op zeer hoge frequenties, verwacht wordt - voor de primaire navigatie - om te schakelen van het baken achter het luchtvaartuig naar het volgende baken vóór het luchtvaartuig;

  • aa. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat voor wat het burgerluchtverkeer en de algemene verkeersveiligheid in de lucht betreft en Onze Minister van Defensie voor wat het militaire luchtverkeer betreft;

  • ab. plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied: een luchtverkeersleidingsgebied, dat zich verticaal uitstrekt vanaf het aardoppervlak tot aan een vastgestelde bovengrens;

  • ac. platform: een gedeelte van een luchtvaartterrein, dat bestemd is voor het opstellen van luchtvaartuigen, met het doel passagiers te laten in- of uitstappen, post of vracht te laden of te lossen, brandstof in te nemen, te parkeren of onderhoudswerkzaamheden te verrichten;

  • ad. RA: Resolution Advisory, een door ACAS aan de gezagvoerder gegeven advies om zodanig te manoeuvreren dat een botsing wordt voorkomen;

  • ae. transponder: een radarbeantwoordingssysteem met informatie over de identiteit en eventueel de hoogte van het luchtvaartuig;

  • af. taxiën: het op eigen kracht voortbewegen van een luchtvaartuig op een luchtvaartterrein, met uitzondering van de start en landing, maar met inbegrip van het voortbewegen van een hefschroefvliegtuig boven een luchtvaartterrein binnen een hoogteband waar grond-effect wordt ondervonden en met een snelheid die vergelijkbaar is met die van andere taxiënde luchtvaartuigen;

  • ag. uitwijkhaven: een luchtvaartterrein waarheen een vlucht kan worden vervolgd indien moet worden afgezien van landing op het luchtvaartterrein van bestemming;

  • ah. VFR-vlucht: een vlucht waarop, naast de in hoofdstuk III, afdeling 2, vastgestelde algemene vliegvoorschriften, tevens de in afdeling 3 vastgestelde zichtvliegvoorschriften van toepassing zijn;

  • ai. vlieghoogte: de hoogte van een zich in de lucht bevindend luchtvaartuig uitgedrukt in:

    • 1. hoogte boven het aardoppervlak

    • 2. hoogte boven gemiddeld zeeniveau of

    • 3. vliegniveau;

  • aj. vliegniveau: een vlak van constante atmosferische druk in relatie tot het referentiedrukvlak van 1013.2 hectopascals, dat van soortgelijke vlakken is gescheiden door bepaalde drukintervallen;

  • ak. vliegtuig: luchtvaartuig zwaarder dan lucht en voorzien van een voortstuwingsinrichting;

  • al. vliegzicht: het zicht recht vooruit waargenomen vanuit de stuurhut van een luchtvaartuig tijdens de vlucht;

  • am. vluchtinformatiegebied: een luchtruimte met vastgestelde begrenzingen, waarbinnen inlichtingen tijdens de vlucht worden verstrekt en alarmering wordt verzorgd;

  • an. vluchtinformatieverstrekking: een dienstverlening met het doel inlichtingen te geven tijdens de vlucht ten behoeve van een veilige en doelmatige vluchtuitvoering;

  • ao. wachtpositie: een gemarkeerde positie waar taxiënde luchtvaartuigen en voertuigen verplicht kunnen worden stil te houden met als doel de landingsbaan vrij te houden;

  • ap. wolkenbasis: de hoogte boven grond of water van de basis van de laagste wolkenlaag beneden 6000 meter (20 000 voet) die meer dan de helft van de hemel bedekt;

  • aq. zichtweersomstandigheden: weersomstandigheden, die zijn uitgedrukt in termen van zicht, afstand tot wolken en wolkenbasis, die gelijk zijn aan - of beter dan - voorgeschreven minimum waarden.

Artikel 2. Bevoegdheid LVNL

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Voor zover de LVNL beslissingen neemt ingevolge de bij of krachtens dit besluit verleende bevoegdheden die mede betrekking hebben op het militaire luchtverkeer handelt zij in overeenstemming met Onze Minister van Defensie.

Hoofdstuk II. Luchtverkeersdienstverlening

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 3. Classificatie van luchtverkeersdienstverleningsgebieden

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Onze Minister stelt voor elk luchtverkeersdienstverleningsgebied de luchtverkeersdienstverleningsklasse vast met inachtneming van de volgende indeling:

    • a. klasse A: uitsluitend IFR-vluchten zijn toegestaan; aan alle vluchten wordt luchtverkeersleiding verstrekt; alle vluchten worden onderling gesepareerd;

    • b. klasse B: zowel IFR- als VFR-vluchten zijn toegestaan; aan alle vluchten wordt luchtverkeersleiding verstrekt; alle vluchten worden onderling gesepareerd;

    • c. klasse C: zowel IFR- als VFR-vluchten zijn toegestaan; aan alle vluchten wordt luchtverkeersleiding verstrekt; IFR-vluchten worden gesepareerd van andere IFR-vluchten en van VFR-vluchten; VFR-vluchten worden gesepareerd van IFR-vluchten en ontvangen luchtverkeersinformatie betreffende andere VFR-vluchten;

    • d. klasse D: zowel IFR- als VFR-vluchten zijn toegestaan; aan alle vluchten wordt luchtverkeersleiding verstrekt, IFR-vluchten worden gesepareerd van andere IFR-vluchten en ontvangen luchtverkeersinformatie betreffende VFR-vluchten; VFR-vluchten ontvangen luchtverkeersinformatie betreffende andere vluchten;

    • e. klasse E: zowel IFR- als VFR-vluchten zijn toegestaan; aan IFR-vluchten wordt luchtverkeersleiding verstrekt; IFR-vluchten worden gesepareerd van andere IFR-vluchten; alle vluchten ontvangen voor zover uitvoerbaar luchtverkeersinformatie;

    • f. klasse F: zowel IFR- als VFR-vluchten zijn toegestaan; deelnemende IFR-vluchten ontvangen vlucht-advisering en alle vluchten ontvangen op verzoek vluchtinformatie;

    • g. klasse G: IFR- en VFR-vluchten zijn toegestaan en ontvangen op verzoek vluchtinformatie.

  • 2 Onze Minister kan nadere regels geven met betrekking tot de luchtverkeersdienstverleningsklassen.

Artikel 4. Luchtverkeersleiding

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Luchtverkeersleiding wordt gegeven aan de volgende vluchten:

    • a. alle IFR-vluchten in luchtverkeersdienstverleningsgebieden klasse A, B, C, D en E;

    • b. alle VFR-vluchten in luchtverkeersdienstverleningsgebieden klasse B, C en D;

    • c. alle bijzondere VFR-vluchten;

    • d. het luchtvaartterreinverkeer van een gecontroleerd luchtvaartterrein.

  • 2 Luchtverkeersleiding is te onderscheiden in:

    • a. algemene luchtverkeersleiding ten behoeve van gecontroleerde vluchten in algemene luchtverkeersleidingsgebieden;

    • b. naderingsluchtverkeersleiding ten behoeve van naderend en vertrekkend luchtverkeer van en naar luchtvaartterreinen;

    • c. plaatselijke luchtverkeersleiding ten behoeve van luchtvaartterreinverkeer.

  • 3 Klaringen voorzien in separatie tussen:

    • a. alle vluchten in klasse A en B gebieden;

    • b. IFR-vluchten in klasse C, D en E gebieden;

    • c. IFR- en VFR-vluchten in klasse C gebieden;

    • d. IFR-vluchten en bijzondere VFR-vluchten;

    • e. bijzondere VFR-vluchten onderling indien voorgeschreven door Onze Minister.

Artikel 5. Vluchtinformatieverstrekking

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Vluchtinformatie wordt verstrekt aan alle luchtvaartuigen indien:

    • a. aan deze luchtvaartuigen luchtverkeersleiding wordt verstrekt;

    • b. deze luchtvaartuigen anderszins bekend zijn bij de betrokken luchtverkeersdienst, of;

    • c. deze informatie van invloed kan zijn op de vluchtuitvoering.

  • 2 Vluchtinformatie omvat:

    • a. inlichtingen verstrekt door een meteorologische dienst betreffende het optreden of verwachte optreden van bepaalde weersverschijnselen langs de vliegroute, die de veiligheid van de vluchtuitvoering kunnen beïnvloeden;

    • b. inlichtingen over wijziging in de bruikbaarheid van navigatie-hulpmiddelen;

    • c. inlichtingen over wijzigingen in de staat waarin luchtvaartterreinen en bijbehorende faciliteiten verkeren, met inbegrip van de staat waarin het landingsterrein en de platforms zich bevinden ten gevolge van de aanwezigheid van sneeuw, ijs of water;

    • d. andere beschikbare gegevens die de veiligheid van de vlucht kunnen beïnvloeden;

    • e. gemelde of verwachte weersomstandigheden op luchtvaartterreinen van aankomst en vertrek en op uitwijkhavens;

    • f. mogelijk botsingsgevaar voor vluchten in de klasse C, D, E, F en G gebieden.

  • 3 Vluchtinformatie aan VFR-vluchten omvat, naast de in het tweede lid, onderdeel a tot en met d bedoelde gegevens voor zover beschikbaar, inlichtingen omtrent ander luchtverkeer en mogelijke instrumentweersomstandigheden langs de vliegroute.

Artikel 6. Alarmering

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Alarmering wordt verzorgd:

  • a. voor alle vluchten waaraan luchtverkeersleiding wordt gegeven;

  • b. voorzover uitvoerbaar voor andere vluchten waarvoor een vliegplan is ingediend of die anderszins bekend zijn bij de betrokken luchtverkeersdiensten;

  • c. voor elk luchtvaartuig waarvan bekend is of verondersteld wordt dat het is onderworpen aan wederrechtelijke inmenging.

Artikel 7. Aanwijzing van luchtruimte en van gecontroleerde luchtvaartterreinen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Onze Minister wijst in het vluchtinformatiegebied Amsterdam aan:

    • a. algemene luchtverkeersleidingsgebieden;

    • b. plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden;

    • c. gecontroleerde luchtvaartterreinen.

  • 2 Onze Minister bepaalt, door welke luchtverkeersdiensten, in welke gebieden binnen het vluchtinformatiegebied Amsterdam en op welke gecontroleerde luchtvaartterreinen luchtverkeersdienstverlening wordt gegeven.

Artikel 8. Aanwijzing bijzondere luchtverkeersgebieden

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Onze Minister kan ter bescherming van het luchtverkeer ten opzichte van bepaalde soorten luchtverkeer of van bijzondere luchtverkeersactiviteiten, delen van het vluchtinformatiegebied Amsterdam aanwijzen als bijzondere luchtverkeersgebieden; aan deze aanwijzingen kunnen regels worden verbonden.

Artikel 9. Uitvoering van de luchtverkeersdienstverlening

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Onze Minister kan regels geven voor:

  • a. de wijze waarop luchtverkeersdienstverlening wordt gegeven;

  • b. de luchtvaarttelecommunicatie;

  • c. het tijdens de vlucht verstrekken van gegevens en luchtvaartinlichtingen.

Artikel 10. Luchtverkeersroutes en -procedures

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Onze Minister stelt in het vluchtinformatiegebied Amsterdam luchtverkeersroutes en -procedures vast, waaronder mede zijn begrepen: naderings-, vertrek- en wachtprocedures, alsmede luchtverkeerspatronen voor luchtvaartterreinverkeer.

Hoofdstuk III. Luchtverkeersregels

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Afdeling 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 11. Na te komen vliegvoorschriften

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Het gebruik van een luchtvaartuig, zowel op het landingsterrein en de platforms als tijdens de vlucht, moet geschieden in overeenstemming met de algemene vliegvoorschriften.

  • 2 Voorts moet de uitvoering van de vlucht van een luchtvaartuig dat zich in de lucht bevindt, geschieden in overeenstemming met de zichtvliegvoorschriften, of de instrumentvliegvoorschriften.

Afdeling 2. Algemene vliegvoorschriften

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

§ 1. Bescherming van personen en zaken

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 12. Gebruik hoogtemeter en kruishoogtes

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Onze Minister geeft regels met betrekking tot het gebruik van de hoogtemeter en het bepalen van kruishoogtes.

Artikel 13. Verwijderen van voorwerpen of stoffen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Het is verboden voorwerpen of stoffen te verwijderen tijdens de vlucht.

  • 2 Het eerste lid geldt niet ingeval van verwijderen van:

    • a. los fijn zand;

    • b. water;

    • c. stoffen ter bevordering of ter bescherming van het milieu dan wel de land-, tuin- of bosbouw;

    • d. voorwerpen waarvan de massa niet meer is dan 200 gram per voorwerp, overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels;

    • e. voorwerpen en stoffen voor militaire doeleinden of uit militaire luchtvaartuigen;

    • f. voorwerpen die verband houden met opsporings- en reddingsakties;

    • g. voorwerpen en stoffen voor politiedoeleinden.

  • 3 De LVNL kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 4 Vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend.

Artikel 14. Slepen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Het is verboden luchtvaartuigen of andere voorwerpen tijdens de vlucht te slepen.

  • 2 Het eerste lid geldt, overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels, niet voor de volgende vluchten:

    • a. vluchten waarbij een zweefvliegtuig wordt gesleept;

    • b. vluchten waarbij een sleepnet wordt gesleept;

    • c. vluchten waarbij voor militaire doeleinden wordt gesleept.

  • 3 De LVNL kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod; vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend.

Artikel 15. Valschermspringen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Het is verboden, behalve in geval van nood, valschermsprongen uit te voeren vanuit een zich in het luchtruim bevindend luchtvaartuig.

  • 2 Het eerste lid geldt niet indien de valschermsprongen worden uitgevoerd overeenkomstig de door Onze Minister te stellen regels die de bescherming van het luchtverkeer en van personen en zaken op de grond ten doel hebben.

  • 3 De LVNL kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 4 Onze Minister van Defensie kan indien in militair verband gesprongen wordt, vrijstelling of ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 5 Vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend.

Artikel 16. Kunstvluchten

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Het is verboden een vlucht uit te voeren, waarbij met opzet bewegingen worden uitgevoerd die een plotselinge verandering in de stand, een abnormale stand of een abnormale verandering in de snelheid van het luchtvaartuig meebrengen.

  • 2 Het eerste lid geldt niet voor:

    • a. vluchten met militaire luchtvaartuigen, indien de gezagvoerder de door Onze Minister van Defensie vastgestelde regels nakomt;

    • b. vluchten onder zichtweersomstandigheden indien de gezagvoerder van het luchtvaartuig verscherpte waakzaamheid betracht met het doel botsingsgevaar tijdig te kunnen onderkennen en de voorgeschreven maatregelen tot het vermijden van botsingen tijdig te kunnen nemen en indien:

      • 1. op een zodanige horizontale of verticale afstand van gebieden met aaneengesloten bebouwing of mensenverzameling wordt gevlogen dat bij het uitvoeren van de in het eerste lid bedoelde vlucht personen of zaken op het aardoppervlak niet in gevaar kunnen worden gebracht;

      • 2. het luchtvaartuig niet een voorwerp of ander luchtvaartuig in de lucht sleept of geen valschermspringers naar het afspringpunt brengt.

§ 2. Vermijden van botsingen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 17. Nabijheid

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Het is verboden een ander luchtvaartuig zo dicht te naderen dat gevaar voor botsing ontstaat.

  • 2 Het is verboden in gesloten verband vluchten uit te voeren, tenzij dienaangaande vooraf een regeling is getroffen tussen de gezagvoerders onderling en - bij gecontroleerde vluchten - met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst.

Artikel 18. Maatregelen bij uitwijken

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Onverminderd de verantwoordelijkheid van een gezagvoerder om die maatregelen te nemen die een botsing kunnen voorkomen, behoudt een luchtvaartuig, waarvoor moet worden uitgeweken, zijn oorspronkelijke koers en snelheid.

  • 2 Het is verboden, indien ingevolge de artikelen 19 tot en met 26 voor een ander luchtvaartuig wordt uitgeweken, boven, onder of vóór dat luchtvaartuig langs te gaan, tenzij daarbij op ruime afstand wordt gebleven en er voor het andere luchtvaartuig geen gevolgen merkbaar zijn van luchtwervelingen veroorzaakt door het uitwijkende luchtvaartuig.

  • 3 Een gezagvoerder die, gevolg gevend aan een RA, afwijkt van een klaring, meldt dit terstond aan de betrokken luchtverkeersleidingsdienst.

  • 4 Indien de gezagvoerder een melding als bedoeld in het derde lid heeft gedaan, geeft de luchtverkeersleider aan dat luchtvaartuig geen opdrachten die tegenstrijdig zijn aan de RA.

  • 5 Na de afwijking van de klaring als gevolg van de RA wordt de vlucht zo spoedig mogelijk hervat overeenkomstig de oorspronkelijk verkregen klaring of overeenkomstig een nieuwe klaring verkregen van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst.

Artikel 19. Recht vooruit naderen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Wanneer twee luchtvaartuigen elkaar recht vooruit of bijna recht vooruit naderen en gevaar voor botsing bestaat, moet elk van deze luchtvaartuigen zijn koers naar rechts verleggen.

Artikel 20. Kruisende koersen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Wanneer twee luchtvaartuigen op dezelfde of op bijna dezelfde hoogte koersen volgen, die elkaar kruisen, moet het luchtvaartuig dat het andere rechts van zich heeft, voor dit laatste uitwijken.

  • 2 Voorts moeten:

    • a. vliegtuigen uitwijken voor luchtschepen, zweefvliegtuigen en ballons;

    • b. luchtschepen uitwijken voor zweefvliegtuigen en ballons;

    • c. zweefvliegtuigen uitwijken voor ballons;

    • d. vliegtuigen en luchtschepen uitwijken voor luchtvaartuigen waarvan wordt gezien dat zij een ander luchtvaartuig of voorwerp slepen.

  • 3 Het eerste lid geldt niet voor een luchtvaartuig dat het in artikel 27 bedoelde luchtverkeerscircuit volgt.

Artikel 21. Inhalen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Een luchtvaartuig, dat een ander luchtvaartuig inhaalt, moet - onverschillig of eerstgenoemde stijgt, daalt of zich horizontaal voortbeweegt - uitwijken door zijn koers naar rechts te verleggen. Geen daarop volgende veranderingen van de positie van de beide luchtvaartuigen ten opzichte van elkaar ontslaat het inhalende luchtvaartuig van deze verplichting, totdat het zich op ruime afstand voorbij het andere luchtvaartuig bevindt.

Artikel 22. Uitwijken voor landend verkeer

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Een luchtvaartuig dat zich in de lucht bevindt of zich voortbeweegt op de grond of op het water, moet uitwijken voor een luchtvaartuig dat bezig is te landen of zich bevindt in de laatste naderingsfase voor de landing.

Artikel 23. Landen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Wanneer twee of meer luchtvaartuigen tegelijkertijd een luchtvaartterrein naderen om te landen, moet een zich hoger bevindend luchtvaartuig uitwijken voor een zich lager bevindend luchtvaartuig, met dien verstande, dat het zich lager bevindende luchtvaartuig deze bepalingen niet mag benutten door een ander luchtvaartuig, dat zich in de laatste naderingsfase voor de landing bevindt, in te halen of daar voorlangs te gaan.

  • 2 In afwijking van het eerste lid dienen vliegtuigen uit te wijken voor zweefvliegtuigen.

Artikel 24. Noodlanding

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Een luchtvaartuig moet uitwijken voor een ander luchtvaartuig dat genoodzaakt is te landen.

Artikel 25. Taxiën

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Een luchtvaartuig dat taxiet op het landingsterrein of de platforms moet uitwijken voor een luchtvaartuig dat start dan wel op het punt staat te starten.

  • 2 Wanneer gevaar voor botsing bestaat tussen twee taxiënde luchtvaartuigen op het landingsterrein of platforms zijn de volgende voorschriften van toepassing:

    • a. wanneer twee luchtvaartuigen elkaar recht vooruit of bijna recht vooruit naderen moeten beide luchtvaartuigen stoppen of, waar mogelijk, zodanig naar rechts uitwijken dat zij vrij van elkaar kunnen passeren;

    • b. wanneer twee luchtvaartuigen routes volgen die elkaar kruisen, moet het luchtvaartuig dat het andere rechts van zich heeft dit laatste voor laten gaan;

    • c. een luchtvaartuig dat een ander luchtvaartuig inhaalt moet daarbij ruime afstand houden tot het andere luchtvaartuig.

Artikel 26. Taxiën op gecontroleerde luchtvaartterreinen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Een luchtvaartuig, dat taxiet op het landingsterrein moet stilhouden en wachten bij alle wachtposities tenzij het toestemming om door te taxiën heeft gekregen van de plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst.

  • 2 Een luchtvaartuig, dat taxiet op het landingsterrein moet stilhouden en wachten bij alle brandende stoplichten en mag zijn weg vervolgen als:

    • a. het toestemming heeft gekregen van de plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst, en;

    • b. de stoplichten gedoofd zijn en de betreffende rijbaan-hartlijnlichten zijn ontstoken.

  • 3 Alvorens met een luchtvaartuig te taxiën op het landingsterrein van een gecontroleerd luchtvaartterrein, zonder de bedoeling een vlucht uit te voeren, moet toestemming worden verkregen van de plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst en moet aan opdrachten van die luchtverkeersleidingsdienst worden voldaan.

  • 4 Wanneer tijdens het taxiën is afgeweken van de verkregen toestemming moet de plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst daarvan zo spoedig mogelijk worden ingelicht onder vermelding van de redenen daarvoor en van de afwijkingen van de toestemming.

Artikel 27. Verkeer op of in de nabijheid van een luchtvaartterrein

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Op of in de nabijheid van een luchtvaartterrein moet:

    • a. bijzonder acht worden gegeven op het verkeer, teneinde een botsing te vermijden;

    • b. het door luchtvaartuigen gevormd luchtverkeerscircuit worden gevolgd dan wel worden vermeden;

    • c. op zodanige wijze in het onder b bedoelde luchtverkeerscircuit worden ingevoegd, dat luchtvaartuigen die dit luchtverkeerscircuit volgen niet worden gehinderd;

    • d. tijdens het aanvliegen voor een landing en na het opstijgen elke bocht naar links worden gemaakt, tenzij een anders luidende aanwijzing is gegeven;

    • e. tegen de wind in worden geland en opgestegen, tenzij een andere richting de voorkeur verdient met het oog op de veiligheid, de baanligging of om luchtverkeerstechnische redenen.

  • 2 Het eerste lid onder b, d en e geldt niet, indien bij ministeriële regeling nadere regels zijn gegeven voor het verkeer op of in de nabijheid van één of meerdere luchtvaartterreinen.

  • 3 De LVNL kan ontheffing verlenen van het gestelde in het eerste lid onder b aan gezagvoerders die deelnemen aan bijzondere luchtverkeersactiviteiten in de nabijheid van een ongecontroleerd luchtvaartterrein; ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend.

Artikel 28. Lichten

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Onze Minister geeft regels met betrekking tot de periode waarin en de omstandigheden waaronder de volgende door een luchtvaartuig gevoerde lichten moeten worden getoond:

    • a. navigatielichten;

    • b. anti-botsingslichten;

    • c. lichten die dienen om de afmetingen van het luchtvaartuig aan te geven;

    • d. lichten die dienen om aan te geven dat een voortstuwingsinrichting van het luchtvaartuig in werking is dan wel wordt gesteld.

  • 2 Het is verboden andere dan de in het eerste lid bedoelde lichten te voeren, indien deze kunnen worden aangezien voor de krachtens dat lid vastgestelde lichten.

  • 3 Het is verboden andere dan de in het eerste lid bedoelde lichten te tonen indien deze verblinding kunnen veroorzaken voor leden van het stuurhutpersoneel van het betrokken luchtvaartuig of van andere luchtvaartuigen, dan wel op een luchtvaartterrein voor bestuurders van voertuigen of grondpersoneel.

Artikel 29. Nabootsen van blindvliegomstandigheden

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Het is verboden aan het luchtverkeer deel te nemen onder nagebootste blindvliegomstandigheden tenzij:

  • 1. het luchtvaartuig is voorzien van een dubbele besturing en;

  • 2. een persoon die bevoegd is dat luchtvaartuig te besturen een bestuurdersplaats inneemt teneinde de besturing onmiddellijk te kunnen overnemen; deze persoon moet beschikken over voldoende uitzicht naar voren en naar beide zijden van het luchtvaartuig of moet rechtstreeks in verbinding staan met een lid van het stuurhutpersoneel, dat een zodanige plaats inneemt, dat zijn uitzicht het uitzicht van deze persoon voldoende aanvult.

Artikel 30. Vermijden van botsingen op het water

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Een luchtvaartuig op het water moet voldoen aan de voorschriften ter voorkoming van botsing die ter plaatse gelden voor vaartuigen.

§ 3. Inlichtingen omtrent vluchten

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 31. Vliegplan

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Behalve voor een gecontroleerde vlucht moet tevens een vliegplan worden ingediend voor de aanvang van:

    • a. elke IFR-vlucht binnen een luchtverkeersdienstverleningsgebied met klasse F of G;

    • b. elke vlucht in gebieden of langs routes waar Onze Minister dat heeft voorgeschreven met het doel om het verstrekken van vluchtinformatie, de alarmering of de opsporing en redding te vergemakkelijken;

    • c. elke VFR-vlucht in gebieden of langs routes, waar Onze Minister dat heeft voorgeschreven met het doel coördinatie met betrokken militaire eenheden of met luchtverkeersdiensten in aangrenzende staten te vergemakkelijken, om zodoende een mogelijke noodzaak tot onderschepping voor identificatie-doeleinden te voorkomen;

    • d. elke internationale VFR-vlucht.

  • 2 Onze Minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van de verplichting als bedoeld in het tweede lid, onder d.

  • 3 Een vliegplan kan worden ingediend voor een VFR-vlucht, waarvoor geen vliegplan is vereist, indien de gezagvoerder zulks wenst met het doel eventuele opsporing en redding te vergemakkelijken.

  • 4 Onze Minister kan regels geven met betrekking tot:

    • a. de gegevens die het vliegplan moet bevatten;

    • b. de wijze van indienen, wijzigen en afsluiten van een vliegplan.

Artikel 32. Wijzigen van het vliegplan

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Elke wijziging van het ingediende vliegplan moet zo spoedig mogelijk worden gemeld aan de betrokken luchtverkeersdienst, indien het is ingediend voor:

    • a. een IFR-vlucht, of;

    • b. een gecontroleerde VFR-vlucht.

  • 2 Een wijziging van het vliegplan dat is ingediend voor een niet-gecontroleerde VFR-vlucht, moet zo spoedig mogelijk worden gemeld aan de betrokken luchtverkeersdienst, indien deze betrekking heeft op gegevens die van belang zijn voor de alarmering.

  • 3 Een wijziging van het voor een gecontroleerde vlucht geldend vliegplan mag niet worden uitgevoerd, alvorens daartoe een klaring is verkregen van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst.

  • 4 Wanneer tijdens een gecontroleerde vlucht is afgeweken van het geldend vliegplan moet de betrokken luchtverkeersleidingsdienst daarvan zo spoedig mogelijk worden ingelicht onder vermelding van de redenen daarvoor en van de afwijkingen van het geldend vliegplan.

  • 5 De meldingsplicht, als bedoeld in het vierde lid, geldt niet voor zover:

    • a. de afwijking van de gemiddelde snelheid minder bedraagt dan vijf procent;

    • b. de afwijking van de geschatte tijd voor het volgende meldingspunt of voor het luchtvaartterrein van bestemming, minder bedraagt dan drie minuten.

§ 4. Seinen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 33

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Het is verboden andere dan de bij ministeriële regeling aangewezen seinen te gebruiken.

  • 2 Bij het waarnemen of ontvangen van enig sein, als bedoeld in het eerste lid, moet worden gehandeld overeenkomstig de bij ministeriële regeling vastgestelde betekenis van het sein.

§ 5. Tijd

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 34

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Voor het vermelden van tijdstippen met betrekking tot vluchten moet Gecoördineerde Wereldtijd worden gebruikt, uitgedrukt in uren en minuten van het etmaal, beginnend te middernacht.

  • 2 Voor de aanvang van een gecontroleerde vlucht en telkens gedurende de vlucht, wanneer de noodzaak daartoe blijkt, moet de gezagvoerder zich op de hoogte stellen van de juiste tijd.

§ 6. Gecontroleerde vluchten

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 35. Nakomen van het vliegplan

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Een gecontroleerde vlucht moet worden uitgevoerd in overeenstemming met het geldend vliegplan en met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden met betrekking tot het volgen van de vliegplanroute.

  • 2 Tenzij een afwijkende klaring is verstrekt door de betrokken luchtverkeersleidingsdienst, moet tijdens een gecontroleerde vlucht - voor zover uitvoerbaar - als volgt worden gevlogen:

    • a. bij het volgen van een vastgestelde luchtverkeersroute, langs de hartlijn bepaald voor die route, of;

    • b. bij het volgen van een andere route, direct tussen de navigatiestations of punten waardoor die route wordt bepaald.

  • 3 Onverminderd het gestelde in het tweede lid, moet - tijdens een vlucht langs een gedeelte van een luchtverkeersroute dat is bepaald met betrekking tot ongerichte radiobakens werkend op zeer hoge frequenties - voor de primaire navigatie worden omgeschakeld van het achterliggende naar het voorliggend baken boven het omschakelpunt, indien dat is vastgesteld, of zo dicht erbij als operationeel uitvoerbaar is.

  • 4 Bij afwijking van het gestelde in het tweede lid moet daarvan zo spoedig mogelijk melding worden gedaan aan de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en moet - behoudens andersluidende klaring - een zodanige koerswijziging worden uitgevoerd, dat het luchtvaartuig zo spoedig mogelijk weer terugkeert op de te volgen route.

Artikel 36. Positiemeldingen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Tijdens een gecontroleerde vlucht moet zo spoedig mogelijk aan de betrokken luchtverkeersleidingsdienst worden gemeld de tijd en de vlieghoogte waarop een verplicht meldingspunt is gepasseerd, te zamen met alle verder vereiste inlichtingen, tenzij de betrokken luchtverkeersleidingsdienst anders bepaalt. Op gelijke wijze moeten positiemeldingen plaatsvinden met betrekking tot die punten die de betrokken luchtverkeersleidingsdienst opgeeft.

  • 2 Indien geen verplichte meldingspunten zijn vastgesteld, moeten positiemeldingen plaatsvinden telkens na het verstrijken van een tijdsverloop dat bij ministeriële regeling is vastgesteld, dan wel is opgegeven door de betrokken luchtverkeersleidingsdienst.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen verplichte meldingspunten worden vastgesteld, alsmede omschakelpunten en het tijdsverloop telkens na het verstrijken waarvan positiemeldingen moeten plaatsvinden.

Artikel 37. Beëindiging van gecontroleerde vluchten

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Bij beëindiging van een gecontroleerde vlucht, hetzij door landing, dan wel bij voortzetting daarvan als niet gecontroleerde vlucht, moet de betrokken luchtverkeersleidingsdienst daarvan zo spoedig mogelijk in kennis worden gesteld.

Artikel 38. Radioverbindingen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Tijdens het uitvoeren van vluchten, binnen de luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A, B, C, en D en van IFR-vluchten binnen het luchtverkeersdienstverleningsgebied met klasse E, moet voortdurend op de aangewezen radiofrequentie worden geluisterd en zonodig een tweezijdige radioverbinding tot stand worden gebracht met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst.

  • 2 Onze Minister kan nadere regels stellen ten aanzien van het in het eerste lid bepaalde.

  • 3 De LVNL kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 39. Storing in de radioverbinding

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Indien het bepaalde in artikel 38 niet kan worden nagekomen door storing in de radioverbinding, moet worden gehandeld overeenkomstig door Onze Minister ter zake gegeven regels voor de luchtvaarttelecommunicatie.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde handelingen niet leiden tot herstel van de radioverbinding, moet de vlucht worden voortgezet met inachtneming van de door Onze Minister vastgestelde regels.

§ 7. Radar-identificatie en -hoogtemelding

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 40

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Onze Minister geeft regels met betrekking tot de bediening van de boordapparatuur voor het beantwoorden van ondervragingen door radargrondstations.

§ 8. Onderschepping

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 41

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Wanneer een burgerluchtvaartuig wordt onderschept door een ander luchtvaartuig moet het onderschepte luchtvaartuig:

    • a. de door het onderscheppende luchtvaartuig gegeven opdrachten opvolgen, waarbij aan visuele seinen betekenis en uitvoering moet worden gegeven als krachtens artikel 33 is vastgesteld;

    • b. indien mogelijk de betrokken luchtverkeersdienst daarvan in kennis stellen;

    • c. zo mogelijk radioverbinding tot stand brengen met het onderscheppende luchtvaartuig dan wel met de eenheid die de onderschepping leidt, door het uitzenden van een algemene oproep op de noodfrequentie 121 500 MHz onder vermelding van de identiteit van het onderschepte luchtvaartuig en de aard van de vlucht; voorts, indien geen radioverbinding tot stand is gekomen, deze oproep herhalen op de noodfrequentie 243 000 MHz, indien dat uitvoerbaar is;

    • d. wanneer radioverbinding met het onderscheppende luchtvaartuig tot stand is gebracht maar communicatie in een gemeenschappelijke taal niet mogelijk is, pogingen ondernemen om essentiële informatie en bevestiging van opdrachten over te brengen door gebruikmaking van de radioseinen die daartoe krachtens artikel 33 zijn vastgesteld;

    • e. indien uitgerust met apparatuur voor het beantwoorden van ondervragingen door radarstations, Mode A code 7700 instellen, tenzij door de betrokken luchtverkeersdienst anders wordt opgedragen.

  • 2 Indien door het onderschepte luchtvaartuig, uit welke bron dan ook, per radio opdrachten worden ontvangen die afwijken van de door het onderscheppende luchtvaartuig door middel van visuele seinen of radio gegeven opdrachten, moet onmiddellijk opheldering worden gevraagd, terwijl intussen de door het onderscheppende luchtvaartuig gegeven opdrachten moeten worden uitgevoerd.

  • 3 Onze Minister van Defensie geeft, in overleg met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, regels met betrekking tot het onderscheppen van burgerluchtvaartuigen door militaire luchtvaartuigen; deze regels zijn eveneens van toepassing op luchtvaartuigen die worden gebruikt voor politie- of douanediensten.

  • 4 Onze Minister kan nadere regels geven met betrekking tot het bepaalde in het eerste en tweede lid.

Afdeling 3. Zichtvliegvoorschriften

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 42. Zichtweersomstandigheden

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren onder zodanige weersomstandigheden dat het vliegzicht en de afstand van het luchtvaartuig tot de wolken kleiner is dan de in de volgende tabel genoemde waarden.

    Luchtverkeersdienstverle-ningsgebied met klasse

    B

    CDE

    FG

    boven

    op of beneden

         

    900 m (3000 voet) boven gemiddeld zeeniveau of 300m (1000 voet) boven terreinhoogte als dit hoger is.

    Afstand van het luchtvaartuig tot de wolken

    vrij van wolken

    1500 m horizontaal 300 m (1000 voet) vertikaal

    vrij van wolken met zicht op grond of water

    vliegzicht

    8 km op en boven vliegniveau 100

    5 km

     

    5 km beneden vliegniveau 100

     
  • 2 Het eerste lid geldt niet indien:

    • a. een klaring is verkregen van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst voor het uitvoeren van een bijzondere VFR-vlucht;

    • b. bij ministeriële regeling andere waarden zijn vastgesteld.

Artikel 43. Zichtweersomstandigheden in plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Het is verboden, tijdens een VFR-vlucht, te landen op of op te stijgen van een luchtvaartterrein dat is gelegen in een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied dan wel het plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied binnen te vliegen, indien:

    • a. de wolkenbasis lager is dan 450 m (1500 voet), of

    • b. het grondzicht minder is dan 5 km.

  • 2 Het eerste lid geldt niet indien bij ministeriële regeling andere waarden zijn vastgesteld.

Artikel 44. Beperking van VFR-vluchten

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Het is verboden, ongeacht de weersomstandigheden, een VFR-vlucht uit te voeren:

    • a. buiten de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 60, onder a, bedoelde luchtvaartgids;

    • b. in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A;

    • c. met een snelheid groter dan de plaatselijke voortplantingssnelheid van het geluid.

  • 2 Onze Minister kan nadere regels stellen ten aanzien van het in het eerste lid onder a, bepaalde.

  • 3 Het eerste lid onder b, geldt niet indien bij ministeriële regeling anders is bepaald.

  • 4 De LVNL kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde.

  • 5 Onze Minister van Defensie kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde.

  • 6 Vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend.

  • 7 De maximum toegestane vliegsnelheid in de luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse C tot en met G beneden vliegniveau 100 bedraagt 470 km/uur (250 knopen).

  • 8 Het zevende lid geldt niet indien bij ministeriële regeling andere waarden zijn vastgesteld.

Artikel 44a

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels gegeven inzake de navigatie- en telecommunicatie-installaties waarmee een luchtvaartuig voor het uitvoeren van een VFR-vlucht is uitgerust en de eisen waar die installaties aan voldoen.

  • 2 Onze Minister kan ontheffing verlenen van de krachtens het eerste lid gegeven regels.

  • 3 Ontheffing kan slechts verleend worden indien de navigatie- en telecommunicatieuitrusting van het luchtvaartuig ten minste gelijkwaardige mogelijkheden biedt voor de vluchtuitvoering.

  • 4 Ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend.

  • 5 Aan ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 45. Minimum VFR-vlieghoogte

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Met uitzondering van het gestelde in het tweede lid is het - tenzij noodzakelijk om op te stijgen van of te landen op een luchtvaartterrein, naderings- en vertrekprocedures alsmede luchtverkeerspatronen uit te voeren - verboden een VFR-vlucht uit te voeren beneden de volgende minimum vlieghoogtes:

    • a. boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen: tenminste 300 m (1000 voet) boven de hoogste hindernis, gelegen binnen een afstand van 600 m van het luchtvaartuig;

    • b. elders dan onder a aangegeven: tenminste 150 m (500 voet) boven de grond of het water, of wel zoveel hoger als door Onze Minister is bepaald.

  • 2 Het eerste lid onder b geldt niet, onder nader door Onze Minister te stellen regels, voor de volgende vluchten:

    • a. vluchten waarbij een sleep wordt aangehaakt of afgeworpen boven een luchtvaartterrein;

    • b. vluchten waarbij stoffen ter bevordering of ter bescherming van het milieu dan wel de land-, tuin- of bosbouw, te bestemder plaatse worden uitgeworpen;

    • c. vluchten waarbij naderingsprocedures buiten luchtvaartterreinen beoefend worden boven nader door Onze Minister aan te wijzen gebieden;

    • d. vluchten met zweefvliegtuigen boven nader door Onze Minister aan te wijzen strand- en duingebieden.

  • 3 Het eerste lid onder b geldt niet boven nader door Onze Minister aan te wijzen routes en gebieden.

  • 4 De LVNL kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 5 Onze Minister van Defensie kan vrijstelling of ontheffing geven van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 6 Vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend.

§ 2. Gecontroleerde VFR-vluchten

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 46. Uitvoering

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Onverminderd het gestelde in artikel 11 moet een VFR-vlucht worden uitgevoerd in overeenstemming met de algemene vliegvoorschriften voor gecontroleerde vluchten wanneer de vlucht:

  • a. wordt uitgevoerd binnen de luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse B, C en D;

  • b. deel uitmaakt van het terreinverkeer van een gecontroleerd luchtvaartterrein, of;

  • c. wordt uitgevoerd als een bijzondere VFR-vlucht.

Artikel 47. Weersverslechtering tot beneden de criteria voor zichtweersomstandigheden

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Wanneer tijdens een gecontroleerde VFR-vlucht blijkt, dat voortzetting daarvan onder zichtweersomstandigheden volgens het geldend vliegplan niet uitvoerbaar is, moet worden gehandeld overeenkomstig het bepaalde in één van de volgende leden van dit artikel.

  • 2 In de omstandigheden, als bedoeld in het eerste lid, moet, behoudens het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, een herziening van de klaring worden gevraagd, waardoor het alsnog mogelijk wordt om:

    • a. de vlucht in zichtweersomstandigheden voort te zetten naar het luchtvaartterrein van bestemming of een luchtvaartterrein waarnaar wordt uitgeweken, of;

    • b. het betreffende luchtverkeersleidingsgebied, waarin eveneens luchtverkeersleiding aan VFR-vluchten wordt gegeven, te verlaten.

  • 3 Indien een klaring, als bedoeld in het tweede lid, niet kan worden verkregen, moet de vlucht worden voortgezet onder zichtweersomstandigheden en moet de betrokken luchtverkeersleidingsdienst worden ingelicht omtrent de actie, die wordt ondernomen ten einde het luchtverkeersleidingsgebied, waarin eveneens luchtverkeersleiding aan VFR-vluchten wordt gegeven, te verlaten dan wel een landing uit te voeren op het dichtstbijzijnde daarvoor geschikte luchtvaartterrein.

  • 4 Wanneer een gecontroleerde VFR-vlucht, als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgevoerd binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, kan toestemming worden verzocht om de vlucht te mogen voortzetten als bijzondere VFR-vlucht.

  • 5 Indien de gezagvoerder van een gecontroleerde VFR-vlucht, als bedoeld in het eerste lid, daartoe bevoegd is, kan hij verzoeken om de vlucht te mogen voortzetten in overeenstemming met de instrumentvliegvoorschriften.

§ 3. Niet-gecontroleerde VFR-vluchten

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 48

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Bij het uitvoeren van een VFR-vlucht in gebieden of langs routes, als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder b of c moet:

  • a. voortdurend worden geluisterd op de desbetreffende radiofrequentie van de betrokken luchtverkeersdienst die vluchtinformatie verstrekt;

  • b. desgevraagd positiemeldingen aan die dienst worden verstrekt.

Afdeling 4. Instrumentvliegvoorschriften

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 49

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels gegeven inzake de navigatie- en telecommunicatie-installaties waarmee een luchtvaartuig voor het uitvoeren van een IFR-vlucht is uitgerust en de eisen waar die installaties aan voldoen.

  • 2 Onze Minister kan ontheffing verlenen van de krachtens het eerste lid gegeven regels.

  • 3 Ontheffing kan slechts verleend worden indien de navigatie- en telecommunicatieuitrusting van het luchtvaartuig ten minste gelijkwaardige mogelijkheden biedt voor de vluchtuitvoering.

  • 4 Ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend.

  • 5 Aan ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 50. Beperking van IFR-vluchten

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 De maximum toegestane vliegsnelheid in de luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse D tot en met G beneden vliegniveau 100 bedraagt 470 km/uur (250 knopen).

  • 2 Het eerste lid geldt niet indien bij ministeriële regeling andere waarden zijn vastgesteld.

Artikel 51. Minimum IFR-vlieghoogte

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Met uitzondering van het gestelde in het tweede lid is het - tenzij noodzakelijk om op te stijgen van of te landen op een luchtvaartterrein, naderings- en vertrekprocedures alsmede luchtverkeerspatronen uit te voeren - verboden een IFR-vlucht uit te voeren beneden de volgende minimum vlieghoogtes:

    • a. boven bergachtige gebieden: tenminste 600 m (2000 voet) boven de hoogste hindernis, gelegen binnen 8 km van de gegiste positie van het luchtvaartuig;

    • b. elders dan onder a. is aangegeven: tenminste 300 m (1000 voet) boven de hoogste hindernis gelegen binnen 8 km van de gegiste positie van het luchtvaartuig.

  • 2 Onze Minister kan met inachtneming van luchtverkeerstechnische aspecten vrijstelling of ontheffing geven van het in het eerste lid gestelde verbod; vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend.

Artikel 52. Instrumentnaderingsprocedure

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Tijdens een IFR-vlucht moet de nadering worden uitgevoerd in overeenstemming met een bij ministeriële regeling vastgestelde instrumentnaderingsprocedure.

Artikel 53. Verandering van vliegvoorschriften

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Het is verboden af te zien van de IFR-vluchtuitvoering, tenzij zich tijdens een IFR-vlucht zichtweersomstandigheden voordoen, en het te voorzien is en in de bedoeling ligt dat de vlucht voor geruime tijd zal worden voortgezet in ononderbroken zichtweersomstandigheden.

  • 2 Indien onder de in het eerste lid genoemde omstandigheden wordt besloten de vlucht verder als VFR-vlucht uit te voeren, moet uitdrukkelijk aan de betrokken luchtverkeersleidingsdienst worden gemeld, dat wordt afgezien van de IFR-vluchtuitvoering, onder vermelding van de daartoe strekkende wijzigingen op het geldende vliegplan.

§ 2. Gecontroleerde IFR-vluchten

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 54

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Onverminderd het gestelde in artikel 11 moet een IFR-vlucht worden uitgevoerd in overeenstemming met de algemene vliegvoorschriften voor gecontroleerde vluchten, wanneer de vlucht wordt uitgevoerd in een luchtverkeersdienstverleningsgebied klasse A tot en met E.

§ 3. Niet-gecontroleerde IFR-vluchten

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 55

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Bij het uitvoeren van een IFR-vlucht in luchtverkeersdienstverleningsgebieden F en G en in gebieden of langs routes als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onder b of c moet:

  • a. voortdurend worden geluisterd op de desbetreffende radiofrequentie van de betrokken luchtverkeersdienst, die vluchtinformatie verstrekt;

  • b. zonodig tweezijdige radioverbinding tot stand worden gebracht met die dienst, en;

  • c. positiemeldingen worden verstrekt overeenkomstig het in artikel 36 bepaalde voor gecontroleerde vluchten.

Hoofdstuk IV. Diverse bepalingen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 56. Bijzondere vluchten

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Onze Minister kan nadere regels stellen ten aanzien van vluchten waarbij door de aard van het luchtvaartuig of het doel van de vlucht niet kan worden voldaan aan bij of krachtens hoofdstuk III van dit besluit gestelde regels.

Artikel 57. Dagkenmerken ankerkabels

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

De ankerkabel van een zich in de lucht bevindende kabelballon, of van een aan een kabel verankerd luchtschip, moet - buiten de in artikel 28, eerste lid, genoemde periode - zijn voorzien van de bij ministeriële regeling vastgestelde dagkenmerken.

Artikel 58. Luchtvaartterreinverkeer, anders dan luchtvaartuigen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Op een landingsterrein moet een voetganger of een bestuurder van een voertuig:

  • a. vrije doorgang verlenen aan een luchtvaartuig;

  • b. gevolg geven aan een aanwijzing gegeven door de exploitant en - op een gecontroleerd luchtvaartterrein - door de plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst.

Artikel 59. Het gebruik van het luchtruim door niet-luchtvaartuigen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Het is verboden toestellen die geen luchtvaartuigen zijn in het luchtruim te gebruiken.

  • 2 Het eerste lid geldt niet, overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels, voor de volgende toestellen:

    • a. modelvliegtuigen;

    • b. zeilvliegtuigen;

    • c. valschermzweeftoestellen;

    • d. kabelvliegers;

    • e. kleine ballons.

  • 3 De LVNL kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 4 Onze Minister van Defensie kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 5 Vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend.

Hoofdstuk V. Luchtvaartinlichtingen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 60. Het verstrekken van inlichtingen vóór de vlucht

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Ten behoeve van de vluchtvoorbereiding en de vluchtuitvoering verstrekt de LVNL vóór de vlucht de volgende luchtvaartinlichtingen:

  • a. een geïntegreerd pakket luchtvaartinlichtingen bestaande uit de volgende publikaties:

    • 1. een luchtvaartgids;

    • 2. wijzigingslijsten op de luchtvaartgids;

    • 3. aanvullingslijsten op de luchtvaartgids;

    • 4. berichten aan luchtvarenden;

    • 5. circulaires voor de luchtvaart;

    • 6. mededelingen aan Nederlandse luchtvarenden en eigenaren van luchtvaartuigen;

  • b. luchtvaartkaarten;

  • c. luchtvaartmeteorologische inlichtingen.

Artikel 61. Samenstelling en wijze van verstrekking van luchtvaartinlichtingen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Met betrekking tot luchtvaartinlichtingen stelt Onze Minister van Verkeer en Waterstaat regels betreffende:

  • a. de gegevens welke zij dienen te bevatten;

  • b. de wijze van verstrekking;

  • c. de plaatsen waar en de perioden gedurende welke zij dienen te worden verstrekt;

  • d. de instanties en personen waaraan zij dienen te worden verstrekt.

Artikel 62. Tarieven

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Abonnementen op de luchtvaartpublicaties en luchtvaartkaarten worden verstrekt tegen vergoeding van de kosten welke jaarlijks door de LVNL worden vastgesteld.

Hoofdstuk VI. Straf- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Artikel 64. Publikatie

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

  • 1 Van krachtens dit besluit gegeven ontheffingen wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 2 De LVNL doet mededeling aan luchtvarenden van deze en overige krachtens dit besluit gegeven bepalingen door middel van de daartoe bestemde luchtvaartpublikaties als bedoeld in artikel 60, onder a.

Artikel 65. Intrekking Luchtverkeersreglement-1980

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Het Luchtverkeersreglement-1980 (Stb. 786) wordt ingetrokken.

Artikel 66. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 12-12-2014]

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet Luchtverkeer in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Het Oude Loo, 18 december 1992

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

De Minister van Defensie a.i.,

J. P. Pronk

Uitgegeven de dertigste december 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin