Hoofdstuk 2. Inhoud van de naburige rechten
-
2 Is een opname van een uitvoering of een reproduktie daarvan door de houder van het
uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste
maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij
de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 in het verkeer
gebracht door eigendomsoverdracht, dan handelt de verkrijger van die opname of die
reproduktie niet in strijd met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in
het eerste lid, onder c, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.
-
5 Publiek toegankelijke bibliotheekvoorzieningen, die in overwegende mate door gemeenten,
provincies, het rijk of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden
gesubsidieerd of in stand gehouden, zijn voor het uitlenen van op basis van artikel 10, onderdeel i, omgezette materialen aan bij die voorzieningen ingeschreven personen met een handicap,
vrijgesteld van betaling van de vergoeding, bedoeld in het derde lid.
-
7 Ten aanzien van het in het eerste lid, onder d, bepaalde wordt onder openbaar maken mede verstaan de uitvoering die plaatsvindt
in besloten kring, tenzij deze zich beperkt tot de familie-, vrienden- of daaraan
gelijk te stellen kring en voor het bijwonen daarvan geen betaling, in welke vorm
ook, geschiedt.
-
8 Onder het openbaar maken van een uitvoering wordt niet begrepen de uitvoering welke
uitsluitend gebruikt wordt voor het onderwijs dat vanwege de overheid of vanwege een
rechtspersoon zonder winstoogmerk wordt gegeven, voorzover deze uitvoering deel uitmaakt
van het schoolwerkplan, leerplan of instellingswerkplan of dient tot een wetenschappelijk
doel.
-
1 Indien een uitvoerende kunstenaar het verhuurrecht, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c, met betrekking tot een op een fonogram opgenomen uitvoering heeft overgedragen aan
de producent daarvan, is de producent de uitvoerende kunstenaar een billijke vergoeding
verschuldigd voor de verhuur.
De werkgever is bevoegd de rechten van de uitvoerende kunstenaar, bedoeld in artikel 2, te exploiteren, voor zover dit tussen partijen is overeengekomen dan wel voortvloeit
uit de aard van de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst, de gewoonte of de eisen
van redelijkheid en billijkheid. Tenzij anders is overeengekomen of uit de aard van
de overeenkomst, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid anders voortvloeit,
is de werkgever aan de uitvoerende kunstenaar of zijn rechtverkrijgende een billijke
vergoeding verschuldigd voor iedere vorm van exploitatie van diens rechten. De werkgever
eerbiedigt de in artikel 5 bedoelde rechten van de uitvoerende kunstenaar.
-
2 Is een fonogram of een reproduktie daarvan door de houder van het uitsluitend recht,
bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste maal in een van
de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte van van 2 mei 1992 in het verkeer gebracht
door eigendomsoverdracht, dan handelt de verkrijger van dat fonogram of die reproduktie
niet in strijd met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in het eerste
lid, onder b, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.
-
5 Publiek toegankelijke bibliotheekvoorzieningen, die in overwegende mate door gemeenten,
provincies, het rijk of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden
gesubsidieerd of in stand gehouden, zijn voor het uitlenen van op basis van artikel 10, onderdeel i, omgezette materialen aan bij die voorzieningen ingeschreven personen met een handicap,
vrijgesteld van betaling van de vergoeding, bedoeld in het derde lid.
-
1 Een voor commerciële doeleinden uitgebracht fonogram of een reproduktie daarvan kan
zonder toestemming van de producent van het fonogram en de uitvoerende kunstenaar
of hun rechtverkrijgenden worden uitgezonden, heruitgezonden of op een andere wijze
openbaar gemaakt, mits daarvoor een billijke vergoeding wordt betaald. Het in het
eerste volzin bepaalde is niet van toepassing op het beschikbaar stellen voor het
publiek van een dergelijk fonogram.
-
2 Is een eerste vastlegging van een film of een reproduktie daarvan door de houder
van het uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor
de eerste maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij
is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 in
het verkeer gebracht door eigendomsoverdracht, dan handelt de verkrijger van die eerste
vastlegging of die reproduktie niet in strijd met dit uitsluitend recht door ten aanzien
daarvan de in het eerste lid, onder b, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.
-
5 Publiek toegankelijke bibliotheekvoorzieningen, die in overwegende mate door gemeenten,
provincies, het rijk of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden
gesubsidieerd of in stand gehouden, zijn voor het uitlenen van op basis van artikel 10, onderdeel i, omgezette materialen aan bij die voorzieningen ingeschreven personen met een handicap,
vrijgesteld van betaling van de vergoeding, bedoeld in het derde lid.
-
2 Is een opname van een uitzending of een reproduktie daarvan door de houder van het
uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste
maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij
de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 in het verkeer
gebracht door eigendomsoverdracht, dan handelt de verkrijger van die opname of die
reproduktie niet in strijd met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in
het eerste lid, onder c, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.
-
5 Publiek toegankelijke bibliotheekvoorzieningen, die in overwegende mate door gemeenten,
provincies, het rijk of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden
gesubsidieerd of in stand gehouden, zijn voor het uitlenen van op basis van artikel 10, onderdeel i, omgezette materialen aan bij die voorzieningen ingeschreven personen met een handicap,
vrijgesteld van betaling van de vergoeding, bedoeld in het derde lid.
-
1 De rechten die deze wet verleent gaan over bij erfopvolging. Deze rechten zijn vatbaar
voor gehele of gedeeltelijke overdracht. Voor het verrichten van handelingen als bedoeld
in de artikelen 2, 6, 7a en 8 kan voor het geheel of een gedeelte van het uitsluitend recht een licentie worden
verleend.
De in artikel 25e, derde lid van de Auteurswet genoemde termijn bedraagt ten minste één jaar indien:
-
a. de in artikel 9, eerste lid bedoelde overdracht behelst een overdracht door een uitvoerende kunstenaar van zijn
rechten op de uitvoering van een muziekwerk aan de producent van een fonogram, en
-
b. sinds het fonogram is openbaar gemaakt dan wel op rechtmatige wijze in het verkeer
is gebracht ten minste 50 jaar zijn verstreken.
-
1 Indien de in artikel 9, eerste lid bedoelde overdracht behelst de overdracht van de rechten van zijn uitvoering aan
de producent van een fonogram, en bij die overdracht een niet-periodieke vergoeding
is overeengekomen, heeft de uitvoerende kunstenaar, of in het geval van meerdere uitvoerende
kunstenaars, de uitvoerende kunstenaars gezamenlijk het recht om van die producent
een jaarlijkse aanvullende vergoeding te ontvangen voor ieder volledig jaar volgend
op het 50ste jaar nadat dat fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer
is gebracht, of indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.
-
3 Indien de in artikel 9, eerste lid bedoelde overdracht behelst de overdracht van de rechten op de vastlegging van zijn
uitvoering aan de producent van een fonogram, en bij die overdracht een periodieke
vergoeding is overeengekomen, wordt die vergoeding vanaf het jaar volgend op het 50ste
jaar nadat dat fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht,
of indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt, uitgekeerd zonder dat daarop contractueel
bedongen voorschotten of kortingen worden ingehouden.
De rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, zijn niet van toepassing op een door of vanwege de openbare macht in het verkeer
gebrachte opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, opnamen
van een programma, en een reproductie daarvan en openbaar gemaakte uitvoering, opname
van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, programma, opname van
een programma, en een reproductie daarvan, waarvan de openbare macht de rechthebbende
is, tenzij de rechten hetzij in het algemeen bij de wet, besluit of verordening, hetzij
in een bepaald geval blijkens mededeling op of in het op grond van deze wet beschermde
materiaal zelf dan wel bij het in het verkeer brengen of openbaar maken daarvan uitdrukkelijk
zijn voorbehouden.
Als inbreuk op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, wordt niet beschouwd:
-
a. het overnemen van op grond van deze wet beschermd materiaal over actuele economische,
politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke onderwerpen, die in een radio- of
televisieprogramma of ander medium dat eenzelfde functie vervult, zijn openbaar gemaakt
of in het verkeer gebracht, indien het overnemen geschiedt in een radio- of televisieprogramma
of ander medium dat eenzelfde functie vervult; artikel 15, eerste lid, onder 3° en 4°, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van een uitvoering dient artikel 5 in acht te worden genomen;
-
b. het citeren in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling
of een uiting met een vergelijkbaar doel; artikel 15a, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van een uitvoering dient artikel 5 in acht te worden genomen;
-
c. het door middel van een besloten netwerk beschikbaar stellen van een opname van een
uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film of opname van een programma,
of een reproductie daarvan, dat onderdeel uitmaakt van verzamelingen van voor het
publiek toegankelijke bibliotheken en musea of archieven die niet het behalen van
een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, door middel van
daarvoor bestemde terminals in de gebouwen van die instellingen aan individuele leden
van het publiek voor onderzoek of privé-studie, tenzij anders is overeengekomen;
-
d. de verslaggeving in het openbaar in een film-, radio- of televisiereportage over actuele
gebeurtenissen, voorzover zulks voor het behoorlijk weergeven van de actuele gebeurtenis
die het onderwerp van de reportage uitmaakt gerechtvaardigd is en mits slechts gebruik
wordt gemaakt van korte fragmenten; artikel 16a van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing;
-
e. het reproduceren van op grond van deze wet beschermd materiaal, mits het reproduceren
geschiedt zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dient tot eigen
oefening, studie of gebruik van een natuurlijke persoon die de reproductie vervaardigt;
de artikelen 16c, tweede tot en met zevende lid, 16d tot en met 16ga, 17d en 35c van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing;
-
f. de reproductie van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van
een film of opname van een programma, of een reproductie daarvan, door voor het publiek
toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea of door archieven die niet
het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven,
indien het reproduceren geschiedt met als enig doel een opname van een uitvoering,
fonogram, eerste vastlegging van een film of opname van een programma, of een reproductie
daarvan, voor de instelling te behouden bij aantoonbare dreiging van verval dan wel
raadpleegbaar te houden als de technologie waarmee het toegankelijk kan worden gemaakt
in onbruik raakt; artikel 16n, tweede lid, onder 1° en 2°, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van een uitvoering dient artikel 5 in acht te worden genomen;
-
g. de tijdelijke vastlegging door een omroeporganisatie die bevoegd is tot de openbaarmaking
door uitzending van een radio- of televisieprogramma via radio of televisie, of een
ander medium dat eenzelfde functie vervult, met haar eigen middelen en uitsluitend
voor uitzending van haar eigen programma’s; ten aanzien van een uitvoering dient artikel 5 in acht te worden genomen; artikel 17b, eerste en derde lid, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing;
-
h. de incidentele verwerking van op grond van deze wet beschermd materiaal als onderdeel
van ondergeschikte betekenis in ander materiaal;
-
i. de reproductie, het openbaar maken of het in het verkeer brengen van op grond van
deze wet beschermd materiaal voor zover dat uitsluitend voor mensen met een handicap
bestemd is, met de handicap direct verband houdt, van niet commerciële aard is en
wegens die handicap noodzakelijk is; de artikelen 15i, tweede lid, en 16g van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing;
-
j. een karikatuur, parodie of pastiche mits het gebruik in overeenstemming is met hetgeen
naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is;
-
k. het overnemen van op grond van deze wet beschermd materiaal ten behoeve van de opsporing
van strafbare feiten, de openbare veiligheid of om het goede verloop van een bestuurlijke,
parlementaire of gerechtelijke procedure of de berichtgeving daarover te waarborgen;
en
-
l. het reproduceren en het beschikbaar stellen voor het publiek van een voor het eerst
in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer gebracht of openbaar gemaakte
opname van een uitvoering, fonogram of eerste vastlegging van een film, of een reproductie
daarvan, deel uitmakende van de verzameling van voor het publiek toegankelijke bibliotheken,
onderwijsinstellingen en musea, alsmede archieven en instellingen voor cinematografisch
of audiovisueel erfgoed die niet het behalen van direct of indirect economisch of
commercieel voordeel nastreven en publieke media-instellingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Mediawet 2008, indien de rechthebbende na een zorgvuldige zoektocht niet is geïdentificeerd en
opgespoord. De artikelen 16o tot en met 16q en 17 van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing.
Van inbreuk op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, is geen sprake indien de handelingen, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, uitsluitend worden verricht ter toelichting bij het onderwijs, voor zover dit door
het beoogde, niet commerciële doel wordt gerechtvaardigd; artikel 16, eerste lid, onder 1°, 2°, 4° en 5°, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van een uitvoering dient artikel 5 in acht genomen te worden.
-
2 Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een opname van de uitvoering anders
dan op een fonogram op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of openbaar gemaakt,
vervallen de rechten door verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het
jaar, volgend op dat waarin de opname voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer
is gebracht of, indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.
-
3 Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een opname van de uitvoering op
een fonogram op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of openbaar gemaakt,
vervallen de rechten door verloop van 70 jaren te rekenen van de 1e januari van het
jaar, volgend op dat waarin het fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het
verkeer is gebracht of, indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.
-
4 De rechten van producenten van fonogrammen vervallen door verloop van 70 jaren te
rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin het fonogram is vervaardigd.
Indien binnen deze termijn het fonogram op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht,
vervallen de rechten door verloop van 70 jaren te rekenen van de 1e januari van het
jaar, volgende op dat waarin het fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het
verkeer is gebracht. Indien het fonogram binnen de in de vorige zin bedoelde termijn
niet op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht maar wel openbaar is gemaakt,
vervallen de rechten 70 jaar na de datum waarop het fonogram voor het eerst is openbaar
gemaakt.
-
5 De rechten van omroeporganisaties vervallen door verloop van 50 jaren te rekenen
van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin een programma voor het eerst
is uitgezonden, ongeacht welke technische hulpmiddelen daarbij worden gebruikt.
-
6 De rechten van producenten van de eerste vastlegging van een film vervallen door
verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin
de eerste vastlegging heeft plaatsgehad. Indien echter binnen deze termijn de eerste
vastlegging op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of is openbaar gemaakt,
vervallen de rechten door verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het
jaar, volgend op dat waarin de eerste vastlegging voor het eerst op rechtmatige wijze
in het verkeer is gebracht, of indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.
Hoofdstuk 3. De uitoefening en de handhaving van de naburige rechten
De in artikel 2 bedoelde rechten kunnen, ingeval het een gezamenlijke uitvoering door zes of meer
personen betreft, uitsluitend worden uitgeoefend door een door de aan die uitvoering
deelnemende uitvoerende kunstenaars bij meerderheid gekozen vertegenwoordiger. Het
bepaalde in de eerste zin van dit artikel is niet van toepassing op de aan de gezamenlijke
uitvoering meewerkende solist, regisseur en dirigent. De handhaving van de in artikel 2 bedoelde rechten kan, ingeval het een gezamenlijke uitvoering betreft, door een ieder
van de aan die uitvoering deelnemende uitvoerende kunstenaars geschieden, tenzij anders
is overeengekomen.
Indien aan twee of meer producenten van fonogrammen of van eerste vastleggingen van
films of omroeporganisaties een gemeenschappelijk recht ten aanzien van eenzelfde
fonogram, eerste vastlegging van een film of programma toekomt, kan de handhaving
van dit recht door ieder van hen geschieden, tenzij anders is overeengekomen.
-
1 Het recht van de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen om toestemming
te verlenen voor het ongewijzigd en onverkort heruitzenden van een uitvoering onderscheidenlijk
een fonogram of een reproduktie daarvan door middel van een omroepnetwerk als bedoeld
in artikel 1.1 van de Mediawet 2008, kan uitsluitend worden uitgeoefend door rechtspersonen die zich ingevolge hun statuten
ten doel stellen de belangen van rechthebbenden door de uitoefening van het aan hen
toekomende hiervoor bedoelde recht te behartigen.
-
2 De in het eerste lid bedoelde rechtspersonen zijn ook bevoegd de belangen te behartigen
van rechthebbenden die daartoe geen opdracht hebben gegeven, indien het betreft de
uitoefening van dezelfde rechten als in de statuten vermeld. Indien meerdere rechtspersonen
zich blijkens de statuten de behartiging van de belangen van dezelfde categorie rechthebbenden
ten doel stellen, kan de rechthebbende, bedoeld in de eerste zin van dit lid, een
van hen aanwijzen als bevoegd tot de behartiging van zijn belangen.
-
3 Voor rechthebbenden die geen opdracht hebben gegeven als bedoeld in het tweede lid,
gelden de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst die een
tot de uitoefening van dezelfde rechten bevoegde rechtspersoon heeft gesloten met
betrekking tot de in het eerste lid bedoelde uitzending, onverkort.
Partijen zijn verplicht de onderhandelingen over de toestemming voor het heruitzenden,
bedoeld in artikel 14a, eerste lid, te goeder trouw te voeren en niet zonder geldige reden te verhinderen of te belemmeren.
-
1 Indien over het heruitzenden, bedoeld in artikel 14a, eerste lid, geen overeenstemming kan worden bereikt, kan iedere partij een beroep doen op een
of meer bemiddelaars. De bemiddelaars worden zodanig geselecteerd dat over hun onafhankelijkheid
en onpartijdigheid in redelijkheid geen twijfel kan bestaan.
-
2 De bemiddelaars verlenen bijstand bij het voeren van de onderhandelingen en zijn bevoegd
aan de partijen voorstellen te betekenen. Tot drie maanden na de dag van ontvangst
van de voorstellen van de bemiddelaars kan een partij zijn bezwaren tegen deze voorstellen
betekenen aan de andere partij. De voorstellen van de bemiddelaars binden de partijen,
tenzij binnen de in de vorige zin bedoelde termijn door een van hen bezwaren zijn
betekend. De voorstellen en de bezwaren worden aan de partijen betekend overeenkomstig
het bepaalde in de zesde afdeling van de eerste titel van het eerste boek van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
-
1 De betaling van de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie in
overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen
naar hun oordeel representatieve rechtspersoon, die met uitsluiting van anderen belast
is met de inning en de verdeling van deze vergoeding. In aangelegenheden betreffende
de vaststelling van de hoogte van de vergoeding en de inning daarvan alsmede de uitoefening
van het uitsluitende recht vertegenwoordigt de in de vorige zin bedoelde rechtspersoon
de rechthebbenden in en buiten rechte.
De hoogte van de in de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 7a, derde lid, en 8, derde lid, bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door een door Onze Minister van Justitie in
overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen
stichting waarvan het bestuur zodanig is samengesteld dat de belangen van rechthebbenden
en de ingevolge voornoemde artikelen betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden
behartigd. De voorzitter van het bestuur van deze stichting wordt benoemd door Onze
Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschappen. Het aantal bestuursleden van deze stichting dient oneven te zijn.
Degene die tot betaling van de in de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 7a, derde lid, en 8, derde lid, bedoelde vergoeding verplicht is, is gehouden, voor zover geen ander tijdstip is
overeengekomen, vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de in artikel 15a, eerste lid, bedoelde rechtspersoon opgave te doen van het aantal rechtshandelingen, bedoeld
in eerstgenoemde artikelen. Hij is voorts gehouden desgevraagd aan deze rechtspersoon
onverwijld de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan
kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte
van de vergoeding.
De rechter kan op vordering van de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op zijn naburig
recht te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te
staken.
De voorzieningenrechter kan op vordering van de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk toestaan onder de voorwaarde dat
zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de rechthebbende geleden schade.
Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door
de tussenpersoon als bedoeld in artikel 15e toestaan.
-
1 De betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding geschiedt aan een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie,
in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te
wijzen rechtspersoon. Deze rechtspersoon is met uitsluiting van anderen belast met
de inning en verdeling van de vergoeding.
-
3 Degene die is verplicht tot betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding, doet, voor zover geen ander tijdstip is overeengekomen, vóór
1 april van ieder kalenderjaar aan de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon opgave
van de inkomsten die hij met het fonogram heeft verkregen. Hij is voorts gehouden
desgevraagd aan deze rechtspersoon onverwijld de bescheiden of andere informatiedragers
ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van
de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.
Artikel 16
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het
overzicht van wijzigingen]
-
2 Naast schadevergoeding kan de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, vorderen dat degene die inbreuk op zijn recht heeft gemaakt wordt veroordeeld de
door deze tengevolge van de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening
en verantwoording af te leggen.
-
3 De rechthebbende kan de in het tweede lid bedoelde vorderingen of een van deze ook
namens of mede namens een licentienemer instellen, onverminderd de bevoegdheid van
deze laatste in een al of niet namens hem of mede namens hem door de rechthebbende
ingesteld geding tussen te komen om rechtstreeks de door hem geleden schade vergoed
te krijgen of om zich een evenredig deel van de door de gedaagde af te dragen winst
te doen toewijzen. De in het tweede lid bedoelde vorderingen of een van deze kan een
licentienemer slechts instellen als hij de bevoegdheid daartoe heeft bedongen.
Artikel 17
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het
overzicht van wijzigingen]
-
1 De rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, geven de bevoegdheid om opnamen of reproducties daarvan die in strijd met die rechten
in het verkeer zijn gebracht alsmede niet geoorloofde opnamen of reproducties, als
zijn eigendom op te eisen dan wel onttrekking aan het handelsverkeer, vernietiging
of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen. Gelijke bevoegdheid bestaat ten aanzien
van roerende zaken die geen registergoederen zijn en die rechtstreeks hebben gediend
tot de vervaardiging van de in de eerste zin bedoelde opnamen of reproducties. Bevoegdheid
tot opeising bestaat tevens ten aanzien van gelden waarvan aannemelijk is dat zij
zijn verkregen door of als gevolg van inbreuk op een van de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde rechten. Teneinde tot vernietiging of onbruikbaarmaking over te gaan, kan
de gerechtigde de afgifte van deze zaken vorderen.
-
3 Tenzij anders is overeengekomen, heeft de licentienemer het recht de uit het eerste
lid voortvloeiende bevoegdheden uit te oefenen, voor zover deze strekken tot bescherming
van de rechten waarvan de uitoefening hem is toegestaan.
-
4 Gelijke bevoegdheid tot opeising, dan wel tot onttrekking aan het handelsverkeer,
vernietiging of onbruikbaarmaking alsmede tot afgifte teneinde tot vernietiging of
onbruikbaarmaking over te gaan, bestaat ten aanzien van inrichtingen, producten en
onderdelen als bedoeld in artikel 19 en reproducties als bedoeld in artikel 19a, die geen registergoederen zijn.
-
6 De rechter kan op vordering van de rechthebbende bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen hem bekend is
omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk
maken, aan de gerechtigde mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens
aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan
een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of
gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt,
of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie,
fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten.
Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen
van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf
of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.
-
7 Bij de beoordeling van de maatregelen die de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, of diens licentienemer kan vorderen ingevolge de bevoegdheden, genoemd in het eerste
en vierde lid, houdt de rechter rekening met de noodzakelijke evenredigheid tussen
de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen en met de belangen van derden.
De in artikel 17, eerste lid, bedoelde bevoegdheid kan niet worden uitgeoefend ten aanzien van opnamen of reprodukties
daarvan, die onder personen berusten, die niet in soortgelijke zaken handel drijven
en deze uitsluitend voor eigen gebruik hebben verkregen, tenzij zij zelf inbreuk op
het desbetreffende recht hebben gemaakt.
De rechter kan op vordering van de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, gelasten dat op kosten van degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt passende
maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.
-
2 Degene die diensten verricht of inrichtingen, producten of onderdelen vervaardigt,
invoert, distribueert, verkoopt, verhuurt, adverteert of voor commerciële doeleinden
bezit die:
-
a) aangeboden, aangeprezen of in de handel gebracht worden met het doel om de beschermende
werking van doeltreffende technische voorzieningen te omzeilen, of
-
b) slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben anders dan het omzeilen van de
beschermende werking van doeltreffende technische voorzieningen, of
-
c) vooral ontworpen, vervaardigd of aangepast worden met het doel het omzeilen van de
beschermende werking van doeltreffende technische voorzieningen mogelijk of gemakkelijker
te maken,
handelt onrechtmatig.
-
3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden vastgesteld die de uitvoerende
kunstenaar, producent van fonogrammen, producent van films en omroeporganisatie, of
hun rechtverkrijgenden, er toe verplichten aan de gebruiker van een uitvoering, opname
van een uitvoering, fonogram, film of programma, of een reproductie daarvan voor doeleinden
als omschreven in artikel 10, onderdelen e, f, g, i en k, en artikel 11 de nodige middelen te verschaffen om van deze beperkingen te profiteren, mits de
gebruiker rechtmatig toegang tot door de technische voorziening beschermde uitvoering,
opname van een uitvoering, fonogram, film of programma, of reproductie daarvan, heeft.
Het bepaalde in de voorgaande zin geldt niet ten aanzien van uitvoeringen, opnamen
van uitvoeringen, fonogrammen, films of programma's, of reproducties daarvan, die
onder contractuele voorwaarden aan gebruikers beschikbaar worden gesteld op een door
hen individueel gekozen plaats en tijd. Artikel 17d van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing.
Degene die opzettelijk en zonder daartoe gerechtigd te zijn elektronische informatie
betreffende het beheer van rechten verwijdert of wijzigt, of van opnamen van uitvoeringen,
fonogrammen, films of programma's, of reproducties daarvan, op ongeoorloofde wijze
dergelijke informatie is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie
is gewijzigd, verspreidt, ter verspreiding invoert, uitzendt of anderszins openbaar
maakt, en weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot inbreuk
op de rechten als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt, handelt
onrechtmatig.
-
1 Op verzoek van een of meer naar het oordeel van de Minister van Justitie representatieve
organisaties van bedrijfs- of beroepsgenoten, die rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid
zijn en die ten doel hebben de behartiging van de belangen van personen die beroeps-
of bedrijfsmatig opnamen of reprodukties daarvan, verkopen, verhuren, uitlenen, afleveren
of anderszins in het verkeer brengen dan wel voor die doeleinden invoeren, aanbieden
of in voorraad hebben, kan voornoemde minister bepalen dat door hem aangewezen beroeps-
of bedrijfsgenoten verplicht zijn hun administratie te voeren op een nader door hem
aan te geven wijze.
Hoofdstuk 4. Bepalingen van strafrecht
Hij die opzettelijk inbreuk maakt op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete
van de vierde categorie.
Hij, die opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op de rechten als bedoeld in
de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een
film of een opname van een programma, of een reproductie daarvan, is vervat,
-
a. openlijk ter verspreiding aanbiedt,
-
b. ter reproductie of ter verspreiding voorhanden heeft,
-
c. invoert, doorvoert of uitvoert, of
-
d. bewaart uit winstbejag,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde
categorie.
Hij, die van het plegen van de misdrijven als bedoeld in de artikelen 21 en 22, zijn beroep maakt of het plegen van deze misdrijven als bedrijf uitoefent, wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde
categorie.
Hij, die een voorwerp waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat daarin met inbreuk
op de rechten als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een
film of een opname van een programma, of een reproductie daarvan, is vervat,
-
a. openlijk ter verspreiding aanbiedt,
-
b. ter reproductie of ter verspreiding voorhanden heeft,
-
c. invoert, doorvoert of uitvoert of
-
d. bewaart uit winstbejag,
wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.
Hij die opzettelijk in een uitvoering, in de benaming daarvan of in de aanduiding
van de uitvoerende kunstenaar wederrechtelijk enige wijziging aanbrengt, of wel een
zodanige uitvoering op enige andere wijze, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan
de eer of de naam van de uitvoerende kunstenaar of aan zijn waarde in deze hoedanigheid,
aantast, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete
van de vierde categorie.
Hij die in een schriftelijke aanvrage of opgave aan de in artikel 15, eerste lid, bedoelde rechtspersoon, dienende voor de vaststelling van het op grond van artikel 7 van deze wet verschuldigde, opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet,
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde
categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.
Degene die een opgave, bedoeld in artikel 15d, opzettelijk nalaat dan wel in een dergelijke opgave opzettelijk een onjuiste of
onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden
of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.
De opsporingsambtenaren zijn bevoegd, tot het opsporen van de bij deze wet strafbaar
gestelde feiten en ter inbeslagneming van hetgeen daarvoor vatbaar is, elke plaats
te betreden. Indien hun de toegang wordt geweigerd, verschaffen zij zich die desnoods
met inroeping van de sterke arm. In woningen treden zij tegen de wil van de bewoner
niet binnen dan op vertoon van een schriftelijke bijzondere last van of in tegenwoordigheid
van een officier van justitie of een hulpofficier van justitie. Van dit binnentreden
wordt door hen binnen vierentwintig uren procesverbaal opgemaakt.
De opsporingsambtenaren kunnen te allen tijde tot het opsporen van bij deze wet strafbaar
gestelde feiten inzage vorderen van alle bescheiden of andere gegevensdragers, waarvan
inzage voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig is, bij hen die in de
uitoefening van hun beroep of bedrijf opnamen of reprodukties daarvan, waarop de in
de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde rechten betrekking hebben, reproduceren, verkopen, afleveren of anderszins
in het verkeer brengen dan wel voor die doeleinden invoeren, doorvoeren, uitvoeren
aanbieden of in voorraad hebben of openbaar maken.
-
1 De door de strafrechter verbeurd verklaarde opnamen en reprodukties worden vernietigd;
echter kan de rechter bij het vonnis bepalen, dat zij aan de rechthebbende zullen
worden afgegeven, indien deze zich daartoe ter griffie aanmeldt binnen een maand nadat
de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
-
2 Door de afgifte gaat de eigendom van de opnamen en reprodukties op de rechthebbende
over. De rechter zal kunnen gelasten, dat die afgifte niet zal geschieden dan tegen
een bepaalde door de rechthebbende te betalen vergoeding, welke ten bate komt van
de Staat.
Artikel 31
[Vervallen per 26-03-2008]