Reglement op de Tuchtrechtspraak

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 29-01-1993 en zichtdatum 29-01-1993.
Geldend van 29-01-1993 t/m heden

Reglement op de Tuchtrechtspraak

Gelet op artikel 10, derde lid, van de Landbouwkwaliteitswet (Stb. 1971, 371) maakt de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de tekst bekend van het Controleregelement en het gewijzigde Tuchtreglement van de Vereniging 'Kwaliteits-Controlebureau voor Groenten en Fruit': aan deze reglementen is bij beschikking van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 28 december 1992, No. J. 9220672, goedkeuring verleend.

Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

‘K.C.B.’: de Vereniging ‘Kwaliteits-Controle-Bureau voor Groenten en Fruit’ gevestigd te ’s-Gravenhage; ‘(dagelijks) bestuur’: (dagelijks) bestuur van het K.C.B.;

‘statuten’: statuten van het K.C.B.;

‘tuchtgerecht’: orgaan van het K.C.B., als bedoeld in artikel 8, tweede lid, der statuten belast met de uitoefening van de tuchtrechtspraak over de aangeslotenen;

‘voorzitter’; de voorzitter van het tuchtgerecht, dan wel, bij diensontstentenis of verhindering, de vice-voorzitter;

‘aangeslotene’: een aangeslotene bij het K.C.B.;

‘Officier van Justitie’: Officier van Justitie bij de rechtbank van het arrondissement waar de overtreding werd gepleegd.

Samenstelling en bevoegdheid van het tuchtgerecht

Artikel 2

  • 1 Het tuchtgerecht bestaat uit een voorzitter, een vice-voorzitter en vier overige leden. Het wordt bijgestaan door een secretaris en een adjunct-secretaris.

    De voorzitter en de vice-voorzitter alsmede de secretaris en de adjunct-secretaris dienen te voldoen aan de vereisten voor benoeming tot rechter in een arrondissementsrechtbank.

  • 3 Het bestuur benoemt de in het eerste lid bedoelde personen voor drie jaar; zij zijn terstond herbenoembaar.

  • 4 De benoeming van de voorzitter en de vice-voorzitter behoeft de goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 3

  • 1 Echtgenoten, bloedverwanten of aanverwanten tot de derde graad ingesloten kunnen niet tezamen zijn voorzitter, vice-voorzitter, lid, secretaris of adjunct-secretaris van het tuchtgerecht.

  • 2 Indien het huwelijk eerst mocht worden aangegaan na de benoeming, zal de jongste benoemde zijn functie niet kunnen behouden.

  • 3 Indien de zwangerschap eerst mocht ontstaan na de benoeming zal degene, die haar veroorzaakte, zijn functie niet kunnen behouden, behoudens goedkeuring door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Justitie. De zwangerschap houdt op door de ontbinding van het huwelijk, dat haar veroorzaakte.

Artikel 4

  • 1 De voorzitter, de vice-voorzitter en de overige leden kunnen tussentijds op eigen verzoek door het bestuur worden ontslagen.

  • 2 Het bestuur kan de voorzitter, de vice-voorzitter en de overige leden ontslaan c. q. op non-actief stellen in de gevallen, waarin dit ten aanzien van leden van de rechterlijke macht kan geschieden. De beslissing wordt bij aangetekend schrijven aan betrokkene medegedeeld. De artikelen 11, 12 en 13 van de Wet op de rechtelijke organisatie zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Tegen de beslissing tot ontslag, onderscheidenlijk tot het stellen op non-activiteit staat binnen dertig dagen na verzending van in het eerste lid bedoelde aangetekend schrijven beroep open op de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 5

  • 1 De kosten van het tuchtgerecht komen ten laste van het K.C.B. De kosten van raadslieden, vertegenwoordigers, getuigen en deskundigen alsmede alle overige kosten komen voor rekening van de partij aan wiens zijde deze kosten vallen.

  • 2 Het bestuur stelt de vergoeding vast voor de voorzitter, de vice-voorzitter, de secretaris en de adjunct-secretaris van het tuchtgerecht.

  • 3 De leden van het tuchtgerecht ontvangen een door het bestuur vast te stellen vacatiegeld voor het bijwonen van een tuchtrechtzitting; daarenboven ontvangen zij een vergoeding voor gemaakte reis- en verblijfkosten.

Artikel 6

  • 1 Het tuchtgerecht houdt zitting te ’s-Gravenhage. Indien de zaak zelf, dan wel de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de voorzitter besluiten buiten ’s-Gravenhage zitting te houden.

  • 2 Het tuchtgerecht houdt zitting met tenminste drie leden, de voorzitter daaronder begrepen. Het wordt bijgestaan door de secretaris of de adjunct-secretaris, zowel ter zitting, als in raadkamer.

  • 3 Het tuchtgerecht stelt een schema vast volgens hetwelk wordt bepaald:

    • a. in welke personele samenstelling het tuchtgerecht zitting houdt;

    • b. welke leden de zittende leden bij hun ontstentenis ter zitting vervangen.

  • 4 Indien de voorzitter of een der andere leden verhinderd is de zitting van het tuchtgerecht bij te wonen, geeft hij daarvan onverwijld kennis aan de secretaris, die alsdan degene oproept die bij het schema, bedoeld in het derde lid, als vervanger is aangewezen.

Artikel 7

Het tuchtgerecht is bevoegd te oordelen over de overtredingen, door aangeslotenen begaan, van de voorschriften, bedoeld in artikel 6 van de statuten.

Artikel 8

  • 1 Het tuchtgerecht is bevoegd terzake van de in artikel 7 bedoelde overtreding één of meer van de volgende maatregelen op te leggen:

    • a. berisping;

    • b. geldboete van ten hoogste ƒ 10.000,–;

    • c. het stellen van de aangeslotene onder verscherpte controle op zijn kosten voor ten hoogste twee jaren;

    • d. openbaarmaking van de tuchtbeschikking op kosten van de aangeslotene.

  • 2 De tuchtrechtelijke maatregel van berisping bestaat uit een schriftelijke of mondeling vermaan tot de betrokkene in verband met het begane feit.

  • 3 Het bedrag van de geldboete is tenminste vijftig cents.

  • 4 In de gevallen, waarin het tuchtgerecht de openbaarmaking van zijn tuchtbeschikking belast, bepaalt het tevens de wijze, waarop aan die last uitvoering wordt gegeven. De kosten van openbaarmaking worden in de tuchtbeschikking op een bepaald bedrag geschat.

Artikel 9

  • 1 Indien een feit, dat tuchtrechtelijk kan worden afgedaan, wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon of een vennootschap wordt de tuchtrechtelijke vervolging ingesteld en worden maatregelen genomen:

    • hetzij tegen de rechtspersoon of die vennootschap;

    • hetzij tegen hen, die tot het feit opdracht hebben gegeven of die feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten;

    • hetzij tegen beiden.

  • 2 Een feit wordt onder meer begaan door of vanwege een rechtspersoon of een vennootschap indien het begaan wordt door personen, die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit andere hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon of de vennootschap ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk het feit hebben begaan, dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van het feit aanwezig zijn.

  • 3 Indien een tuchtrechtelijke vervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon of een vennootschap wordt deze tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder en, indien er meer bestuurders zijn door één dezer. Het tuchtgerecht kan de persoonlijke verschijning van één of meerdere bestuurders bevelen.

Vervolging van aangeslotenen

Artikel 10

  • 1 Bij het constateren van een overtreding, bedoeld in artikel 7, door een aangeslotene maakt de controleur van het K.C.B, een door hem ondertekend stuk, ‘tuchtrechtelijke verklaring’ genaamd, op en levert dit zo spoedig mogelijk in bij de directeur van het K.C.B.

  • 2 De tuchtrechtelijke verklaring bevat alle relevante feiten die verband houden met de geconstateerde overtreding.

Artikel 11

De directeur van het K.C.B, doet de tuchtrechtelijke verklaring, dan wel, in het geval de overtreding geconstateerd werd door een opsporingsambtenaar, het ontvangen proces-verbaal zo spoedig mogelijk toekomen aan het dagelijks bestuur.

Artikel 12

  • 1 Een zaak wordt namens het bestuur door het dagelijks bestuur binnen een termijn van ten hoogste 14 dagen na ontvangst van de tuchtrechtelijke verklaring dan wel van het proces-verbaal bij het tuchtgerecht aanhangig gemaakt door middel van een schriftelijke verklaring, inhoudende:

    • korte omschrijving van het ten laste gelegde feit, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse dit zou zijn begaan;

    • naam en adres van de betrokken aangeslotene of aangeslotenen.

  • 2 Alle op de zaak betrekking hebben stukken dienen aan het tuchtgerecht te worden overgelegd.

  • 3 Het dagelijks bestuur kan bij de in het eerste lid bedoelde schriftelijke verklaring een voorstel voegen omtrent de toe te passen tuchtrechtelijke maatregel.

  • 4 Afschrift van de schriftelijke verklaring en van alle op de zaak betrekking hebbende stukken wordt gezonden aan de Officier van Justitie, tenzij deze heeft laten weten dat daarvan kan worden afgezien.

  • 5 Het tuchtgerecht neemt de zaak niet in behandeling indien de Officier van Justitie heeft beslist na overleg als bedoeld in het volgende lid, dat de overtreding strafrechtelijk zal worden afgedaan.

  • 6 Het overleg als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet inzake het al of niet strafrechtelijk afdoen van een overtreding, door een aangeslotene begaan, wordt door de voorzitter van het K.C.B, of bij diens ontstentenis door de directeur van het K.C.B, gevoerd.

Artikel 13

Het aanhangig maken als bedoeld in artikel 12, eerste lid, geschiedt niet dan nadat het dagelijks bestuur de aangeslotene bij aangetekend schrijven, onder overlegging van een afschrift van de tuchtrechtelijke verklaring, als bedoeld in artikel 10, van zijn besluit daartoe heeft kennisgegeven.

Rechtsgang van het tuchtrechtelijk geding

Artikel 14

  • 1 Indien naar zijn oordeel, al dan niet op voorstel van het dagelijks bestuur, geen andere maatregel dan een berisping of een geldboete van ten hoogste ƒ 1.000,– dient te worden opgelegd kan de voorzitter de zaak afdoen.

  • 2 De met toepassing van het eerste lid gegeven tuchtbeschikking bevat de gronden en wijst de voorschriften aan, waarop zij berust, en zo tot het opleggen van een maatregel is besloten ook deze maatregel. Zij wordt terstond bij aangetekende brief ter kennis van de betrokken aangeslotene gebracht, onder mededeling van het bepaalde in het derde lid. Afschrift van de beschikking wordt bij aangetekende brief gezonden aan het dagelijks bestuur en voorts aan de Officier van Justitie, tenzij deze heeft laten weten dat daarvan kan worden afgezien.

  • 3 De betrokken aangeslotene en het dagelijks bestuur kunnen binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen na dagtekening van de tuchtbeschikking van de voorzitter, bij aangetekende brief aan het tuchtgerecht mondelinge

    behandeling verzoeken. In dal geval wordt de tuchtbeschikking als niet gegeven beschouwd, waarna de zaak verder overeenkomstig de volgende artikelen wordt behandeld.

  • 4 Een beroep als bedoeld in artikel 28 staat tegen een beschikking van de voorzitter niet open.

Artikel 15

  • 1 De betrokken aangeslotene wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 14, binnen een termijn van ten hoogste twee maanden, nadat de zaak bij het tuchtgerecht aanhangig is gemaakt bij aangetekende brief opgeroepen om op door de voorzitter te bepalen dag en uur ter zitting te verschijnen. De oproeping wordt hem tenminste veertien dagen vóór de dag der zitting toegezonden en vermeldt de plaats van de zitting.

  • 2 De oproeping gaat vergezeld van een afschrift van de in artikel 12, eerste lid, bedoelde schriftelijke verklaring en van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.

  • 3 De oproeping houdt in:

    • a. indien de persoonlijke verschijning als bedoeld in artikel 9 wordt bevolen, de namen, het beroep en de woonplaats van deze personen;

    • b. indien getuigen en deskundigen ter zitting zijn opgeroepen, de namen, het beroep en de woonplaats van deze personen;

    • c. de mededeling, dat de aangeslotene bevoegd is getuigen en deskundigen ter zitting mede te brengen;

    • d. de mededeling, dat de aangeslotene bevoegd is zich ter zitting door een raadsman te doen bijstaan.

  • 4 Het dagelijks bestuur wordt eveneens ter zitting opgeroepen.

Artikel 16

De zittingen van het tuchtgerecht zijn openbaar, tenzij naar het oordeel van de voorzitter dringende redenen zich daartegen verzetten.

Artikel 17

  • 1 Voor de aanvang van de behandeling ter terechtzitting van het tuchtgerecht kan elk der zittende leden van het tuchtgerecht door de betrokkene worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden, die het vormen van een onpartijdig oordeel zouden kunnen bemoeilijken.

  • 2 Op grond van zodanige feiten of omstandigheden kan een lid zich verschonen.

  • 3 De overige leden beslissen zo spoedig mogelijk of de wraking of verschoning wordt toegestaan. In geval van staking van stemmen is het verzoek tot wraking of verschoning toegestaan.

Artikel 18

  • 1 De betrokkene kan, tenzij het tuchtgerecht beveelt, dat hij in persoon zal verschijnen, zich op de terechtzitting doen vertegenwoordigen door een advocaat, indien deze aldaar verklaart daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn, of wel door een daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde.

  • 2 Het tuchtgerecht kan onder opgaaf van zijn motieven weigeren bepaalde personen, die niet zijn advocaat, als gemachtigde toe te laten. Bij zodanige weigering houdt het tuchtgerecht de zaak tot de volgende zitting aan.

  • 3 Het tuchtgerecht stelt bij aangetekende brief de betrokkene mei de aanhouding en de reden daarvan in kennis en roept hem levens op om op de voor de zaak bepaalde nadere zitting in persoon of bij een andere gemachtigde tegenwoordigd te zijn.

  • 4 De betrokkene kan zich te aller tijde door een raadsman doen bijstaan.

  • 5 Het tuchtgerecht kan onder opgaaf van zijn motieven weigeren bepaalde personen, die niet zijn advocaat, als raadsman toe te laten. Bij zodanige weigering houdt het tuchtgerecht op verzoek van de betrokkene de zaak tot een volgende zitting aan.

Artikel 19

Aan de betrokken aangeslotene, onderscheidelijk aan de in artikel 9, derde lid, bedoelde bestuurder, die, na door het tuchtgerecht bij aangetekend schrijven te zijn opgeroepen om in persoon te verschijnen, zonder geldige reden, zulks ter beoordeling van het tuchtgerecht, wegblijft, kan als tuchtrechtelijke maatregel een geldboete tot een bedrag van ten hoogste ƒ 500,– worden opgelegd.

Artikel 20

Hel tuchtgerecht kan, onverminderd het bepaalde in artikel 19, de aangeslotene die niet ter terechtzitting van het tuchtgerecht is verschenen of zich niet heeft laten vertegenwoordigen, verstek verlenen, waarna de behandeling wordt voortgezet.

Artikel 21

  • 1 Het tuchtgerecht is bevoegd ambtshalve of op verzoek van de betrokken aangeslotene getuigen bij aangetekend schrijven op te roepen.

  • 2 Ieder, die als getuige is opgeroepen, is verplicht voor het tuchtgerecht te verschijnen.

  • 3 Indien de getuige niet op de oproeping verschijnt, kan het tuchtgerecht de Officier van Justitie bij de arrondissementsrechtbank binnen welker rechtsgebied het tuchtgerecht zitting houdt, verzoeken de getuige ter terechtzitting van het tuchtgerecht te dagvaarden en daarbij te voegen een bevel tot medebrenging.

  • 5 De voorzitter van het tuchtgerecht kan de getuige beëdigen dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.

Artikel 22

  • 1 Het tuchtgerecht kan ambtshalve of op verzoek van de betrokken aangeslotene een of meer deskundigen benoemen ten einde hetzelve voor te lichten, zo nodig, met opdracht een onderzoek in te stellen en hetzelve een verslag uil te brengen.

  • 2 Het tuchtgerecht roept de deskundigen bij aangetekend schrijven op.

  • 4 De voorzitter van het tuchtgerecht kan de deskundige beëdigen dal hij zijn laak naar geweten zal vervullen.

  • 5 Het tuchtgerecht kan de deskundige geheimhouding opleggen.

Artikel 23

Ter zitting opgeroepen getuigen en deskundigen, niet zijnde functionarissen van het K.C.B., ontvangen een vergoeding overeenkomstig het tarief in strafzaken.

Artikel 24

  • 1 Het tuchtgerecht kan de behandeling ter zitting schorsen onder opgaaf van redenen.

  • 2 Indien bij schorsing geen tijdstip voor hervatting van de behandeling is bepaald, doel de secretaris zo spoedig mogelijk bij aangetekende brief aan de betrokken aangeslotene en aan het dagelijks bestuur mededeling van het daarvoor op zo kort mogelijke termijn vastgestelde tijdstip. Het tijdstip van hervatting kan niet liggen binnen zes dagen na de datum van die mededeling.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde mededeling gaat vergezeld van een afschrift van alle op de zaak betrekking hebben stukken, voorzover niet reeds toegezonden.

Artikel 25

  • 1 Meerdere overtredingen van de voorschriften, door dezelfde aangeslotene begaan, kunnen tegelijkertijd worden berecht.

  • 2 Overtredingen van de voorschriften, door twee of meer aangeslotenen tezamen begaan, kunnen op eenzelfde zitting worden behandeld.

Artikel 26

  • 1 Het is aan de voorzitter en de leden verboden buiten de zitting:

    • a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen bekend te maken;

    • b. de gevoelens te openbaren, welke in raadkamer over aanhangige zaken zijn geuit;

    • c. over een voor hen aanhangige zaak of een zaak, die naar zij weten, zouden kunnen weten of vermoeden voor hen aanhangig zal worden, zich uit te laten in enig onderhoud of gesprek met de betrokken aangeslotene of zijn raadsman of van deze enige bijzondere inlichting of schriftelijk stuk aan te nemen.

  • 2 De in het eerste lid omschreven verbodsbepalingen gelden mede voor de secretaris en de adjunct-secretaris, voor zover de aard van hun werkzaamheden niet anders vordert.

  • 3 De geheimhoudingsplicht geldt ook na beëindiging van de functie.

Artikel 27

  • 1 Het tuchtgerecht beraadslaagt en beslist in raadkamer, zo mogelijk in aansluiting aan de behandeling ter zitting; het grondt zijn uitspraak uitsluitend op hetgeen ter zitting is gebleken. De uitspraak wordt zo mogelijk terstond na raadkamer ter zitting gedaan of op een door de voorzitter te bepalen nadere datum binnen drie weken nadat de behandeling ter zitting is afgesloten.

    De uitspraak wordt neergelegd in een tuchtbeschikking. waarvan een gewaarmerkt afschrift binnen drie weken na de uitspraak bij aangetekende brief aan de betrokken aangeslotene wordt toegestuurd.

  • 2 De tuchtbeschikking, ondertekend door de voorzitter en de secretaris, bevat in elk geval:

    • a. de omschrijving van de feiten op grond waarvan is geoordeeld:

    • b. de gronden;

    • c. de voorschriften, waarop de tuchtbeschikking berust:

    • d. de maatregel, indien tot het opleggen van een maatregel is besloten.

  • 3 Afschrift van de tuchtbeschikking wordt bij aangetekende brief gezonden aan het dagelijks bestuur en aan de in artikel 12. vierde lid. bedoelde Officier van Justitie, tenzij deze heeft laten weten dat daarvan kan worden afgezien.

Artikel 28

Bij de kennisgeving van de tuchtbeschikking, als bedoeld in artikel 27, wordt aan de betrokken aangeslotene tevens medegedeeld dat daartegen beroep kan worden ingesteld bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven krachtens de in artikel 13, lid 2, van de Landbouwkwaliteitswet overeenkomstig van toepassing verklaarde bepalingen van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Slotbepaling

Artikel 30

De zaken, welke bij een tuchtgerecht aanhangig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het tuchtreglement, dat overeenkomstig het bepaalde in dit besluit is vastgesteld, worden afgedaan met inachtneming van de regelen inzake de rechtsgang van het tuchtrechtelijke geding, welke golden vóór dat tijdstip.

Artikel 31

Dit reglement treedt in werking op de tweede dag na de publikatie ervan in de Nederlandse Staatscourant.

Vastgesteld door het bestuur van de Vereniging ‘Kwaliteits-Controle-Bureau voor Groenten en Fruit’ in de vergadering van 26 oktober 1992.