Besluit van 7 januari 1993 houdende voorschriften ter voorkoming en vermindering van
luchtverontreiniging veroorzaakt door inrichtingen voor de verbranding van afvalstoffen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
van 20 juli 1992, nr. MJZ20792030, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op de richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 8 juni 1989,
nr. 89/369/EEG (PbEG L 163/32) ter voorkoming van door nieuwe installaties voor de verbranding van stedelijk
afval veroorzaakte luchtverontreiniging, en van 21 juni 1989, nr. 89/429/EEG (PbEG L 203/50) ter vermindering van door bestaande installaties voor de verbranding van
stedelijk afval veroorzaakte luchtverontreiniging, en op artikel 53a van de Afvalstoffenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 24 november 1992, no. W08.92.0350);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 4 januari 1993, nr. MJZ04193030, Centrale Directie Juridische
Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan: