Infiltratiebesluit bodembescherming

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-06-1993 en zichtdatum 01-06-1993.
Geldend van 01-06-1993 t/m 21-12-2009

Besluit van 20 april 1993, houdende regels met betrekking tot infiltratie van uit oppervlaktewater verkregen water in de bodem

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 28 oktober 1992, nr. MJZ 28092008, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 13a van de Wet bodembescherming;

Gehoord de Centrale raad voor de milieuhygiëne, de Raad voor de Drinkwatervoorziening en de Technische commissie bodembescherming;

De Raad van State gehoord (advies van 14 januari 1993, nr. W08.92.0517);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 april 1993, nr. MJZ14493045, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

Dit besluit is uitsluitend van toepassing op het infiltreren van water dat afkomstig is uit oppervlaktewater.

Artikel 3

  • 1 Van gevaar voor verontreiniging van het grondwater als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, van de Grondwaterwet is sprake, indien in het te infiltreren water stoffen voorkomen in hogere concentraties dan in bijlage 1 voor die stoffen is aangegeven, met dien verstande dat gedeputeerde staten bij de vergunningverlening voor een of meer stoffen hogere concentraties kunnen toestaan in een door hen aan te geven tijdvak, indien:

    • a. de bodemgesteldheid of de bodemsoort zodanig is dat er geen gevaar is voor verontreiniging van het grondwater, indien water wordt geïnfiltreerd waarin die stoffen voorkomen in die hogere concentraties of

    • b. gedeputeerde staten aan de vergunning zodanige voorschriften verbinden dat het gevaar voor verontreiniging van het grondwater, dat ontstaat door infiltratie van water waarin die stoffen voorkomen in die hogere concentraties, wordt opgeheven.

  • 2 Van gevaar voor verontreiniging van het grondwater is eveneens sprake, indien in het te infiltreren water stoffen voorkomen als bedoeld in bijlage 2, voor zover deze stoffen niet zijn genoemd in bijlage 1, en gedeputeerde staten constateren dat deze stoffen niet in zodanig geringe hoeveelheden en concentraties aanwezig zijn dat gevaar voor verslechtering van de kwaliteit van het grondwater is uitgesloten.

Artikel 4

  • 1 Gedeputeerde staten verbinden aan de vergunning in ieder geval voorschriften ten aanzien van:

    • a. de kwaliteit van het te infiltreren water;

    • b. de beheersing van de hydrologische situatie;

    • c. de beëindiging van het infiltreren.

  • 2 Ten aanzien van de kwaliteit van het te infiltreren water worden ten minste zodanige voorschriften aan de vergunning verbonden dat geen gevaar bestaat voor verontreiniging van het grondwater.

  • 3 Ten aanzien van de beheersing van de hydrologische situatie worden ten minste zodanige voorschriften aan de vergunning verbonden dat verspreiding van het te infiltreren water zo veel mogelijk wordt beheerst, opdat het te infiltreren water grotendeels weer wordt onttrokken.

  • 4 Ten aanzien van de beëindiging van het infiltreren worden ten minste voorschriften aan de vergunning verbonden, inhoudende dat een evaluatie van de gevolgen van het infiltreren voor de kwaliteit van de bodem dient plaats te vinden, gevolgd door een planmatige aanpak van de beëindiging waarvan het opheffen van eventuele nadelige gevolgen deel uitmaakt.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 6

Dit besluit kan worden aangehaald als: Infiltratiebesluit bodembescherming.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 april 1993

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. G. M. Alders

Uitgegeven de negenentwintigste april 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage 1. (behoort bij artikel 3, eerste lid, van het Infiltratiebesluit bodembescherming)

Toetsingswaarden voor het te infiltreren water

nr.

stof

eenheid

toetsingswaarde (opgelost)1

 

MACRO PARAMETERS

   

1

zuurgraad (pH)

– 2

2

zwev.stof

mg/l

0,5 3

3

calcium (Ca ++)

mg/l

– 2

4

chloride (CI-)

mg/l

200 2 3

5

waterstofcarbonaat (HCO3-)

mg/l

– 2

6

natrium (Na+)

mg/l

120 2 3

7

ammonium (NH4+)

mg/l-N

2,5

8

nitraat (NO3-)

mg/l-N

5,6 2 3

9

totaal-fosfaat (PO42-tot)

mg/l-P

0,4

10

sulfaat (SO42-)

mg/l

150 2

11

fluoride (F-)

mg/l

1

12

cyaniden totaal (CN (tot))

µg/l

10

       
 

ZWARE METALEN

   

13

arseen (As)

µg/l

10

14

barium (Ba)

µg/l

200 3

15

cadmium (Cd)

µg/l

0,4

l6

cobalt (Co)

µg/l

20

l7

chroom (Cr)

µg/l

2

18

koper (Cu)

µg/l

15

19

kwik (Hg)

µg/l

0,05

20

nikkel (Ni)

µg/l

15

2l

lood (Pb)

µg/l

15

22

zink (Zn)

µg/l

65

       
 

BESTRIJDINGSMIDDELEN

   

23

som van de bestrijdingsmiddelen

µg/l

0,5 4

       
 

organochloorbestrijdingsmiddelen

   

24

som (org.chl.bestr.mid.)

µg/l

0,1

25

endosulfan

µg/l

0.05

26

α-HCH

µg/l

0.05

27

-HCH (lindaan)

µg/l

0.05

28

DDT (incl.DDD en DDE)

µg/l

0.05

29

dichloorpropeen

µg/l

0.05

30

aldrin

µg/l

0,05

3l

dieldrin

µg/l

0.05

32

endrin

µg/l

0.05

33

heptachloor

µg/l

0.05

34

heptachloorepoxide

µg/l

0.05

35

hexachloorbutadieen

µg/l

0.05

36

hexachloorbenzeen

µg/l

0.05

       
 

organofosforbestrijdingsmiddelen

   

37

azinfos-methyl

µg/l

0,1

38

dichloorvos

µg/l

0,1

39

dimethoaat

µg/l

0,1

40

mevinfos

µg/l

0,1

41

parathion

µg/l

0,1

       
 

triazines/triazinonen/aniliden

   

42

atrazine

µg/l

0,1

43

simazin

µg/l

0,1

44

metolachloor

µg/l

0,1

       
 

chloorfenoxyherbiciden

   

45

2-methyl-4-chloorfenoxy-azijnzuur (MCPA)

µg/l

0,1

46

mecoprop

µg/l

0,1

47

2,4-dichloorfenoxy-azijnzuur (2,4 D)

µg/l

0,1

       
 

ureumherbiciden

   

48

chloortoluron

µg/l

0,1

49

isoproturon

µg/l

0,1

50

metoxuron

µg/l

0,1

51

linuron

µg/l

0,1

       
 

chloorfenolen

   

52

trichloorfenolen

µg/l

0,1

53

tetrachloorfenol

µg/l

0,1

54

pentachloorfenol

µg/l

0,1

 

diversen

   

55

dinoseb

µg/l

0,1

56

2,4 dinitrofenol

µg/l

0,1

57

bentazon

µg/l

0,1

       
 

OLIE

   

58

minerale olie

µg/l

200

       
 

POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN (PAK's)

   

59

naftaleen

µg/l

0,1

60

anthraceen

µg/l

0,02

61

fenanthreen

µg/l

0,02

62

cryseen

µg/l

0,02

63

fluorantheen

µg/l

∑ 0,1

64

benzo(a)anthraceen

µg/l

65

benzo(k)fluorantheen

µg/l

66

benzo(a)pyreen

µg/l

67

benzo(ghi)peryleen

µg/l

68

indeno(l23cd)pyreen

µg/l

       
 

GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN

   

69

trichlooretheen

µg/l

0.5

70

tetrachlooretheen

µg/l

0.5

71

trihalomethanen (THM's)

µg/l

5

72

dichloorfenolen

µg/l

0,5

73

adsorbeerbare organische halogeenverbindingen (AOX)

µg/l

30 6

1 De toetsingswaarde voor zwevende stof betreft de niet opgeloste hoeveelheid materiaal.

2 Punt van aandacht bij de vergunningverlening i.v.m. lokale situatie.

3 In het infiltratiewater mag 70 dagen per jaar een concentratie aanwezig zijn boven de hier genoemde, waarbij de volgende maxima niet overschreden mogen worden: zwevende stof 2 mg/l; CI- 300 mg/l; Na+ 180 mg/l en NO32- 11,2 mgN/I; Ba 300 µg/l.

4 Dit betreft de som van de concentraties van de in deze lijst genoemde bestrijdingsmiddelen, waarbij bepalingen waarvan het meetresultaat < detectiegrens is, een meetresultaat O wordt toegekend.

5 THM te bepalen als som van de concentraties van chloroform, broomdichloormethaan, dibroomchloormethaan en bromoform. Als een transportchloring wordt toegepast, is het toegestane maximum 70 µg/l.

6 Als een transportchloring wordt toegepast, is het toegestane maximum l00 µg/l.

Bijlage 2. (behoort bij artikel 3, tweede lid, van het Infiltratiebesluit bodembescherming)

LIJST I. Families en groepen van stoffen

  • 1. Organische halogeenverbindingen en stoffen waaruit dergelijke verbindingen kunnen ontstaan.

  • 2. Organische fosforverbindingen.

  • 3. Organische tinverbindingen

  • 4. Stoffen die een kankerverwekkende, mutagene of teratogene werking hebben.

  • 5. Minerale oliën en koolwaterstoffen.

  • 6. Cyaniden.

  • 7. De volgende metaloïden en metalen alsmede verbindingen daarvan:

    • - kwik

    • - cadmium

    • - lood

    • - arsenicum

    • - antimoon

    • - tin

    • - beryllium

    • - uranium

    • - thallium

    • - tellurium

    • - zilver

LIJST II. Families en groepen van stoffen

  • 1. De volgende metalloïden en metalen alsmede verbindingen daarvan:

    • - zink

    • - koper

    • - nikkel

    • - chroom

    • - selenium

    • - molybdeen

    • - borium

    • - vanadium

    • - kobalt

    • - barium

    • - titaan

  • 2. Biociden en derivaten daarvan, die niet onder lijst I vallen.

  • 3. Stoffen met een schadelijke werking op de smaak of geur van het grondwater alsmede verbindingen waaruit dergelijke stoffen in het water kunnen ontstaan en die het water ongeschikt voor menselijke consumptie maken.

  • 4. Organische siliciumverbindingen die toxisch of persistent zijn en stoffen waaruit dergelijke verbindingen kunnen ontstaan, met uitzondering van die welke biologisch onschadelijk zijn of die snel worden omgezet in onschadelijke stoffen.

  • 5. Anorganische fosforverbindingen en elementair fosfor.

  • 6. Ammoniak, nitrieten en nitraten.

  • 7. Chloriden, bromiden, fluoriden.

  • 8. Sulfaten.