Stb. 2004, 386, datum inwerkingtreding 11-08-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2001.
1 Geen aanspraak op betaling van bezoldiging als bedoeld in artikel 59 bestaat:
-
a. indien de ziekte is voorgewend, althans zodanig overdreven wordt voorgesteld, dat
ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte niet kan worden aangenomen;
-
b. Indien de ambtenaar de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte
opzettelijk heeft veroorzaakt, tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand
geen verwijt kan worden gemaakt;
-
c. indien de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte zich voordoet
binnen een half jaar na het geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 10 en tevens
blijkt, dat de ambtenaar onjuiste informatie omtrent zijn gezondheidstoestand heeft
verstrekt of gegevens heeft verzwegen ten gevolge waarvan de verklaring van geschiktheid
tot het verrichten van zijn arbeid ten onrechte heeft plaatsgevonden, tenzij de ambtenaar
aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.
2 De aanspraak op betaling van bezoldiging als bedoeld in artikel 59 vervalt, indien
en gedurende de tijd dat de ambtenaar:
-
a. weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek vanwege de Arbo-dienst of, na voor zulk
een onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;
-
b. zonder voldoende gronden nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of
te blijven stellen, dan wel zich niet houdt aan de voorschriften die hem door de behandelende
arts gegeven zijn, met dien verstande dat voorschriften tot het verlenen van medewerking
aan een ingreep van heelkundige aard hierbij zijn uitgezonderd;
-
c. zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;
-
d. tijdens de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte arbeid
voor zichzelf of voor derden verricht, tenzij dit door de Arbo-dienst in het belang
van zijn genezing wenselijk wordt geacht;
-
e. in gebreke blijft op het door de Arbo-dienst bepaalde tijdstip en in de door deze
dienst bepaalde mate zijn arbeid te hervatten, tenzij hij daarvoor een door deze dienst
als geldig erkende reden heeft opgegeven;
-
f. zonder deugdelijke grond weigert hem aangeboden passende arbeid, dan wel gangbare
arbeid, waartoe de Arbo-dienst hem in staat acht, te aanvaarden.
-
g. zonder deugdelijke grond weigert gevolg te geven aan door het bevoegd gezag of een
door het bevoegd gezag aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of mee
te werken aan door dat gezag of die deskundige getroffen maatregelen om hem in staat
te stellen de eigen of andere passende arbeid te verrichten;
-
h. zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen
van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de WAO;
-
i. zich niet houdt aan de ten aanzien van hem geldende regels met betrekking tot de wijze
waarop invulling wordt gegeven aan de verzuimbegeleiding en de arbeidsgezondheidskundige
begeleiding en de daarbij in acht te nemen procedure;
-
j. voor de betaling van de bezoldiging of de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering,
weigert mededeling te doen van inkomsten uit arbeid die hij heeft in verband met het
verrichten van door de Arbo-dienst in het belang van zijn genezing wenselijk geachte
arbeid voor zichzelf of voor derden;
-
k. niet onverwijld op verzoek of uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden meedeelt,
waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op
het recht of op de hoogte van een aan hem toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering;
-
l. zijn medewerking weigert bij de doelmatige uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk.
3 De aanspraak op betaling van bezoldiging als bedoeld in artikel 59, kan geheel of
ten dele vervallen worden verklaard, indien de ambtenaar de voorschriften overtreedt
die ter zake van afwezigheid wegens ziekte zijn vastgesteld.
4 De ambtenaar kan aan een onderzoek vanwege de Arbo-dienst worden onderworpen ter beantwoording
van de vraag of zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in het eerste of tweede
lid, onderdeel b of c, van dit artikel. De ambtenaar is gehouden aan een zodanig onderzoek
zijn medewerking te verlenen.
5 Het in het achtste lid bedoelde verplichtingen- en sanctieregime is van overeenkomstige
toepassing indien de ambtenaar bij doorbetaling van bezoldiging tijdens ziekte of
arbeidsongeschiktheid de in dat lid bedoelde aanspraak niet had kunnen hebben.
6 In de gevallen, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, kan Onze Minister op grond
van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag van de niet uitbetaalde bezoldiging
geheel of ten dele aan anderen dan aan de ambtenaar zal worden uitbetaald. Ingeval
Onze Minister van deze bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt de niet uitbetaalde
bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald, indien de in artikel 57, tweede lid,
bedoelde commissie van artsen te zijnen gunste heeft geoordeeld.
7 Indien de ambtenaar recht heeft op een uitkering op grond van een werknemersverzekering
of de Wet arbeid en zorg, is in plaats van het eerste tot en met vierde lid het verplichtingen-
en sanctieregime van de desbetreffende wet op hem van toepassing.
8 Indien ten aanzien van de uitkering die de ambtenaar geniet op grond van een werknemersverzekering
of de Wet arbeid en zorg een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast,
wordt door het bevoegd gezag zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd, dan wel
een overeenkomende sanctie toegepast, op het bedrag waarop de ambtenaar recht heeft
ingevolge artikel 59, eerste lid, na toepassing van artikel 59a, eerste lid.