Regeling gelijkstelling buitenlandse bewijzen van bevoegdheid

Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2011 en zichtdatum 01-10-2011.
Geldend van 09-07-2006 t/m 14-03-2014

Regeling Gelijkstelling buitenlandse bewijzen van bevoegdheid

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1991 inzake de onderlinge erkenning van bewijzen van bevoegdheid voor burgerluchtvaartpersoneel (91/670/EEG);

Gelet op artikel 31, eerste lid, van de Regeling Toezicht Luchtvaart (Stb. 1959, 67);

Besluit:

Hoofdstuk I. Individuele gelijkstellingen voor privé-vluchten

Artikel 1

  • 1.1 De houder van een geldig buitenlands bewijs van bevoegdheid afgegeven overeenkomstig de eisen van Annex I bij het Verdrag van Chicago als:

    • -

      verkeersvlieger

    • -

      beroepsvlieger

    • -

      privé-vlieger

    • -

      bestuurder van zweefvliegtuigen

    • -

      bestuurder van vrije ballons

    kan zonder dat hiervoor een bewijs van gelijkstelling als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Regeling Toezicht Luchtvaart is afgegeven, privé-vluchten of -vaarten maken boven Nederland mits:

    • a. deze in Nederland geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;

    • b. de vluchten of vaarten die gemaakt worden VFR-vluchten zijn in een luchtvaartuig gecertificeerd voor één vlieger;

    • c. de beperkingen en bevoegdheden van het buitenlands bewijs van bevoegdheid voor genoemde vluchten in acht worden genomen.

  • 1.2 De voorwaarde in het eerste lid onder a is niet van toepassing op de houder van een bewijs van bevoegdheid afgegeven in een EG-lidstaat.

    Het is de houder van een dergelijk bewijs van bevoegdheid alleen toegestaan vluchten of vaarten te maken in het gebied boven de EG-lidstaten.

Artikel 2. Bewijzen van bevoegdheid afgegeven in E.G.-lidstaten

  • 2.1 Een bewijs van bevoegdheid afgegeven door een E.G.-lidstaat wordt gelijkgesteld indien blijkt dat het voorgelegde bewijs van bevoegdheid gebaseerd is op eisen die gelijkwaardig zijn aan de eisen van Nederland.

    Mocht er redelijk gegronde twijfel bestaan aan de gelijkwaardigheid van die eisen, dan kan bepaald worden, dat aan aanvullende eisen of examens moet worden voldaan alvorens gelijkstelling van het bewijs van bevoegdheid mogelijk is.

  • 2.2 Indien de houder van een bewijs van bevoegdheid, dat is afgegeven in één der E.G.-lidstaten op grond van de eisen van bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago inzake de Internationale Burgerluchtvaart, voldoet aan de eisen van ervaring en medische geschiktheid bij deze regeling behorende bijlage A, wordt hem een bewijs van gelijkstelling afgegeven, nadat hij ten overstaan van de desbetreffende Nederlandse examencommissie met goed gevolg heeft afgelegd:

    • a. een praktisch examen; voor zover gewenst en krachtens de Nederlandse voorschriften nodig worden in dit examen begrepen de in het buitenlands bewijs van bevoegdheid gestelde bevoegdverklaring(en); en

  • 2.3 Bevoegdverklaringen worden uitsluitend gelijkgesteld in samenhang met de gelijkstelling van een bewijs van bevoegdheid.

  • 2.4 Ten bewijze van de in het tweede lid genoemde ervaring en medische geschiktheid dient een logboek en een geldige medische verklaring als bedoeld in artikel 2.4 Wet Luchtvaart, te worden overlegd.

Artikel 3. Bewijzen van bevoegdheid afgegeven in niet-E.G.-lidstaten

  • 3.1 Indien de houder van een bewijs van bevoegdheid afgegeven overeenkomstig de eisen van Annex I bij het Verdrag van Chicago in landen die geen lid zijn van de E.G. andere privé-vluchten dan genoemd in artikel 1 wenst te maken kan een bewijs van gelijkstelling worden afgegeven. Om voor afgifte van een bewijs van gelijkstelling in aanmerking te komen moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

    • a. de houder van het buitenlands bewijs van bevoegdheid voldoet aan de ervaringseisen na afgifte van het betrokken buitenlandse bewijs van bevoegdheid en aan de medische geschiktheid zoals genoemd in bijlage A;

    • b. de vereiste examens voor het buitenlandse bewijs van bevoegdheid en de daarin gestelde bevoegdverklaringen moeten in het land van afgifte van het bewijs van bevoegdheid zijn afgelegd;

    • c. Voor de gelijkstelling van het buitenlandse bewijs van bevoegdheid en de daarin gestelde bevoegdverklaring(en) moet de aanvrager met gunstig resultaat een praktisch examen afleggen voor alle gewenste in het buitenlands bewijs van bevoegdheid gestelde bevoegdverklaring(en);

    • d. aanvullende examens moeten worden gedaan, indien de inhoud van de exameneisen voor het buitenlands bewijs van bevoegdheid en de daarin gestelde bevoegdverklaringen niet overeenkomen met de Nederlandse exameneisen;

    • e. Ten bewijze van de in onderdeel a genoemde ervaring en medische geschiktheid dient een logboek en een geldige medische verklaring als bedoeld in artikel 2.4 Wet Luchtvaart, te worden overlegd.

  • 3.2 Bevoegdverklaringen worden uitsluitend gelijkgesteld in samenhang met de gelijkstelling van een bewijs van bevoegdheid.

Hoofdstuk II. Individuele gelijkstellingen voor beroepsvluchten en verkeersvluchten

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 4

Een geldig buitenlands bewijs van bevoegdheid afgegeven overeenkomstig de eisen van Annex I bij het Verdrag van Chicago als:

  • -

    verkeersvlieger

  • -

    beroepsvlieger

  • -

    boordwerktuigkundige

dat elders door het bevoegde gezag is afgegeven kan geheel of gedeeltelijk worden gelijkgesteld met het overeenkomende Nederlandse bewijs van bevoegdheid.

Artikel 5

  • 5.1 De in het buitenlands bewijs van bevoegdheid gestelde bevoegdverklaringen kunnen eveneens in aanmerking komen voor gelijkstelling.

  • 5.2 Bevoegdverklaringen worden uitsluitend gelijkgesteld in samenhang met de gelijkstelling van een bewijs van bevoegdheid.

§ 2. Bewijzen van bevoegdheid afgegeven in E.G.-lidstaten

Artikel 6

Een bewijs van bevoegdheid afgegeven door een E.G.-lidstaat wordt gelijkgesteld indien blijkt dat het voorgelegde bewijs van bevoegdheid gebaseerd is op eisen die gelijkwaardig zijn aan de eisen van Nederland. Mocht er redelijk gegronde twijfel bestaan aan de gelijkwaardigheid van die eisen, dan kan bepaald worden, dat aan aanvullende eisen of examens moet worden voldaan alvorens gelijkstelling van het bewijs van bevoegdheid mogelijk is.

Artikel 7

  • 1 Indien de houder van een in één der EG-lidstaten afgegeven bewijs van bevoegdheid beschikt over de ervaring en medische geschiktheid genoemd in bijlage A wordt een bewijs van gelijkstelling afgegeven nadat deze ten overstaan van de desbetreffende Nederlandse examencommissie met goed gevolg een praktisch examen heeft afgelegd; voor zover gewenst en krachtens de Nederlandse voorschriften nodig worden in dit examen begrepen de in het buitenlands bewijs van bevoegdheid gestelde bevoegdverklaring(en).

  • 2

Ten bewijze van de in het eerste lid genoemde ervaring en medische geschiktheid dient een logboek en een geldige medische verklaring als bedoeld in artikel 2.4 Wet Luchtvaart, te worden overlegd.

§ 3. Bewijzen van bevoegdheid afgegeven in niet-E.G.-lidstaten

Artikel 8

Bewijzen van bevoegdheid afgegeven overeenkomstig de eisen van Annex I bij het Verdrag van Chicago in landen die geen lid zijn van de E.G. kunnen worden gelijkgesteld. Om voor afgifte van een bewijs van gelijkstelling in aanmerking te komen moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • a. de houder van het buitenlands bewijs van bevoegdheid voldoet aan de ervaringseisen na afgifte van het betrokken buitenlandse bewijs van bevoegdheid zoals genoemd in bijlage A;

  • b. de vereiste examens voor het buitenlandse bewijs van bevoegdheid en de daarin gestelde bevoegdverklaring(en) moeten in het land van afgifte van het bewijs van bevoegdheid zijn afgelegd;

  • c. voor de gelijkstelling van het buitenlandse bewijs van bevoegdheid en de daarin gestelde bevoegdverklaring(en) moet de aanvrager met gunstig resultaat een praktisch examen afleggen voor alle gewenste in het buitenlands bewijs van bevoegdheid gestelde bevoegdverklaring(en);

  • d. aanvullende examens moeten worden gedaan, indien de inhoud van de exameneisen voor het buitenlands bewijs van bevoegdheid en de daarin gestelde bevoegdverklaring(en) niet overeenkomen met de Nederlandse exameneisen;

  • e. de aanvrager moet een geldige medische verklaring als bedoeld in artikel 2.4 Wet Luchtvaart, overleggen.

  • f. Ten bewijze van de onder a, genoemde ervaring dient een logboek te worden overgelegd.

Artikel 9

Op basis van de buitenlandse senior commercial pilot licence wordt ten hoogste een bewijs van gelijkstelling op het niveau van een vliegbewijs B3 afgegeven.

Artikel III. Hoofdstuk III Procedurele bepalingen inzake individuele gelijkstellingen

Artikel 10. De aanvraag

  • 1 De aanvraag van een bewijs van gelijkstelling moet zijn gesteld op een daartoe bestemd en deugdelijk ingevuld aanvraagformulier met daarbij gevoegd het origineel of een gewaarmerkte kopie van het gelijk te stellen bewijs van bevoegdheid, het logboek, de examenresultaten en een geldige medische verklaring als bedoeld in artikel 2.4 Wet Luchtvaart.

  • 2 Een aanvraag voor een bewijs van gelijkstelling moet worden ingediend bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat te Den Haag.

Artikel 11. De geldigheidsduur

Het bewijs van gelijkstelling is geldig gedurende de geldigheidsduur van het buitenlands bewijs van bevoegdheid en de daarop aangebrachte bevoegdverklaringen.

Artikel 12. Schorsing, intrekking en vernieuwing

Het bepaalde in de artikelen 27, 28 en 29 van de Regeling Toezicht Luchtvaart ten aanzien van schorsing, intrekking en vernieuwing van bewijzen van bevoegdheid is eveneens van toepassing op het bewijs van gelijkstelling.

Hoofdstuk IV. Groepsgelijkstellingen

Artikel 13. Buitenlandse bewijzen van bevoegdheid

  • 13.1 Indien in het Nederlands luchtvaartuigenregister ingeschreven luchtvaartuigen ter beschikking worden gesteld van een in het buitenland gevestigde onderneming welke vluchten gaat uitvoeren buiten Nederland kan, op grond van geldige buitenlandse bewijzen van bevoegdheid, voor stuurhutpersoneel dat één of meer bepaalde luchtvaartuigen zal bedienen, een groepsgelijkstelling worden afgegeven.

  • 13.2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot in het Nederlands luchtvaartuigregister ingeschreven luchtvaartuigen, waarmee geen passagiers of vracht worden vervoerd, die:

    • a. vanaf de in het buitenland gevestigde fabriek naar Nederland of vanuit Nederland naar de in het buitenland gevestigde fabriek worden overgebracht; of

    • b. vanaf de in Nederland gevestigde fabriek naar het buitenland of vanuit het buitenland naar de in Nederland gevestigde fabriek worden overgebracht.

Artikel 14. Buitenlandse bevoegdverklaring

De in de buitenlandse bewijzen van bevoegdheid gestelde bevoegdverklaringen komen eveneens in aanmerking voor groepsgelijkstelling met uitzondering van de bevoegdverklaring Vliegonderricht.

Artikel 15. Geldigheid

De groepsgelijkstelling wordt afgegeven voor de duur van de gebruiksovereenkomst van het in het Nederlands Luchtvaartuigregister ingeschreven luchtvaartuig met een maximum van 5 jaar en beperkt zich tot de in de overeenkomst afgesproken taken en werkzaamheden. De termijn van de groepsgelijkstelling kan worden verlengd.

Artikel 16. Schorsing, intrekking en vernieuwing

Het bepaalde in de artikelen 27, 28 en 29 van de Regeling Toezicht Luchtvaart ten aanzien van schorsing, intrekking en vernieuwing van bewijzen van bevoegdheid is eveneens van toepassing op de groepsgelijkstelling.

Hoofdstuk V. Diverse bepalingen

Artikel 17. Procedurele bepalingen

  • 17.1 Op een verzoek om een bewijs van gelijkstelling wordt binnen drie maanden beslist, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 4, tweede lid, onder a, van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1991 inzake de onderlinge erkenning van bewijzen van bevoegdheid voor burgerluchtvaartpersoneel (91/670/EEG).

  • 17.2

Indien ter verkrijging van een bewijs van gelijkstelling met een bewijs van bevoegdheid, afgegeven door een E.G.-lidstaat, aanvullende eisen worden gesteld, wordt de Commissie van de E.G. hiervan zo spoedig mogelijk in kennis gesteld.

Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21. Intrekking bestaande regeling

De regeling van 29 december 1987, nr. LI/26626, Stcrt. 1988, 7, wordt ingetrokken.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 1993.

Artikel 23. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling gelijkstelling buitenlandse bewijzen van bevoegdheid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat, a.i.

J. E. Andriessen

Bijlage A

Bijlage A bij gelijkstellingsregeling

Bewijs van bevoegdheid

Medische eisen

Leeftijd

Ervaring na afgifte van het buitenlandse bewijs van bevoegdheid

ATPL-A

Medisch certificaat klasse 1 zonder enige beperking

21 - 60

1500 vlieguren als verkeersvlieger op FAF 25/JAR 25 - vliegtuigen

CPL-A met IR

Medisch certificaat klasse 1 zonder enige beperking

18 - 60

1000 vlieguren als beroepsvlieger op conventionele vliegtuigen sinds de verwerving van de IR.

CPL-A

a.

Medisch certificaat klasse 1 zonder enige beperking

18- 60

a.

700 vlieguren als beroepsvlieger op conventionele vliegtuigen, inclusief 200 uren in het soort luchtvaartactiviteiten waarvoor de geldigheidsverklaring is aangevraagd, waarvan 50 uren in de laatste 12 maanden.

CPL-H

b.

Medisch certificaat klasse 1 zonder enige beperking

18 - 60

b.

700 vlieguren als beroepsvlieger op hefschroefvliegtuigen, inclusief 200 uren waarvoor de geldigheidsverklaring is aangevraagd, waarvan 50 uren in de laatste 12 maanden.

ATPL-H (met IR)

a.

Medisch certificaat klasse 1 zonder enige beperking

21 - 60

a.

1500 vlieguren als verkeersvlieger op hefschroefvliegtuigen. Indien IR is vereist, dient de betrokken persoon na behalen van de bevoegdverklaring voor het vliegen op instrumenten 500 uren gevlogen te hebben.

CPL-H (met IR)

b.

Medisch certificaat klasse 1 zonder enige beperking

21 - 60

b.

1000 vlieguren als beroepsvlieger op hefschroefvliegtuigen. Indien IR is vereist, dient de betrokken persoon na behalen van de bevoegdverklaring voor het vliegen op instrumenten 500 uren gevlogen te hebben.

PPL (H)

Medisch certificaat klasse 2

17

100 vlieguren

PPL (A) bvb als vallonvaarder

Medisch certificaat klasse 2

17

100 vlieguren

Zweefvliegbewijs

 

17

Voor de houder van een zweefvliegbewijs is in plaats van 100 vlieguren 100 starts voldoende

PPL (A) met IR

Medisch certificaat klasse 2

17

500 vlieguren op vleugelvliegtuigen sinds de verwerving van de IR

PPL (H) met IR

Medisch certificaat klasse 2

17

500 vlieguren op hefschroefvliegtuigen sinds de verwerving van de IR