Reisregeling binnenland

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2008.
Geldend van 01-07-2008 t/m 31-12-2008

Reisregeling binnenland

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Gelet op het Reisbesluit binnenland;

Besluit:

Artikel 1

  • 2 De begripsomschrijvingen in artikel 2 van het besluit zijn voor de toepassing van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

De vergoeding voor het gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets als bedoeld in artikel 7 van het besluit, bedraagt € 0,37 per afgelegde kilometer.

Artikel 3. Eigen motorvoertuig of bromfiets indien openbaar vervoer wel doelmatig is

De vergoeding voor het gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets als bedoeld in artikel 8 van het besluit bedraagt in beide gevallen € 0,09 per afgelegde kilometer. Deze vergoeding wordt verhoogd met € 0,09 per afgelegde kilometer voor iedere in het kader van de dienstreis meereizende betrokkene, tot een maximum van € 0,37 per afgelegde kilometer.

Artikel 4

De vergoeding voor het gebruik van een eigen fiets als bedoeld in artikel 9 van het besluit bedraagt:

  • a. € 0,37 per afgelegde kilometer indien openbaar vervoer niet mogelijk of niet doelmatig is;

  • b. € 0,09 per afgelegde kilometer, vermeerderd met de eventuele kosten van stalling, indien openbaar vervoer wel doelmatig is.

Artikel 4a

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 De periode waarop het bepaalde in het eerste lid van toepassing is kan naar keuze van de ambtenaar worden vastgesteld op een kalendermaand of een heel kalenderjaar.

  • 3 Bij tussentijdse beëindiging van de dienstbetrekking in de loop van een kalenderjaar dient de na toepassing van het eerste lid eventueel verschuldigde loonheffing te worden ingehouden uiterlijk in de kalendermaand volgende op de kalendermaand waarin de dienstbetrekking eindigt.

  • 4 Indien op grond van het tweede lid is gekozen voor een heel kalenderjaar worden de vergoedingen genoemd in de artikelen 2, 3 en 4 geacht te zijn toegekend bij wijze van voorschot.

  • 5 Na afloop van de gekozen periode worden de in het vierde lid bedoelde vergoedingen definitief vastgesteld.

  • 6 Voor de berekening van de loonheffing over de in de gekozen periode uitbetaalde vergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstreiskilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon-werkverkeerkilometers.

  • 7 Het zesde lid is niet van toepassing indien doorgaans naar een vaste plaats van tewerkstelling wordt gereisd waarvoor de vaste tegemoetkoming als bedoeld in artikelen 11, vierde lid, 12 en 13 van de Verplaatsingskostenregeling 1989 bij wijze van voorschot wordt toegekend en waarbij de totale afstand (heen en terug) tussen de woning en die plaats van tewerkstelling niet meer dan 150 kilometer bedraagt. In dat geval kan voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in de gekozen periode uitbetaalde vergoedingen worden uitgegaan van alle in die periode daadwerkelijk afgelegde dienstreiskilometers, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 13a, achtste lid, van de Verplaatsingskostenregeling 1989 berekende woon-werkverkeerkilometers.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2009, 10878, datum inwerkingtreding 22-07-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2008.

1 Het gedeelte van de in de artikelen 2, 3 en 4 genoemde vergoeding dat uitgaat boven het bedrag per kilometer dat maximaal belastingvrij mag worden vergoed, strekt mede tot vergoeding van kilometers die al dan niet op grond van het Reisbesluit binnenland, het Reisbesluit buitenland, het Verplaatsingskostenbesluit 1989 en daarvan afgeleide regelingen nog aanvullend belastingvrij kunnen worden vergoed.

2 De toepassing van het eerste lid geschiedt per kalenderjaar.

3 Bij tussentijdse beëindiging van de dienstbetrekking in de loop van een kalenderjaar dient de na toepassing van het eerste lid eventueel verschuldigde loonheffing te worden ingehouden uiterlijk in de kalendermaand volgende op de kalendermaand waarin de dienstbetrekking eindigt.

4 Bij de toepassing van het eerste en tweede lid worden de vergoedingen, genoemd in de artikelen 2, 3 en 4 toegekend als voorschot.

5 Na afloop van het desbetreffende kalenderjaar worden de in het vierde lid bedoelde vergoedingen definitief vastgesteld.

6 Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in het desbetreffende kalenderjaar uitbetaalde vergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstreiskilometers, vermeerderd met de overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van de Verplaatsingskostenregeling 1989 berekende woon-werkverkeerkilometers waarvoor een tegemoetkoming is toegekend.

Artikel 5. Vergoedingen wegens verblijfkosten

  • 1 De vergoeding wegens verblijfkosten als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het besluit omvat voor ieder vol etmaal dat de dienstreis duurt een bedrag van € 3,84 voor kleine uitgaven overdag (dagcomponent) alsmede een bedrag van € 11,48 voor kleine uitgaven 's-avonds (avondcomponent) vermeerderd met:

    • a. € 12,04 voor een lunch (lunchcomponent);

    • b. € 18,22 voor een avondmaaltijd (dinercomponent);

    • c. € 74,70 voor logies (logiescomponent);

    • d. € 7,30 voor een ontbijt (ontbijtcomponent).

  • 2 De aanspraak op de onder het eerste lid onderdeel a, b, c en d bedoelde vergoedingen bestaat slechts indien voor het verkrijgen van de respectievelijke verstrekkingen kosten zijn gemaakt in een daarvoor bestemde gelegenheid.

  • 3 Bij aansluitende dienstreizen kan de avondcomponent als bedoeld in het eerste lid niet langer dan voor de eerste acht avonden worden toegekend. Voor ieder volgend etmaal dat binnen die dienstreizen valt, wordt het bedrag van de avondcomponent gehalveerd.

  • 4 Voor een resterend gedeelte van een etmaal dan wel voor een incidentele dienstreis van kortere duur dan een etmaal worden de uit te keren bedragen voor verblijfkosten berekend overeenkomstig het eerste, het tweede en het derde lid, met dien verstande dat:

    • a. de dagcomponent slechts wordt toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat ten minste 4 uren in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt;

    • b. de avondcomponent en de ontbijtcomponent slechts worden toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat een overnachting in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt;

    • c. de lunchcomponent respectievelijk de dinercomponent slechts worden toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat de tijd tussen 12.00 uur en 14.00 uur respectievelijk tussen 18.00 uur en 21.00 uur geheel in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling, die zal worden gepubliceerd in de Staatscourant, treedt in werking op 1 april 1993.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken,
voor deze,
de

Directeur-Generaal management en personeelsbeleid

,

H. A. P. M. Pont