Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties

[Regeling vervallen per 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-04-2008 en zichtdatum 18-12-2024.
Geldend van 01-01-2008 t/m 27-09-2008

Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gezien het advies van de Bosbouwvoorlichtingsraad en de Natuurbeschermingsraad;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. instelling:

instelling als bedoeld in artikel 3, zijnde een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of een stichting;

c. terreinen:

gronden, daaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten, die van belang of van potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuur-historische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden;

d. natuurontwikkeling:

het scheppen van de abiotische en biotische omstandigheden voor de ontwikkeling van natuurwaarden van nationale of internationale betekenis door middel van daarop toegesneden eenmalige maatregelen voor inrichting en beheer;

e. verwerving:

verwerving van het recht van eigendom of het recht van erfpacht;

f. beheer:

al hetgeen in een terrein wordt verricht ten behoeve van instandhouding en ontwikkeling van de in dat terrein aanwezige waarden van natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuur-historische betekenis of vanwege de bosbouwkundige waarden, alsmede de daarmee verbonden administratie;

g. inrichting:

het geschikt maken van een terrein voor de instandhouding, het herstel of de ontwikkeling van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuur-historische waarden of bosbouwkundige waarden en het daarmee samenhangende beheer;

h. natuurgebied:

natuurgebied als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000;

i. invloedssfeer:

gedeelte van een provincie, aangegeven op een door de minister en Gedeputeerde Staten vastgestelde kaart, waarbinnen een instelling eerstaangewezene is om terreinen te verwerven of in beheer te verkrijgen.

j. project:

geheel van onderscheidbare éénmalige activiteiten, gericht op één of meer concrete resultaten ter instandhouding, herstel of ontwikkeling van

natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuur-historische waarden of bosbouwkundige waarden;

k. directeur:

de Directeur Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

l. bureau:

bureau beheer landbouwgronden als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

m. hervestiginskosten:

kosten verbonden aan bedrijfshervestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Regeling verlening hervestigingstoeslag, voor zover ter tegemoetkoming in die kosten op grond van die regeling een toeslag is verleend.

n. DLG:

Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

o. verordening (EG) nr. 1257/1999:

verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L160);

p. EHS:

ecologische hoofdstructuur, zoals die globaal is aangegeven op kaart 7 van de planologische kernbeslissing van het Structuurschema Groene Ruimte en zoals die, wat betreft reservaatsgebieden en natuurontwikkelingsprojecten, nader door de provincies is begrensd krachtens de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, of zoals die globaal is aangegeven op kaart 5 van de planologische kernbeslissing van de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2004/05 29 435, nr. 125);

q. Groenfonds:

Stichting Groenfonds, statutair gevestigd te ’s-Gravenhage.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2008, 187, datum inwerkingtreding 28-09-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.

1 In deze regeling wordt verstaan onder:

  • beheer: al hetgeen in een terrein wordt verricht ten behoeve van instandhouding en ontwikkeling van de in dat terrein aanwezige waarden van natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege de bosbouwkundige waarden, alsmede de daarmee verbonden administratie;

  • bureau: bureau beheer landbouwgronden als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

  • directeur: Directeur Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • DLG: Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • EHS: ecologische hoofdstructuur zoals die globaal is aangegeven op kaart 5 van de planologische kernbeslissing van de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2004/05, 29 435, nr. 125);

  • hervestigingskosten: kosten verbonden aan bedrijfshervestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Regeling verlening hervestigingstoeslag, voor zover ter tegemoetkoming in die kosten op grond van die regeling een toeslag is verleend;

  • inrichting: het geschikt maken van een terrein voor de instandhouding, het herstel of de ontwikkeling van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden en het daarmee samenhangende beheer;

  • instelling: instelling als bedoeld in artikel 3, zijnde een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of een stichting;

  • invloedssfeer: gedeelte van een provincie, aangegeven op een door de Minister en Gedeputeerde Staten vastgestelde kaart, waarbinnen een instelling eerstaangewezene is om terreinen te verwerven of in beheer te verkrijgen;

  • Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied: Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied, bedoeld in de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2004/05, 29 435, nr. 174);

  • natuurgebied: natuurgebied als bedoeld in artikel 1, onderdeel s, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, zoals die luidde tot 1 januari 2007;

  • natuurontwikkeling: het scheppen van de abiotische en biotische omstandigheden voor de ontwikkeling van natuurwaarden van nationale of internationale betekenis door middel van daarop toegesneden eenmalige maatregelen voor inrichting en beheer;

  • project: geheel van onderscheidbare éénmalige activiteiten, gericht op één of meer concrete resultaten ter instandhouding, herstel of ontwikkeling van natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden;

  • project Grensmaas: project Grensmaas als bedoeld in het Stimuleringsplan, tevens Natuur- en beheersgebiedsplan Grensmaas en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg Aanvulling Grensmaas (Stcrt. 2005, 136);

  • project Zandmaas Pakket I: project Zandmaas Pakket I als bedoeld in het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute, het Provinciaal Omgevingsplan Limburg Aanvulling Zandmaas (Stcrt. 2002, 52);

  • terreinen: gronden, daaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten, die van belang of van potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden;

  • verordening (EG) nr. 1275/1999: verordening (EG) nr. 1275/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L160);

  • verwerving: verwerving van het recht van eigendom of het recht van erfpacht.

2 Deze regeling berust op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-Subsidies.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De minister kan met betrekking tot terreinen op aanvraag subsidies verlenen voor:

  • a. De kosten van verwerving, en

  • b. de vergoeding van de kosten voor beëindiging van pachtovereenkomsten.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2008, 187, datum inwerkingtreding 28-09-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.

De Minister kan met betrekking tot de terreinen ten behoeve van de realisatie van de projecten Grensmaas en Zandmaas Pakket I en de realisatie van de Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied op aanvraag subsidie verlenen voor:

  • a. de kosten van verwerving, en

  • b. de vergoeding van de kosten voor beëindiging van pachtovereenkomsten.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor subsidies als bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b, komen in aanmerking de volgende instellingen:

    • a. Vereniging Natuurmonumenten;

    • b. Stichting Het Groninger Landschap;

    • c. Vereniging It Fryske Gea;

    • d. Stichting Het Drentse Landschap;

    • e. Stichting Het Landschap Overijssel;

    • f. Stichting Het Geldersch Landschap;

    • g. Stichting Het Utrechts Landschap;

    • h. Stichting Het Zuidhollands Landschap;

    • i. Stichting Het Landschap Noord-Holland;

    • j. Stichting Het Zeeuwse Landschap;

    • k. Stichting Het Brabants Landschap;

    • l. Stichting Het Limburgs Landschap;

    • m. Stichting Het Flevo-Landschap.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, komen tot en met uiterlijk 31 december 2002 voor subsidies als bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b, tevens in aanmerking de volgende instellingen:

    • a. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels;

    • b. Stichting Marke Vragender Veen;

    • c. G.A. van der Lugtstichting;

    • d. Stichting Edwina van Heek;

    • e. Stichting Gooisch Natuurreservaat.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, komen de in dat lid genoemde instellingen tot een door de minister vast te stellen of nader vast te stellen tijdstip uitsluitend in aanmerking voor subsidies als bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b, voor zover die subsidies betrekking hebben op terreinen die zijn gelegen binnen gebieden die zijn aangegeven in een door de minister goedgekeurd begrenzingenplan. Ter verkrijging van de goedkeuring wordt het begrenzingenplan vóór 1 december 1993 bij de directeur ingediend. Wijzigingen in het goedgekeurde begrenzingenplan behoeven vóóraf de goedkeuring van de minister.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2008, 187, datum inwerkingtreding 28-09-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.

In aanmerking voor een subsidie als bedoeld in artikel 2 komen de volgende instellingen:

  • a. voor het project Grensmaas:

    • Vereniging Natuurmonumenten;

  • b. voor het project Zandmaas Pakket I:

    • Stichting Het Limburgs Landschap;

  • c. voor de Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied:

    • Stichting Het Brabantse Landschap;

    • Stichting Het Geldersch Landschap;

    • Stichting Het Landschap Overijssel;

    • Stichting Het Utrechts Landschap;

    • Stichting Het Zuid-Hollands Landschap;

    • Vereniging Natuurmonumenten.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Een subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt slechts verleend:

    • a. voorzover de behoefte aan een subsidie ten genoegen van de minister wordt aangetoond;

    • b. indien aannemelijk wordt gemaakt dat met inbegrip van de subsidie een sluitende exploitatie is verzekerd.

  • 2 De verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt in ieder geval geweigerd, indien een terrein is gelegen buiten de invloedssfeer van de instelling die een aanvraag tot subsidieverlening heeft ingediend, behoudens ingeval de eerstaangewezene op grond van de door de minister en gedeputeerde staten vastgestelde kaart, met de desbetreffende verwerving of het desbetreffende beheer schriftelijk heeft ingestemd.

Artikel 4a

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De minister stelt jaarlijks voor alle in artikel 2 genoemde categorieën subsidies gezamenlijk of voor elke categorie afzonderlijk een subsidieplafond vast.

  • 2 Indien het subsidieplafond wordt overschreden, kan de minister besluiten dat vanaf een door hem vast te stellen tijdstip geen aanvragen tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 2 meer kunnen worden ingediend. Dit besluit kan één of enkele categorieën subsidies betreffen.

  • 3 De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2008, 187, datum inwerkingtreding 28-09-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.

1 De minister stelt jaarlijks voor alle in artikel 2 genoemde categorieën subsidies gezamenlijk of voor elke categorie afzonderlijk een subsidieplafond vast.

2 Indien het subsidieplafond wordt overschreden, kan de minister besluiten dat vanaf een door hem vast te stellen tijdstip geen aanvragen tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 2 meer kunnen worden ingediend. Dit besluit kan één of enkele categorieën subsidies betreffen.

3 De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen.

4 Het subsidieplafond voor de in artikel 2 genoemde categorieën subsidies gezamenlijk voor 2008 is:

  • a. voor het project Grensmaas: € 3.134.000,–;

  • b. voor het project Zandmaas Pakket I: € 670.000,–;

  • c. voor de Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied: € 1.700.000,–.

Paragraaf 2. Verwerving

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Een subsidie voor de kosten van verwerving van een terrein als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt slechts verleend indien het aankoopbedrag niet meer bedraagt dan de reële marktwaarde en het terrein gelegen is:

  • a. in een op grond van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling begrensd natuurontwikkelingsproject of reservaatsgebied, of

  • b. in een natuurgebied voor zover het een terrein betreft waarbinnen natuurontwikkeling wordt nagestreefd, of

  • c. in een natuurgebied binnen de EHS.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2008, 187, datum inwerkingtreding 28-09-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.

Een subsidie voor de kosten van verwerving van een terrein als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt slechts verleend indien het aankoopbedrag niet meer bedraagt dan de reële marktwaarde en het terrein gelegen is:

  • a. in een op grond van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, zoals die luidde tot 29 november 1999, begrensd natuurontwikkelingsproject of reservaatsgebied, of

  • b. in een natuurgebied voor zover het een terrein betreft waarbinnen natuurontwikkeling wordt nagestreefd, of

  • c. in een natuurgebied binnen de EHS.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De subsidie, bedoeld in artikel 6, bedraagt ten hoogste vijftig procent van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie vermeerderd met subsidies of andere bijdragen die uit andere hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt, alsmede vermeerderd met eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend, niet meer dan honderd procent van het totaal van die kosten mag bedragen.

  • 2 Als subsidiabele kosten worden aangemerkt:

    • a. het aankoopbedrag;

    • b. het kadastraal recht en het registratierecht;

    • c. veiling- en notariskosten;

    • d. overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

    • e. schenkingsrecht voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

    • f. het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;

    • g. kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;

    • h. hervestigingskosten, voor zover deze kosten bij verkoop van gronden door het bureau aan de betrokken instelling in het aankoopbedrag van een terrein worden doorberekend.

  • 3 De minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening besluiten dat tot een door hem vast te stellen maximumbedrag als subsidiabele kosten tevens worden aangemerkt:

    • a. kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud;

    • b. kosten verbonden aan kleine investeringen ten behoeve van de inrichting van een terrein;

    • c. kosten verbonden aan het tenietgaan van het op een terrein gevestigd recht van opstal;

    • d. taxatie- en bemiddelingskosten.

  • 4 Kosten als bedoeld in de onderdelen a tot en met c van het derde lid worden niet als subsidiabele kosten aangemerkt, voor zover deze kosten verband houden met de verwerving van een terrein ten behoeve van natuurontwikkeling.

  • 5 In afwijking van het eerste lid, kan de minister besluiten de subsidie te verhogen voor:

    • a. grondaankopen ten behoeve van de realisatie van Robuuste Verbindingen als bedoeld in de Nota Ruimte (kamerstukken II 2004-2005, 29 435, nr. 125), PKB-kaart 5, en die als zodanig zijn begrensd in de provinciale Natuurgebiedsplannen als bedoeld in artikel 13 van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000;

    • b. aankopen van landschapselementen als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onderdeel b, van de Landinrichtingswet, die zijn aangelegd in het kader van landinrichtingsprojecten;

    • c. grondaankopen door één van de in artikel 3 genoemde instellingen met het oogmerk deze grond om niet over te dragen aan Staatsbosbeheer en voor zover voor de aankoop of een geheel van aankopen en de aansluitende overdracht of overdrachten door of namens de minister toestemming is verleend; of

    • d. de verwerving van terreinen die naar zijn oordeel gekenmerkt worden door de aanwezigheid van hoge actuele natuur-, landschappelijke, cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden van nationale of internationale betekenis, waarvan die waarden aan acute bedreiging bloot staan, en dat verwerving naar zijn oordeel slechts kan worden gerealiseerd met een extra subsidie.

  • 6 Naast de gevallen, bedoeld in het vijfde lid, kan de minister besluiten de subsidie te verhogen, indien het provinciale aandeel voor grondaankopen, zoals overeengekomen in LNV-IPO-convenant 1997, is bereikt.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2008, 187, datum inwerkingtreding 28-09-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.

1 De subsidie, bedoeld in artikel 6, vermeerderd met subsidies of andere bijdragen die uit andere hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt en vermeerderd met eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend, bedraagt ten hoogste 100 procent van de subsidiabele kosten.

2 Als subsidiabele kosten worden aangemerkt:

  • a. het aankoopbedrag;

  • b. het kadastraal recht en het registratierecht;

  • c. veiling- en notariskosten;

  • d. overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

  • e. schenkingsrecht voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

  • f. het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;

  • g. kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;

  • h. hervestigingskosten, voor zover deze kosten bij verkoop van gronden door het bureau aan de betrokken instelling in het aankoopbedrag van een terrein worden doorberekend.

3 De minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening besluiten dat tot een door hem vast te stellen maximumbedrag als subsidiabele kosten tevens worden aangemerkt:

  • a. kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud;

  • b. kosten verbonden aan kleine investeringen ten behoeve van de inrichting van een terrein;

  • c. kosten verbonden aan het tenietgaan van het op een terrein gevestigd recht van opstal;

  • d. taxatie- en bemiddelingskosten.

4 Kosten als bedoeld in de onderdelen a tot en met c van het derde lid worden niet als subsidiabele kosten aangemerkt, voor zover deze kosten verband houden met de verwerving van een terrein ten behoeve van natuurontwikkeling.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht om:

    • a. de daadwerkelijke verwerving van het terrein ten laatste te laten plaatsvinden binnen een tijdvak van twaalf weken na de subsidieverlening;

    • b. voorzover de subsidieverlening tevens betrekking heeft op de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel f, of derde lid, onderdelen a tot en met c, die kosten te maken binnen een tijdvak van twee jaren na de subsidieverlening.

  • 2 Op verzoek van de betrokken instelling kan de minister de termijn, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, verlengen tot en met een door hem vast te stellen of nader vast te stellen tijdstip.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De subsidie, bedoeld in artikel 6, wordt — uitgezonderd in geval van verwerving ten behoeve van natuurontwikkeling — in opdracht van de minister uitbetaald door de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland uit een lening die genoemde vereniging onder garantstelling van de Staat heeft afgesloten uitsluitend ten bate van de instelling aan welke de subsidie is verleend en ten behoeve van de verwerving van het terrein, bedoeld in artikel 6. De Staat vergoedt in dat geval de kosten van rente en aflossing van die lening.

  • 2 De minister kan het bepaalde in het eerste lid vanaf een door hem vast te stellen tijdstip tot en met een door hem vast te stellen of nader vast te stellen tijdstip buiten toepassing verklaren.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2008, 187, datum inwerkingtreding 28-09-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.

Dit onderdeel vervalt.

Paragraaf 3. Vergoeding ter beëindiging van pachtovereenkomsten

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een subsidie voor de kosten van vergoeding ter beëindiging van een op een terrein gevestigde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt slechts verleend, voorzover een instelling eigenaar of erfpachter is van een terrein waarop reeds vóór het tijdstip dat het terrein door die instelling is verworven, pachtrechten zijn gevestigd, en waarvoor naar het oordeel van de minister beëindiging van de op het terrein gevestigde pachtovereenkomst gewenst is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuur-historische of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling alsmede de hoogte van de vergoeding niet meer bedraagt dan de gebruikelijk betaalde vergoedingen ter compensatie van het nadeel bij vroegtijdige beëindiging van pachtovereenkomsten.

  • 2 De subsidie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste vijftig procent van de kosten van de vergoeding ter beëindiging van de op een terrein gevestigde pachtovereenkomst, met dien verstande dat de subsidie vermeerderd met subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt, alsmede vermeerderd met eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend, niet meer dan honderd procent van het totaal van die kosten mag bedragen.

  • 3 De subsidieontvanger is verplicht om de beëindiging ten laatste te laten plaatsvinden binnen een tijdvak van twaalf weken na de subsidieverlening.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2008, 187, datum inwerkingtreding 28-09-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.

1 Een subsidie voor de kosten van vergoeding ter beëindiging van een op een terrein gevestigde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt slechts verleend, voorzover een instelling eigenaar of erfpachter is van een terrein waarop reeds vóór het tijdstip dat het terrein door die instelling is verworven, pachtrechten zijn gevestigd, en waarvoor naar het oordeel van de minister beëindiging van de op het terrein gevestigde pachtovereenkomst gewenst is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuur-historische of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling alsmede de hoogte van de vergoeding niet meer bedraagt dan de gebruikelijk betaalde vergoedingen ter compensatie van het nadeel bij vroegtijdige beëindiging van pachtovereenkomsten.

2 De subsidie, bedoeld in het eerste lid, vermeerderd met subsidies of andere bijdragen die uit andere hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt en vermeerderd met eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend, bedraagt ten hoogste 100 procent van de subsidiabele kosten.

3 De subsidieontvanger is verplicht om de beëindiging ten laatste te laten plaatsvinden binnen een tijdvak van twaalf weken na de subsidieverlening.

4 Artikel 8, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 6. Bepalingen omtrent de wijze van aanvragen alsmede omtrent de toekenning van bijdragen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Aanvragen tot subsidieverlening alsmede andere in het kader van deze paragraaf over te leggen bescheiden worden gericht aan de minister en ingediend bij de directeur.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • a. Een aanvraag tot subsidieverlening voor de kosten van verwerving van een terrein als bedoeld in artikel 6 wordt uiterlijk ingediend op de dag vóór het passeren van de koopakte.

  • b. Een aanvraag tot subsidieverlening voor de kosten van vergoeding ter beëindiging van een pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 10 wordt uiterlijk ingediend op de dag vóór de beëindiging van de pachtovereenkomst.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Een aanvraag tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 6, respectievelijk artikel 10, gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a. een kadastrale omschrijving van het terrein ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd;

  • b. een begroting van de met de verwerving, respectievelijk de beëindiging van de pachtovereenkomst, gemoeide kosten;

  • c. in voorkomend geval, een overzicht van de subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend, en

  • d. voor zover het betreft een aanvraag tot subsidieverlening voor de kosten van verwerving van een terrein en die verwerving niet kan worden aangemerkt als een uitbreidingsaankoop, een globale visie op het na te streven beheer van het terrein.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De minister geeft een beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De minister kan op aanvraag een voorschot verlenen tot ten hoogste vijfennegentig procent van het bedrag vermeld in de beschikking tot subsidieverlening onderscheidenlijk van het bedrag waarop de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening ten hoogste kan worden vastgesteld.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Binnen twaalf weken nadat een terrein daadwerkelijk is verworven, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in, vergezeld van:

    • a. een afschrift van de notariële akte van de aankoop van het betrokken terrein;

    • b. een overzicht van de kosten, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen a tot en met e, en — in voorkomend geval — een overzicht van de kosten, bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel d, en c, in voorkomend geval, een overzicht van de subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk zijn verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk zijn aangewend.

  • 2 Binnen twaalf weken nadat met betrekking tot een terrein de pachtovereenkomst is beëindigd, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in, vergezeld van:

    • a. een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst danwel een afschrift van het besluit van de Pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 377, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

    • b. een overzicht van de kosten verbonden aan de beëindiging van de pachtovereenkomst, en

    • c. in voorkomend geval, een overzicht van de subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk zijn verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk zijn aangewend.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De minister geeft een beschikking tot subsidievaststelling ten aanzien van de subsidies, bedoeld in de artikelen 6 en 10.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De minister kan op aanvraag een voorschot verlenen tot ten hoogste vijfennegentig procent van het bedrag vermeld in de beschikking tot subsidieverlening onderscheidenlijk van het bedrag waarop de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening ten hoogste kan worden vastgesteld.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2008, 187, datum inwerkingtreding 28-09-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.

Dit onderdeel vervalt.

Paragraaf 7. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De instelling draagt er zorg voor, dat de subsidie wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij wordt verstrekt en dat alle verder uit deze regeling voortvloeiende verplichtingen worden nagekomen.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De instelling is verplicht een deugdelijke administratie en een doelmatig financieel beheer te voeren ten aanzien van de activiteiten waar de subsidieverlening betrekking op heeft en alle documenten waaronder afschriften van de notariële akten en koopcontracten te bewaren gedurende tenminste 3 jaren na datum van de subsidievaststelling conform artikel 4 van verordening (EEG) nr. 4045/89 van de Raad van 21 december 1989 inzake de door de Lid-Staten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw en houdende intrekking van Richtlijn 77/435/EEG (PbEG L388).

  • 2 Omtrent de wijze van administreren kan de minister richtlijnen geven.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De instelling is verplicht mededeling te doen van alleen of met anderen opgerichte of nog op te richten privaatrechtelijke rechtspersonen die de financiële positie van de instelling in betekenende mate beïnvloeden of kunnen beïnvloeden. Zij is gehouden op verzoek van de minister inzage te verschaffen of te doen verschaffen in de financiële jaarstukken van zodanige rechtspersonen.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Behoudens goedkeuring van de minister wordt een met een subsidie als bedoeld in artikel 6 verworven terrein of een gedeelte daarvan niet vervreemd of in erfpacht uitgegeven, noch wordt het kenmerkend karakter van het terrein of delen ervan in strijd met het beheersvisie gewijzigd, dan wel aan derden toestemming daartoe verleend. Aan de goedkeuring kan de minister voorwaarden verbinden.

Artikel 41

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 2 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt — uitgezonderd in geval een subsidie als bedoeld in artikel 6 is toegekend — uitgegaan van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de financiële vergoeding verschuldigd wordt met dien verstande dat — in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van eigendommen — wordt uitgegaan van het bedrag dat de instelling als schadevergoeding ontvangt. Indien het onroerend goed betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

  • 3 In geval een subsidie als bedoeld in artikel 6 is toegekend, wordt bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding uitgegaan van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen ten tijde van verwerving.

  • 4 Toepassing van het eerste lid blijft achterwege, indien de activiteiten van de instelling nà toestemming van de minister door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa tegen boekwaarde aan die andere rechtspersoon in eigendom zijn overgedragen.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 2 Terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten blijft achterwege, indien het terrein aan de Staat wordt overgedragen.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De instelling beschikt over statuten, die aan de minister ter kennisneming worden overgelegd. De instelling stelt de minister onverwijld in kennis van wijziging van de statuten.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Aan de toekenning van een subsidie kunnen geen rechten worden ontleend voor subsidies in daarop volgende jaren.

Artikel 46

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Bij beëindiging van de instelling behoeft de bestemming van een batig liquidatiesaldo de goedkeuring van de minister.

Artikel 46a

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Indien de aanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of – vaststelling heeft ingediend of ernstig nalatig of opzettelijk anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt op grond van een andere regeling gebaseerd op titel II, hoofdstuk IX van de verordening (EG) nr. 1257/99, of indien een beschikking tot subsidieverlening is gewijzigd of ingetrokken op grond van artikel 46b of een beschikking tot subsidievaststelling is gewijzigd of ingetrokken op grond van artikel 46c, wordt voor het betreffende kalenderjaar subsidieverlening geweigerd.

Artikel 46b

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Indien de aanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk onjuiste gegevens heeft ingediend bij de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling of ernstig nalatig of opzettelijk anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt op grond van een andere regeling gebaseerd op titel II, hoofdstuk IX van de verordening (EG) nr. 1257/99 wordt de beschikking tot subsidieverlening op grond van deze regeling gewijzigd of ingetrokken op een zodanige wijze dat voor het betreffende kalenderjaar geen recht op een bijdrage bestaat.

Artikel 46c

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Indien de aanvrager door ernstige nalatigheid of opzettelijk onjuiste gegevens heeft ingediend bij de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling of ernstig nalatig of opzettelijk anderszins onjuiste gegevens heeft verstrekt op grond van een andere regeling gebaseerd op titel II, hoofdstuk IX van de verordening (EG) nr. 1257/99 wordt de beschikking tot subsidievaststelling gewijzigd of ingetrokken op een zodanige wijze dat voor het betreffende kalenderjaar geen recht op een bijdrage bestaat.

Artikel 46d

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Indien de aanvrager opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling heeft ingediend of opzettelijk anderszins foute gegevens heeft verstrekt op grond van een andere regeling gebaseerd op titel II, hoofdstuk IX van de verordening (EG) nr. 1257/1999, of indien in geval van opzet een verleende subsidie is gewijzigd of ingetrokken op grond van artikel 46b of een vastgestelde subsidie is gewijzigd of ingetrokken op grond van artikel 46c, wordt tevens geen subsidie verleend in het daaropvolgende jaar.

Artikel 46e

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Indien de aanvrager in een jaar opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening op grond van deze regeling heeft ingediend of opzettelijk anderszins foute gegevens heeft verstrekt wordt geen subsidie verleend voor het daaropvolgende jaar.

Artikel 46f

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Op een verleende of vastgestelde subsidie worden in mindering gebracht de bedragen, die voor het verwerven van hetzelfde terrein uit anderen hoofde van overheidswege worden verstrekt, voorzover de subsidie en de ontvangen bedragen gezamenlijk meer bedragen dan 100% van de subsidiabele kosten op grond van deze regeling.

Artikel 46g

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Met het toezicht op de naleving van deze regeling zijn belast alle daartoe aangewezen medewerkers van DLG.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 37 tot en met 46g is tevens van toepassing op de Stichting Unie van Provinciale Landschappen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2008, 187, datum inwerkingtreding 28-09-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.

Dit onderdeel vervalt.

Paragraaf 9. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 53

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Wijzigt de Wijziging Regeling bijdragen bos en landschapsbouw 1991.]

Artikel 54

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 [Red: Wijzigt de Regeling bijdragen bos en landschapsbouw 1991.]

  • 2 Te rekenen vanaf 1 januari 1993 vervallen voor de in het eerste lid bedoelde instellingen alle uit de Regeling bijdragen bos en landschapsbouw, respectievelijk de Regeling bijdragen bos en landschapsbouw 1991, voortvloeiende rechten, met uitzondering van de rechten die voortvloeien uit artikel 10, vierde lid, van eerstgenoemde regeling, respectievelijk laatstgenoemde regeling.

  • 3 Voor zover nà 31 december 1992 subsidies op grond van een regeling als genoemd in het tweede lid zijn uitbetaald, wordt voor het jaar 1993 het bedrag van die subsidies, met uitzondering van de toeslag, bedoeld in het tweede lid, in mindering gebracht op het bedrag voor de subsidie, bedoeld in artikel 11.

Artikel 56

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid treedt deze regeling in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 1993.

  • 3 Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties.

's-Gravenhage, 16 juli 1993

De

Minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

P. Bukman