Stb. 2005, 603, datum inwerkingtreding 02-12-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2005.
1 Teruggaaf van belasting wordt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden en beperkingen, op aanvraag verleend voor bestelauto's die zijn ingericht
om te worden gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine en
voor het gelijktijdige vervoer van een niet-opvouwbare rolstoel ten behoeve van die
persoon.
2 In afwijking van het eerste lid wordt de teruggaaf voorts verleend indien in verband
met de handicap van de in het eerste lid bedoelde persoon, de laadruimte van de bestelauto,
in afwijking van artikel 3, derde lid, onderdeel b, onder 2°, of onderdeel c, onder
2°, of onderdeel d, onder 3°, ten gevolge van aanpassing van de bestelauto niet langer
van de bestuurderszitplaats onderscheidenlijk de cabine is afgescheiden.
3 Indien de gehandicapte een ander is dan degene op wiens naam het kenteken is gesteld,
is het eerste lid slechts van toepassing indien de aanvraag als bedoeld in het eerste
lid wordt gedaan door die ander en de gehandicapte gezamenlijk.
4 De teruggaaf wordt verleend aan degene op wiens naam het kenteken is gesteld.
5 De inspecteur beslist op de aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking.
6 De aanspraak op teruggaaf ontstaat op het tijdstip waarop aan de voorwaarden en beperkingen
voor teruggaaf als bedoeld in het eerste lid wordt voldaan.
7 Indien het in het zesde lid bedoelde tijdstip is gelegen na het tijdstip waarop de
bestelauto is ingeschreven in het in artikel 1, tweede lid, bedoelde register, bedraagt
de teruggaaf het belastingbedrag nadat dit is verminderd overeenkomstig artikel 10,
tweede lid of derde lid, met dien verstande dat ingeval voor de bestelauto al eerder
teruggaaf is verleend, de teruggaaf niet meer bedraagt dan dit belastingbedrag verminderd
met de eerdere teruggaven, voor zover de eerder teruggegeven bedragen niet later alsnog
als verschuldigde belasting zijn voldaan.
8 Ingeval voor een bestelauto waarvoor teruggaaf is verleend, niet langer wordt voldaan
aan de voorwaarden en beperkingen voor de teruggaaf, is belasting verschuldigd. Belasting
is eveneens verschuldigd ingeval een bestelauto waarvoor teruggaaf is verleend in
een zodanige staat wordt gebracht, anders dan door een aanpassing als bedoeld in het
tweede lid, dat het een personenauto is. Artikel 6, eerste lid en tweede lid, onderdeel
b, is van overeenkomstige toepassing. De verschuldigd geworden belasting wordt door
degene aan wie de teruggaaf is verleend, op aangifte voldaan binnen een maand nadat
niet meer aan de voorwaarden en beperkingen is voldaan. De hoogte van de verschuldigde
belasting wordt berekend met inachtneming van de artikelen 9 en 10.
9 Bij wijziging van de tenaamstelling van een bestelauto blijven, op daartoe gedaan
gezamenlijk verzoek van degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld en degene
op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld, het eerste en achtste lid buiten
toepassing indien overigens voldaan blijft worden aan de voorwaarden en beperkingen
waaronder de teruggaaf is verleend. Bij inwilliging van het verzoek treedt degene
op wiens naam het kenteken wordt gesteld vanaf het moment van de wijziging van de
tenaamstelling voor de toepassing van dit artikel in de plaats van degene op wiens
naam het kenteken daarvoor was gesteld. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor
bezwaar vatbare beschikking.
10 Indien een of meer personen worden vervoerd in de laadruimte van een bestelauto, vormt
dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur aan degene die het motorrijtuig feitelijk
ter beschikking heeft een boete van ten hoogste € 453 kan opleggen. De bevoegdheid
tot het opleggen van de boete vervalt door verloop van een jaar na het constateren
van het in de vorige volzin bedoelde verzuim.
11 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit
artikel.