Op grond van de artikelen 29 tot en met 32 van Richtlijn 83/181/EEG werd tot en met 31 december 1992 een vrijstelling van BTW verleend voor de invoer
in Nederland van produkten van landbouw, veeteelt, bijenteelt, tuinbouw of bosbouw,
en op overeenkomstige wijze ook van produkten van visserij of visteelt en jacht (hierna:
landbouwprodukten), die afkomstig zijn van landerijen/wateren die in het buitenland
in de onmiddellijke nabijheid van Nederland zijn gelegen en die worden geëxploiteerd
door landbouwproducenten die de zetel van hun bedrijf in Nederland hebben in de onmiddellijke
nabijheid van het betrokken andere land. Onder ‘de onmiddellijke nabijheid van de
grens’ werd verstaan een strook aan weerszijden van de grens van 5,5 kilometer.
De vrijstelling was beperkt tot produkten die geen andere behandeling hebben ondergaan
dan die welke gewoonlijk na de oogst of de produktie plaatsvindt en die door of voor
rekening van de landbouwproducent in Nederland worden binnengebracht.
De vrijstelling was eveneens van toepassing op trekdieren en voorwerpen, welke na
uit het vrije verkeer van Nederland te zijn uitgevoerd voor de bewerking van de in
de andere Lid-Staat gelegen landerijen en het binnenhalen van de oogst van die landerijen,
weder werden ingevoerd.
Op overeenkomstige wijze was op grond van de artikelen 33 en 34 van Richtlijn 83/181/EEG eveneens van omzetbelasting vrijgesteld de invoer van zaaigoed, meststoffen en produkten
voor de behandeling van bodem en gewassen, bestemd en benodigd voor de exploitatie
van grenslanderijen.
Deze douaneregelingen hebben vanaf 1 januari 1993 hun betekenis voor het intracommunautair
vervoer van de desbetreffende goederen verloren. Vanaf 1 januari 1993 leidt het overbrengen
door de landbouwer van deze goederen vanuit en naar grenslanderijen gelegen in de
ene Lid-Staat naar respectievelijk vanuit zijn bedrijf in de aangrenzende Lid-Staat,
op grond van artikel 3a van de wet, veelal tot een belaste intracommunautaire verwerving
in de Lid-Staat van bestemming. Aannemende dat ook landbouwers, die onder de landbouwregeling
van artikel 27 van de wet vallen, in dergelijke gevallen de verwervingsdrempel als
bedoeld in artikel 1a, lid 2, slot, van de wet zullen overschrijden, leidt deze overbrenging
tot een extra belastingdruk op de landbouwprodukten.
Naast dit belastbare feit geldt voor de landbouwer onder de landbouwregeling boven
de verwervingsdrempel èn voor de landbouwer onder de normale belastingregeling voor
de overbrenging van deze goederen de ‘listingsverplichting’ als bedoeld in artikel
37a van de wet.
Gelet op de ratio van de tòt 1 januari 1993 geldende douaneregeling, te weten de wenselijkheid
de uitoefening van het landbouw- een veeteeltbedrijf in de grensstreek niet nadelig
door belastingheffing te beïnvloeden, ontmoet het geen bezwaar dat in de Nederlandse
grensstrook gevestigde landbouwers de landbouwprodukten, die zij hebben ‘geoogst’
op grenslanderijen die zijn gelegen in een andere Lid-Staat, zonder het vervullen
van aangifte- of andere administratieve verplichtingen betreffende de heffing van
omzetbelasting, overbrengen naar hun bedrijf in Nederland. Op overeenkomstige wijze
behoeven Nederlandse landbouwers geen administratieve verplichtingen te vervullen
wanneer zij landbouwmachines, zaaigoed, meststoffen en dergelijke goederen van het
eigen bedrijf overbrengen naar in andere Lid-Staten gelegen grenslanderijen voor tijdelijk
gebruik op c.q. ter bewerking van die landerijen. Ook met betrekking tot het terugbrengen
naar Nederland van landbouwmachines en dergelijke, die vanuit Nederland zijn overgebracht
naar grenslanderijen in een andere Lid-Staten voor de bewerking van de aldaar gelegen
landerijen en het binnenhalen van de oogst van die landerijen, kunnen landbouwers
het vervullen van aangifte- en andere administratieve verplichtingen voor de heffing
van omzetbelasting achterwege laten.
Deze bijzondere ontheffing geldt niet in gevallen waarin een landbouwer landbouwprodukten
naar een andere Lid-Staat vervoert of verzendt ten behoeve van of in het kader van
de levering van die produkten aan derden.
Deze ontheffing geldt evenmin in gevallen waarin een landbouwer landbouwmachines in
een andere Lid-Staat koopt en al dan niet via een grensperceel in die Lid-Staat na
de aankoop overbrengt naar zijn bedrijf in Nederland. In die gevallen zal, zo nodig
rekening houdend met de toepassing van de verwervingsdrempel (artikel 1a, lid 2, slot,
van de wet) voor landbouwers onder de landbouwregeling, in Nederland een belaste intracommunautaire
verwerving plaatsvinden.
Wat hiervoor is aangegeven voor Nederlandse landbouwers die grenslanderijen in andere
Lid-Staten hebben, geldt op overeenkomstige wijze voor landbouwers in andere Lid-Staten
die grenslanderijen in Nederland hebben.
Dit besluit dient ter vervanging van het besluit van 24 februari 1993, nr. VB 93/447.