Besluit van 23 juli 1993, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur
ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nr. DGA/AIB/WJZ/V/92/11522
gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en
Cultuur;
Overwegende, dat het, gelet op richtlijn 89/686/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1989 betreffende de onderlinge
aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake persoonlijke beschermingsmiddelen
(PbEG L 399) noodzakelijk is regels te stellen ten aanzien van de veiligheid van persoonlijke
beschermingsmiddelen;
Gelet op de artikelen 1, eerste lid, onder b, 2, 3, eerste en tweede lid, 6, 12, derde lid, en 25a van de Wet op de gevaarlijke werktuigen;
De Arboraad gehoord (adviezen van 29 oktober 1992, kenmerk R-2698/vZ/lm, en van 7
april 1993, kenmerk R-2775/WL/lm);
De Raad van State gehoord (advies van 21 april 1993, nr. W12.93.0083);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voornoemd, nr. DGA/AIB/WJZ/9304627, uitgebracht
in overeenstemming met de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;
Hebben goedgevonden en verstaan: