Hoofdstuk 2. Inhoud van de naburige rechten
-
2 Is een opname van een uitvoering of een reproduktie daarvan door de houder van het
uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste
maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij
de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 in het verkeer
gebracht, dan handelt de verkrijger van die opname of die reproduktie niet in strijd
met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in het eerste lid, onder c, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.
-
5 Bibliotheken, bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden
en slechtzienden, zijn voor het uitlenen ten behoeve van de bij deze bibliotheken
ingeschreven blinden en slechtzienden vrijgesteld van betaling van de in het derde
lid bedoelde vergoeding.
-
7 Ten aanzien van het in het eerste lid, onder d, bepaalde wordt onder openbaar maken mede verstaan de uitvoering die plaatsvindt
in besloten kring, tenzij deze zich beperkt tot de familie-, vrienden- of daaraan
gelijk te stellen kring en voor het bijwonen daarvan geen betaling, in welke vorm
ook, geschiedt.
-
8 Onder het openbaar maken van een uitvoering wordt niet begrepen de uitvoering welke
uitsluitend gebruikt wordt voor het onderwijs dat vanwege de overheid of vanwege een
rechtspersoon zonder winstoogmerk wordt gegeven, voorzover deze uitvoering deel uitmaakt
van het schoolwerkplan, leerplan of instellingswerkplan of dient tot een wetenschappelijk
doel.
-
1 Indien een uitvoerende kunstenaar het verhuurrecht, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c, met betrekking tot een op een fonogram opgenomen uitvoering heeft overgedragen aan
de producent daarvan, is de producent de uitvoerende kunstenaar een billijke vergoeding
verschuldigd voor de verhuur.
De werkgever is bevoegd de rechten van de uitvoerende kunstenaar, bedoeld in artikel 2, te exploiteren, voor zover dit tussen partijen is overeengekomen dan wel voortvloeit
uit de aard van de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst, de gewoonte of de eisen
van redelijkheid en billijkheid. Tenzij anders is overeengekomen of uit de aard van
de overeenkomst, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid anders voortvloeit,
is de werkgever aan de uitvoerende kunstenaar of zijn rechtverkrijgende een billijke
vergoeding verschuldigd voor iedere vorm van exploitatie van diens rechten. De werkgever
eerbiedigt de in artikel 5 bedoelde rechten van de uitvoerende kunstenaar.
-
2 Is een fonogram of een reproduktie daarvan door de houder van het uitsluitend recht,
bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste maal in een van
de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte van van 2 mei 1992 in het verkeer gebracht,
dan handelt de verkrijger van dat fonogram of die reproduktie niet in strijd met dit
uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in het eerste lid, onder b, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.
-
1 Een voor commerciële doeleinden uitgebracht fonogram of een reproduktie daarvan kan
zonder toestemming van de producent van het fonogram en de uitvoerende kunstenaar
of hun rechtverkrijgenden worden uitgezonden of op een andere wijze openbaar gemaakt,
mits daarvoor een billijke vergoeding wordt betaald.
-
2 Is een eerste vastlegging van een film of een reproduktie daarvan door de houder
van het uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor
de eerste maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij
is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 in
het verkeer gebracht, dan handelt de verkrijger van die eerste vastlegging of die
reproduktie niet in strijd met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in
het eerste lid, onder b, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.
-
5 Bibliotheken, bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden
en slechtzienden, zijn voor het uitlenen ten behoeve van de bij deze bibliotheken
ingeschreven blinden en slechtzienden vrijgesteld van betaling van de in het derde
lid bedoelde vergoeding.
-
2 Is een opname van een uitzending of een reproduktie daarvan door de houder van het
uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste
maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij
de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 in het verkeer
gebracht, dan handelt de verkrijger van die opname of die reproduktie niet in strijd
met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in het eerste lid, onder c, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.
-
5 Bibliotheken, bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden
en slechtzienden, zijn voor het uitlenen ten behoeve van de bij deze bibliotheken
ingeschreven blinden en slechtzienden vrijgesteld van betaling van de in het derde
lid bedoelde vergoeding.
De rechten die deze wet verleent gaan over bij erfopvolging. Deze rechten zijn, met
uitzondering van die welke genoemd zijn in het eerste lid van artikel 5, vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht. Levering vereist voor gehele of
gedeeltelijke overdracht, geschiedt door een daartoe bestemde akte. De overdracht
omvat alleen die bevoegdheden waarvan dit in de akte is vermeld of uit de aard of
strekking van de titel noodzakelijk voortvloeit. Ten aanzien van het verlenen van
toestemming als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 is het bepaalde in de derde en vierde volzin van dit artikel van overeenkomstige
toepassing.
Van inbreuk op de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde rechten is geen sprake indien de in deze artikelen bedoelde handelingen
worden verricht voor:
-
a. eigen oefening, studie of gebruik van degene die opneemt of in enkele exemplaren reproduceert;
artikel 16b, vijfde lid, van de Auteurswet 1912 is van overeenkomstige toepassing evenals de artikelen 16 c tot en met 16g van de Auteurswet 1912;
-
b. verslaggeving in het openbaar in een foto-, film-, radio- of televisie-reportage over
actuele gebeurtenissen, voorzover zulks voor het behoorlijk weergeven van de actuele
gebeurtenis die het onderwerp van de reportage uitmaakt noodzakelijk is en mits slechts
gebruik wordt gemaakt van korte fragmenten;
-
c. een opname door of in opdracht van een omroeporganisatie, die bevoegd is tot uitzenden
of doen uitzenden, ten behoeve van het eigen programma, mits de opname wordt teniet
gedaan binnen 28 dagen na de eerste uitzending van het programma waarvoor de opname
is gemaakt, doch in ieder geval binnen een half jaar na de vervaardiging; artikel 17b, derde lid, van de Auteurswet 1912, is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van de uitvoering van een uitvoerend
kunstenaar dient artikel 5 in acht genomen te worden;
-
d. het citeren in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling;
artikel 15a, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, en vijfde lid van de Auteurswet 1912 is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van de uitvoering van een uitvoerend
kunstenaar dient artikel 5 in acht genomen te worden.
-
1 Van inbreuk op de in de artikelen 2, 6 en 8 bedoelde rechten is geen sprake indien de in deze artikelen bedoelde handelingen
worden verricht voor het openbaar maken van gedeelten van uitvoeringen, fonogrammen
of programma’s of reprodukties daarvan door middel van een uitzending in een programma
dat gemaakt is om te dienen als toelichting bij het onderwijs; artikel 16, eerste lid, onder b, 1°, 2°, 4° en 5°, en vijfde lid van de Auteurswet 1912, voorzover dit laatste lid betrekking heeft op de te betalen billijke vergoeding,
is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van de uitvoering van een uitvoerende
kunstenaar dient artikel 5 in acht genomen te worden.
-
2 Van inbreuk op de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde rechten is geen sprake indien de in deze artikelen bedoelde handelingen
worden verricht voor het overnemen van gedeelten van uitvoeringen, fonogrammen, eerste
vastleggingen van films of programma’s of reprodukties daarvan in publikaties of geluids-
of beeldopnamen die gemaakt zijn om te worden gebruikt als toelichting bij het onderwijs;
artikel 16, eerste lid, onder a, 1°, 2°, 4° en 5°, en vijfde lid van de Auteurswet 1912, voorzover dit laatste lid betrekking heeft op de te betalen billijke vergoeding,
is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van de uitvoering van een uitvoerende
kunstenaar dient artikel 5 in acht genomen te worden.
-
1 De rechten van uitvoerende kunstenaars vervallen door verloop van 50 jaren te rekenen
van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin de uitvoering heeft plaatsgehad.
Indien echter binnen deze termijn een opname van de uitvoering op rechtmatige wijze
in het verkeer is gebracht of is openbaar gemaakt, vervallen de rechten door verloop
van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin de opname
voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of, indien dit eerder
valt, is openbaar gemaakt.
-
2 De rechten van producenten van fonogrammen vervallen door verloop van 50 jaren te
rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin het fonogram is vervaardigd.
Indien echter binnen deze termijn het fonogram op rechtmatige wijze in het verkeer
is gebracht of is openbaar gemaakt, vervallen de rechten door verloop van 50 jaren
te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin het fonogram voor
het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of, indien dit eerder valt,
is openbaar gemaakt.
-
3 De rechten van omroeporganisaties vervallen door verloop van 50 jaren te rekenen
van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin een programma voor het eerst
is uitgezonden, ongeacht welke technische hulpmiddelen daarbij worden gebruikt.
-
4 De rechten van producenten van de eerste vastlegging van een film vervallen door
verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin
de eerste vastlegging heeft plaatsgehad. Indien echter binnen deze termijn de eerste
vastlegging op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of is openbaar gemaakt,
vervallen de rechten door verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het
jaar, volgend op dat waarin de eerste vastlegging voor het eerst op rechtmatige wijze
in het verkeer is gebracht, of indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.
Hoofdstuk 3. De uitoefening en de handhaving van de naburige rechten
De in artikel 2 bedoelde rechten kunnen, ingeval het een gezamenlijke uitvoering door zes of meer
personen betreft, uitsluitend worden uitgeoefend door een door de aan die uitvoering
deelnemende uitvoerende kunstenaars bij meerderheid gekozen vertegenwoordiger. Het
bepaalde in de eerste zin van dit artikel is niet van toepassing op de aan de gezamenlijke
uitvoering meewerkende solist, regisseur en dirigent. De handhaving van de in artikel 2 bedoelde rechten kan, ingeval het een gezamenlijke uitvoering betreft, door een ieder
van de aan die uitvoering deelnemende uitvoerende kunstenaars geschieden, tenzij anders
is overeengekomen.
Indien aan twee of meer producenten van fonogrammen of van eerste vastleggingen van
films of omroeporganisaties een gemeenschappelijk recht ten aanzien van eenzelfde
fonogram, eerste vastlegging van een film of programma toekomt, kan de handhaving
van dit recht door ieder van hen geschieden, tenzij anders is overeengekomen.
-
1 Het recht van de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen om toestemming
te verlenen voor het ongewijzigd en onverkort heruitzenden van een uitvoering onderscheidenlijk
een fonogram of een reproduktie daarvan door middel van een omroepnetwerk als bedoeld
in artikel 1.1, onderdeel o, van de Telecommunicatiewet, kan uitsluitend worden uitgeoefend door rechtspersonen die zich ingevolge hun statuten
ten doel stellen de belangen van rechthebbenden door de uitoefening van het aan hen
toekomende hiervoor bedoelde recht te behartigen.
-
2 De in het eerste lid bedoelde rechtspersonen zijn ook bevoegd de belangen te behartigen
van rechthebbenden die daartoe geen opdracht hebben gegeven, indien het betreft de
uitoefening van dezelfde rechten als in de statuten vermeld. Indien meerdere rechtspersonen
zich blijkens de statuten de behartiging van de belangen van dezelfde categorie rechthebbenden
ten doel stellen, kan de rechthebbende, bedoeld in de eerste zin van dit lid, een
van hen aanwijzen als bevoegd tot de behartiging van zijn belangen.
-
3 Voor rechthebbenden die geen opdracht hebben gegeven als bedoeld in het tweede lid,
gelden de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst die een
tot de uitoefening van dezelfde rechten bevoegde rechtspersoon heeft gesloten met
betrekking tot de in het eerste lid bedoelde uitzending, onverkort.
Partijen zijn verplicht de onderhandelingen over de toestemming voor het heruitzenden,
bedoeld in artikel 14a, eerste lid, te goeder trouw te voeren en niet zonder geldige reden te verhinderen of te belemmeren.
-
1 Indien over het heruitzenden, bedoeld in artikel 14a, eerste lid, geen overeenstemming kan worden bereikt, kan iedere partij een beroep doen op een
of meer bemiddelaars. De bemiddelaars worden zodanig geselecteerd dat over hun onafhankelijkheid
en onpartijdigheid in redelijkheid geen twijfel kan bestaan.
-
2 De bemiddelaars verlenen bijstand bij het voeren van de onderhandelingen en zijn bevoegd
aan de partijen voorstellen te betekenen. Tot drie maanden na de dag van ontvangst
van de voorstellen van de bemiddelaars kan een partij zijn bezwaren tegen deze voorstellen
betekenen aan de andere partij. De voorstellen van de bemiddelaars binden de partijen,
tenzij binnen de in de vorige zin bedoelde termijn door een van hen bezwaren zijn
betekend. De voorstellen en de bezwaren worden aan de partijen betekend overeenkomstig
het bepaalde in de zesde afdeling van de eerste titel van het eerste boek van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
-
1 De betaling van de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie in
overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen
naar hun oordeel representatieve rechtspersoon, die met uitsluiting van anderen belast
is met de inning en de verdeling van deze vergoeding. In aangelegenheden betreffende
de vaststelling van de hoogte van de vergoeding en de inning daarvan alsmede de uitoefening
van het uitsluitende recht vertegenwoordigt de in de vorige zin bedoelde rechtspersoon
de rechthebbenden in en buiten rechte.
De hoogte van de in de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 7a, derde lid, en 8, derde lid, bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door een door Onze Minister van Justitie in
overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen
stichting waarvan het bestuur zodanig is samengesteld dat de belangen van rechthebbenden
en de ingevolge voornoemde artikelen betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden
behartigd. De voorzitter van het bestuur van deze stichting wordt benoemd door Onze
Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschappen. Het aantal bestuursleden van deze stichting dient oneven te zijn.
Degene die tot betaling van de in de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 7a, derde lid, en 8, derde lid, bedoelde vergoeding verplicht is, is gehouden, voor zover geen ander tijdstip is
overeengekomen, vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de in artikel 15a, eerste lid, bedoelde rechtspersoon opgave te doen van het aantal rechtshandelingen, bedoeld
in eerstgenoemde artikelen. Hij is voorts gehouden desgevraagd aan deze rechtspersoon
onverwijld de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan
kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte
van de vergoeding.
-
1 Naast schadevergoeding kan de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, vorderen dat degene die inbreuk op zijn recht heeft gemaakt wordt veroordeeld de
door deze tengevolge van de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening
en verantwoording af te leggen.
-
2 De rechthebbende kan de in het eerste lid bedoelde vorderingen of een van deze ook
namens of mede namens een licentienemer instellen, onverminderd de bevoegdheid van
deze laatste in een al of niet namens hem of mede namens hem door de rechthebbende
ingesteld geding tussen te komen om rechtstreeks de door hem geleden schade vergoed
te krijgen of om zich een evenredig deel van de door de gedaagde af te dragen winst
te doen toewijzen. De in het eerste lid bedoelde vorderingen of een van deze kan een
licentienemer slechts instellen als hij de bevoegdheid daartoe heeft bedongen.
-
1 De rechten, bedoeld in de artikelen 2, 5, 6, 7a en 8, geven de bevoegdheid om opnamen of reprodukties daarvan die in strijd met die rechten
zijn openbaar gemaakt alsmede niet geoorloofde reprodukties, als zijn eigendom op
te eisen dan wel daarvan de vernietiging of onbruikbaarmaking te vorderen. Gelijke
bevoegdheid bestaat ten aanzien van roerende zaken die geen registergoederen zijn
en die rechtstreeks hebben gediend tot de vervaardiging van de in de eerste zin bedoelde
opnamen of reprodukties alsmede ten aanzien van het bedrag der toegangsgelden, betaald
voor het bijwonen van een uitvoering en andere gelden waarvan aannemelijk is dat zij
zijn verkregen door of als gevolg van inbreuk op een van de in de artikelen 2, 5, 6, 7a en 8 bedoelde rechten.
-
4 Tenzij anders is overeengekomen, heeft de licentienemer het recht de uit het eerste
lid voortvloeiende bevoegdheden uit te oefenen, voor zover deze strekken tot bescherming
van de rechten waarvan de uitoefening hem is toegestaan.
De in artikel 17, eerste lid, bedoelde bevoegdheid kan niet worden uitgeoefend ten aanzien van opnamen of reprodukties
daarvan, die onder personen berusten, die niet in soortgelijke zaken handel drijven
en deze uitsluitend voor eigen gebruik hebben verkregen, tenzij zij zelf inbreuk op
het desbetreffende recht hebben gemaakt.
Artikel 19
[Vervallen per 29-12-1995]
-
1 Op verzoek van een of meer naar het oordeel van de Minister van Justitie representatieve
organisaties van bedrijfs- of beroepsgenoten, die rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid
zijn en die ten doel hebben de behartiging van de belangen van personen die beroeps-
of bedrijfsmatig opnamen of reprodukties daarvan, verkopen, verhuren, uitlenen, afleveren
of anderszins in het verkeer brengen dan wel voor die doeleinden invoeren, aanbieden
of in voorraad hebben, kan voornoemde minister bepalen dat door hem aangewezen beroeps-
of bedrijfsgenoten verplicht zijn hun administratie te voeren op een nader door hem
aan te geven wijze.
Hoofdstuk 4. Bepalingen van strafrecht
Hij die opzettelijk inbreuk maakt op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete
van de vierde categorie.
Hij, die opzettelijk een opname of een reproduktie daarvan waarvan hij weet dat inbreuk
wordt gemaakt op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet,
-
a. uitzendt, heruitzendt of op een andere wijze openbaar maakt;
-
b. openlijk ter verspreiding aanbiedt;
-
c. ter reproduktie of ter verspreiding voorhanden heeft;
-
d. invoert, doorvoert, uitvoert; of
-
e. bewaart uit winstbejag,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde
categorie.
Hij, die van het plegen van de misdrijven als bedoeld in de artikelen 21 en 22, zijn beroep maakt of het plegen van deze misdrijven als bedrijf uitoefent, wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde
categorie.
Hij, die een opname of een reproduktie daarvan waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden
dat inbreuk wordt gemaakt op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet,
-
a. uitzendt, heruitzendt of op een andere wijze openbaar maakt;
-
b. openlijk ter verspreiding aanbiedt;
-
c. ter reproduktie of ter verspreiding voorhanden heeft;
-
d. invoert, doorvoert, uitvoert; of
-
e. bewaart uit winstbejag,
wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.
Hij die opzettelijk in een uitvoering, in de benaming daarvan of in de aanduiding
van de uitvoerende kunstenaar wederrechtelijk enige wijziging aanbrengt, of wel een
zodanige uitvoering op enige andere wijze, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan
de eer of de naam van de uitvoerende kunstenaar of aan zijn waarde in deze hoedanigheid,
aantast, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete
van de vierde categorie.
Hij die in een schriftelijke aanvrage of opgave aan de in artikel 15, eerste lid, bedoelde rechtspersoon, dienende voor de vaststelling van het op grond van artikel 7 van deze wet verschuldigde, opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet,
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde
categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.
Degene die een opgave, bedoeld in artikel 15d, opzettelijk nalaat dan wel in een dergelijke opgave opzettelijk een onjuiste of
onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden
of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.
De opsporingsambtenaren zijn bevoegd, tot het opsporen van de bij deze wet strafbaar
gestelde feiten en ter inbeslagneming van hetgeen daarvoor vatbaar is, elke plaats
te betreden. Indien hun de toegang wordt geweigerd, verschaffen zij zich die desnoods
met inroeping van de sterke arm. In woningen treden zij tegen de wil van de bewoner
niet binnen dan op vertoon van een schriftelijke bijzondere last van of in tegenwoordigheid
van een officier van justitie of een hulpofficier van justitie. Van dit binnentreden
wordt door hen binnen vierentwintig uren procesverbaal opgemaakt.
De opsporingsambtenaren kunnen te allen tijde tot het opsporen van bij deze wet strafbaar
gestelde feiten inzage vorderen van alle bescheiden of andere gegevensdragers, waarvan
inzage voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig is, bij hen die in de
uitoefening van hun beroep of bedrijf opnamen of reprodukties daarvan, waarop de in
de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde rechten betrekking hebben, reproduceren, verkopen, afleveren of anderszins
in het verkeer brengen dan wel voor die doeleinden invoeren, doorvoeren, uitvoeren
aanbieden of in voorraad hebben of openbaar maken.
-
1 De door de strafrechter verbeurd verklaarde reprodukties worden vernietigd; echter
kan de rechter bij het vonnis bepalen, dat zij aan de rechthebbende zullen worden
afgegeven, indien deze zich daartoe ter griffie aanmeldt binnen een maand nadat de
uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
-
2 Door de afgifte gaat de eigendom van de reprodukties op de rechthebbende over. De
rechter zal kunnen gelasten, dat die afgifte niet zal geschieden dan tegen een bepaalde
door de rechthebbende te betalen vergoeding, welke ten bate komt van de Staat.
Een ieder, die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking
krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs
moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift
ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding
daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht
of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
Hoofdstuk 5. Toepassingscriteria
-
4 Met betrekking tot fonogrammen, waarvan de producent onderdaan is van dan wel rechtspersoon
is opgericht naar het recht van een Staat die partij is bij het in het eerste lid,
onder a, bedoelde Verdrag van Rome is artikel 7 slechts van toepassing in de mate waarin en voor de duur waarvoor deze Staat bescherming
verleent ten aanzien van fonogrammen waarvan de producent Nederlander is dan wel zijn
zetel heeft in Nederland.
-
5 Het recht op een billijke vergoeding, als bedoeld in artikel 7, geldt niet voor fonogrammen waarvan de producent geen onderdaan is van noch rechtspersoon
is opgericht naar het recht van een Staat die partij is bij het in het eerste lid,
onder a, bedoelde Verdrag van Rome.
-
1 De voorgaande artikelen zijn van toepassing op het uitzenden van een uitvoering, fonogram,
of programma of een reproduktie daarvan door middel van een satelliet, indien in Nederland
onder controle en verantwoordelijkheid van een omroeporganisatie de programmadragende
signalen voor ontvangst door het publiek zijn ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen
die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt. Indien de programmadragende signalen
in gecodeerde vorm worden uitgezonden, is er sprake van een uitzending, bedoeld in
de eerste zin, indien de middelen voor het decoderen van de uitzending door of met
toestemming van de omroeporganisatie ter beschikking van het publiek worden gesteld.
Ten aanzien van uitvoeringen, fonogrammen of programma's, die voor het tijdstip van
in werking treden van deze wet hebben plaatsgevonden, zijn vervaardigd onderscheidenlijk
zijn uitgezonden, zijn de door deze wet verleende rechten van toepassing voor zover
het gedragingen betreft die plaatsvinden na het tijdstip van in werking treden van
deze wet.
-
1 Uitvoerende kunstenaars die onderdaan zijn van een staat, niet zijnde een lid-staat
van de Europese Unie of een staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de
Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, die geen partij is bij het Verdrag van
Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen
en omroeporganisaties, en omroeporganisaties, waarvan het hoofdkantoor is gevestigd
in een staat als hiervoor bedoeld, kunnen geen beroep doen op de door deze wet verleende
rechten, indien de duur daarvan ingevolge de nationale wetgeving reeds is verstreken.