Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 1992, nr. WV
92/538, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;
Gelet op de artikelen 2, derde en vierde lid, 2a, tweede lid, 2b, derde en vierde lid, 2g, eerste lid, 3, derde lid, 5, derde lid, 50b, eerste lid, 50d, tweede lid, 50f, vierde lid, 64, eerste lid, 66a, eerste lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 80 en 86b, derde lid, van de Wet op de accijns (Stb. 1991, 561), en artikel III, eerste lid, van de Wet van 24 december 1992 tot wijziging van de Wet
op de accijns in verband met de afschaffing van de fiscale grenzen (Stb. 1992, 711);
De Raad van State gehoord (advies van 18 december 1992, nr. W06.92.0544);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 1992,
nr. WV 92/685, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan: