Wet van 24 december 1992, tot vaststelling van de Wet op de verbruiksbelastingen van
alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de aanpassing van de
wetgeving inzake accijnzen aan de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen
betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het
verkeer daarvan en de controles daarop (92/12/EEG van 25 februari 1992; PbEG L 76) wenselijk is een afzonderlijke wettelijke regeling in te voeren voor het stelsel
van heffing van de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van pruimtabak
en snuiftabak;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: