1 Onze Minister of de Bank kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding
van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 6, 7, 10,
eerste tot en met vijfde lid, 11, eerste en vijfde lid, 12, tweede lid, 13, 14, eerste
en tweede lid, 15, vijfde lid, 16, eerste, tweede, vijfde, zesde en achtste lid, 16a,
eerste lid, 17, eerste en tweede lid, 19, eerste lid, derde lid, tweede volzin, en
vijfde lid, tweede volzin, 23, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 24, eerste, derde,
vierde en zesde lid, 25, eerste lid, 25a, tweede en derde lid, 26, zevende lid, 27,
eerste en tweede lid, 28, tweede lid en vijfde lid, onder a, 29, tweede lid, 30, eerste
lid, tweede lid, eerste volzin, vierde en vijfde lid, 31, eerste lid, onder a, tweede
en derde lid, 32, eerste lid, onder a, onder b en tweede lid, 36, 37, 38, 43, 44,
48, eerste, tweede en vijfde lid, 49, eerste en tweede lid, 50, eerste en tweede lid,
51, 55, eerste, tweede, derde, vijfde, zesde en zevende lid, 56, eerste en tweede
lid, 56a, 58, eerste en tweede lid, 62, eerste, tweede en derde lid, 63, 66, tweede
en derde lid, 66a, tweede lid, 69, 72, derde lid, 81, vijfde lid, 82, eerste en vierde
lid, 83, eerste en vierde lid, 84, tweede, derde en vierde lid, 85 en 85a,,
[tekstcorrectie :“85,,” moet zijn “85,”.]
voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.