Besluit rendementseisen cv-ketels

Geraadpleegd op 07-11-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Besluit van 5 januari 1993, houdende regels betreffende het energiegebruik van cv-ketels

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 5 oktober 1992, nr. 92075619 WJA/W, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de richtlijn nr. 92/42/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels (PbEG L 167) en op de artikelen 2, 6 en 21 van de Wet energiebesparing toestellen (Stb. 1986, 59);

De Raad van State gehoord (advies van 22 december 1992, nr. W10.92 0473);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 30 december 1992, nr. 92101769 WJA/W, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

ketel: het geheel van een ketellichaam en een brander van een uitsluitend met vloeibare of gasvormige brandstoffen gestookt en voor verwarming van een of meer ruimten bestemd toestel, dat de verbrandingswarmte op water overbrengt, met een nominaal vermogen van niet minder dan 4 kW en niet meer dan 400 kW;

onderdeel:

  • a. een ketellichaam waarop een brander behoort te worden gemonteerd dan wel

  • b. een brander die op een ketellichaam behoort te worden gemonteerd,

een en ander ten einde te zamen een ketel te vormen;

nominaal vermogen of Pn: het maximale verwarmingsvermogen, uitgedrukt in kW, dat een ketel kan afgeven bij de door de fabrikant opgegeven nominale belasting en bij een gemiddelde bedrijfstemperatuur van 70 °C;

gemiddelde bedrijfstemperatuur: het gemiddelde van de intrede- en uittredetemperatuur van het water in de ketel;

deellast: de verhouding, uitgedrukt in een percentage, tussen het vermogen van een ketel, die werkt bij tussenpozen of op een vermogen lager dan het nominale vermogen, en dat nominale vermogen;

waterzijdig rendement: de verhouding, uitgedrukt in een percentage, tussen de hoeveelheid warmte, in een bepaalde tijdseenheid overgedragen op het water in een ketel, en het produkt van de calorische benedenwaarde bij constante druk van de brandstof en het brandstofverbruik in diezelfde tijdseenheid;

gasgestookte condenserende ketel: een met gasvormige brandstof gestookte ketel die zodanig is ontworpen dat er permanent een belangrijk deel van de waterdamp in de rookgassen kan condenseren;

oliegestookte condenserende ketel: een met vloeibare brandstof gestookte ketel die zodanig is ontworpen dat er onder bepaalde omstandigheden een deel van de waterdamp in de rookgassen kan condenseren;

lage-temperatuurketel: een ketel die zodanig is ontworpen dat hij permanent in bedrijf kan zijn met een intredetemperatuur van het water in de ketel van 35 tot 40 °C en dat er onder bepaalde omstandigheden een deel van de waterdamp in de rookgassen kan condenseren;

richtlijn: de richtlijn nr. 92/42/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels (PbEG L 167);

CE-markering: de in bijlage I, onder 1, eerste gedachtenstreepje, van de richtlijn weergegeven markering;

EG-conformiteitsverklaring: een verklaring van overeenstemming als bedoeld in bijlage IV van de richtlijn.

Artikel 2

Dit besluit is niet van toepassing op:

  • a. ketels die moeten worden gestookt met brandstoffen waarvan de eigenschappen aanzienlijk afwijken van normaal in de handel verkrijgbare oliën of gassen, zoals industriële restgassen en biogas;

  • b. ketels die zijn ontworpen om hoofdzakelijk de ruimte waarin zij zijn geïnstalleerd te verwarmen en die als nevenfunctie tevens warm water leveren voor verwarming van een of meer andere ruimten of voor gebruik als tapwater;

  • c. ketels die niet in serie geproduceerd worden;

  • d. ketels die reeds eerder geïnstalleerd en gebruikt zijn;

  • e. onderdelen van ketels als bedoeld onder a, b, c en d.

Artikel 3

  • 1 Het is verboden ketels of onderdelen ten verkoop voorhanden te hebben, ten verkoop aan te bieden, te verkopen, te verhuren of te installeren die:

    • a. niet voldoen aan de in artikel 4 gestelde eisen;

    • b. niet overeenkomstig artikel 6 zijn voorzien van de CE-markering;

    • c. anders dan met inachtneming van artikel 7 zijn voorzien van een of meer merktekens als in dat artikel bedoeld.

  • 2 Het is verboden op een ketel of een onderdeel een markering aan te brengen waarvan de betekenis of vormgeving met die van de CE-markering zou kunnen worden verward.

  • 3 Het is verboden op een ketel of een onderdeel een merkteken aan te brengen dat met een merkteken als bedoeld in artikel 7 kan worden verward.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op ketels of onderdelen die kennelijk bestemd zijn om buiten de gebieden waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is in de handel te worden gebracht.

Artikel 4

  • 1 Ketels moeten voldoen aan de in de onderstaande tabel per soort ketel weergegeven eisen inzake waterzijdig rendement:

    • a. bij werking op nominaal vermogen en

    • b. bij werking in een deellast van 30 % waarbij de temperatuur, bedoeld in de tabel, afhankelijk van het soort ketel varieert.

    Rendement in deellast

    Soort ketel

    Rendement bij nominaal vermogen uitgedrukt in %

    Gemiddelde bedrijfstemperatuur

    Rendement uitgedrukt in %

    a. andere dan de onder b, c en d bedoelde ketels

    ≥ 84 + 2 · logPn

    ≥ 50 °C

    ≥ 80 + 3 · logPn

    b. lage-temperatuurketels

    ≥ 87,5 + 1,5 · logPn

    40 °C

    ≥ 87,5 + 1,5 · logPn

    c. oliegestookte condenserende ketels

    ≥ 87,5 + 1,5 · logPn

    40 °C

    ≥ 87,5 + 1,5 · logPn

    d. gasgestookte condenserende ketels

    ≥ 91 + 1 · logPn

    30 °C1

    ≥ 97 + 1 · logPn

  • 2 Indien een ketel bestemd is voor zowel het verwarmen van een of meer ruimten als het leveren van warm tapwater, hebben de rendementseisen, bedoeld in het eerste lid, alleen betrekking op de functie van ruimteverwarming.

Artikel 5

Ketels worden in elk geval vermoed aan de in artikel 4, eerste lid, bedoelde rendementseisen te voldoen, indien zij in overeenstemming zijn met:

  • a. de ter uitvoering van artikel 5, tweede lid, van de richtlijn opgestelde geharmoniseerde normen, waarvan de referentienummers in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt;

  • b. de normen waarin de onder a bedoelde geharmoniseerde normen in Nederland zijn omgezet en waarvan de referentienummers door Onze Minister in de Nederlandse Staatscourant zijn bekendgemaakt;

  • c. de normen waarin de onder a bedoelde geharmoniseerde normen in een andere lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn omgezet en waarvan de referentienummers in die staat zijn bekendgemaakt.

Artikel 6

  • 1 Ketels dienen, ten blijke van het voldoen aan de voorschriften van dit besluit, te zijn voorzien van de CE-markering en vergezeld te gaan van de EG-conformiteitsverklaring.

  • 2 De CE-markering en de EG-conformiteitsverklaring mogen uitsluitend worden aangebracht onderscheidenlijk bijgevoegd:

    • a. indien het desbetreffende type blijkens een verklaring van EG-type-onderzoek overeenkomstig de in bijlage III van de richtlijn beschreven procedure is goedgekeurd,

    • b. zolang de vervaardiging van de desbetreffende ketels geschiedt met inachtneming van een van de drie in bijlage IV van de richtlijn beschreven procedures en

    • c. zolang wordt voldaan aan de verplichtingen die in het kader van de onder a en b bedoelde procedures rusten op de fabrikant, diens in de gebieden waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is gevestigde gemachtigde dan wel de persoon die met het in de handel brengen van de desbetreffende ketels in die gebieden is belast.

  • 3 Voor de beoordeling van het voldoen aan de voorschriften van dit besluit van ketels waarop het Warenwetbesluit gastoestellen (Stb. 1992, 124) van toepassing is, zijn in afwijking van het tweede lid, onder a en b, de in de bij dat besluit behorende bijlage III, onder A en B, beschreven procedures van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Onderdelen dienen te zijn voorzien van de CE-markering en vergezeld te gaan van de EG-conformiteitsverklaring, waarin de parameters worden aangegeven waarmee, na assemblage, de desbetreffende ketels kunnen voldoen aan de rendementseisen, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 5 De CE-markering moet zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar op de ketels en de onderdelen zijn aangebracht en, indien van toepassing, gevolgd worden door het in bijlage IV, module D, onder 1, en module E, onder 1, van de richtlijn bedoelde identificatienummer. Op ketels en onderdelen mogen slechts andere markeringen worden aangebracht indien daardoor de zichtbaarheid en leesbaarheid van de CE-markering niet worden verminderd.

Artikel 7

  • 1 Ketels mogen slechts zijn voorzien van het in de onderstaande tabel aangegeven aantal merktekens als bedoeld in bijlage I, onder 2, van de richtlijn, indien:

    • a. met toepassing van de in artikel 6, tweede lid, onder a, bedoelde procedure wordt vastgesteld dat het desbetreffende type ketel voldoet aan de in de tabel bij dat aantal merktekens weergegeven eisen inzake waterzijdig rendement:

      • 1°. bij werking op nominaal vermogen en

      • 2°. bij werking in een deellast van 30 % en een gemiddelde bedrijfstemperatuur die gelijk is aan of hoger is dan 50 °C en

    • b. zolang de in artikel 6, tweede lid onder b, bedoelde procedure mede wordt toegepast ten aanzien van het voldoen aan de onder a bedoelde eisen.

    Aantal merktekens

    Rendement bij nominaal vermogen

    Rendement in deellast

    1

    ≥ 84 + 2.logPn

    ≥ 80 + 3.logPn

    2

    ≥ 87 + 2.logPn

    ≥ 83 + 3.logPn

    3

    ≥ 90 + 2.logPn

    ≥ 86 + 3.logPn

    4

    ≥ 93 + 2.logPn

    ≥ 89 + 3.logPn

Artikel 8

  • 2 Voor een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid komen in aanmerking instellingen die ten minste voldoen aan de in bijlage V van de richtlijn vastgestelde voorwaarden. Instellingen die voldoen aan de geharmoniseerde normen, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de richtlijn, worden geacht aan deze voorwaarden te voldoen.

  • 3 Onze Minister trekt een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid in ieder geval in, indien de betrokken instelling:

    • a. niet langer voldoet aan de in het tweede lid bedoelde voorwaarden;

    • b. niet voldoet aan de in het kader van de in artikel 6, tweede lid, bedoelde procedures op haar rustende verplichtingen.

  • 4 Als instellingen als bedoeld in het eerste lid worden mede aangemerkt instellingen die in het kader van de richtlijn door andere lid-staten van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte bij de Europese Commissie zijn aangemeld en waarvan de namen door de Commissie zijn gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 9

Voor zover in dit besluit wordt verwezen naar de richtlijn of naar een bijlage daarvan, treedt voor de toepassing van de desbetreffende bepaling een wijziging van de richtlijn of van een bijlage daarvan in werking met ingang van de dag, waarop aan die wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 10

  • 1 Artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b, is tot 1 januari 1998 niet van toepassing ten aanzien van ketels en onderdelen:

    • a. die voldoen aan de op 21 mei 1992 in Nederland geldende voorschriften en aan de op die datum geldende keuringseisen voor centrale-verwarmingstoestellen, vastgesteld door de Koninklijke Vereniging van Gasfabrikanten in Nederland (KE 28);

    • b. die kennelijk bestemd zijn om in een andere lid-staten van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in de handel te worden gebracht en die voldoen aan de op 21 mei 1992 in die Lid-Staat geldende voorschriften.

  • 2 Met betrekking tot ketels en onderdelen als bedoeld in het eerste lid, waarop artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b, van dit besluit niet wordt toegepast en waarop ingevolge een of meer andere wettelijke regelingen de CE-markering wordt aangebracht, worden op de bij die ketels en onderdelen gevoegde documenten, handleidingen of gebruiksaanwijzingen de in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte referenties van de aan die wettelijke regelingen ten grondslag liggende richtlijnen vermeld.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 3 dat in werking treedt met ingang van 1 januari 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 5 januari 1993

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

J. E. Andriessen

Uitgegeven de veertiende januari 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

  1. Intredetemperatuur van het water in de ketel ^ [1]