Stb. 2002, 453, datum inwerkingtreding 13-09-2002, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2001.
Toelage onregelmatige dienst
[Regeling vervallen per 11-05-2005]
1 Aan de ambtenaar, die anders dan bij wijze van overwerk, regelmatig of vrij regelmatig
arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen
8.00 en 18.00 uur, wordt een toelage toegekend.
2 De toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende
salaris per uur en wel:
-
a. 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00
en 22.00 uur;
-
b. 40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00
en 24.00 uur;
-
c. 45% voor de uren op zaterdag;
-
d. 70% voor de uren op zondag;
-
e. 100% voor de uren op de feestdagen genoemd in artikel 31g, tweede lid, van het Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie;
met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris
per uur, dat is afgeleid van het salaris behorende bij het maximumsalaris van salarisschaal
7.
3 Voor de in het tweede lid onder a genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid
is aangevangen vóór 7.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.
4 In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid ontvangt de ambtenaar
met ingang van de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt een vaste toelage,
mits hij op dat moment gedurende ten minste 5 jaar zonder wezenlijke onderbreking
een toelage als bedoeld in het eerste lid heeft genoten.
5 De toelage genoemd in het vierde lid wordt vastgesteld op het bedrag dat de ambtenaar
over de twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van
55 jaar bereikt gemiddeld per maand aan toelage als bedoeld in het eerste lid heeft
genoten en wordt aangepast aan algemene salariswijzigingen.
6 Voor de toepassing van het vierde lid wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan
een onderbreking van langer dan twee maanden.
7 In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen, welke het bepaalde in dit
artikel aanvult of daarvan afwijkt.