Besluit van 30 juli 1993, houdende toekenning van een eenmalige uitkering van 11,3%
in 1992 aan (gewezen) burgerlijk rijkspersoneel en anderen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 12 mei 1993, nr. AB93/U404,
directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden,
afdeling Arbeidsvoorwaarden Rijkspersoneel, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie;
Gelet op de artikelen 125, eerste lid, en 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929, artikel 89 van de Grondwet, artikel 7, derde lid, van de Wet op de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren,
artikel 7 van de Wet Nationale ombudsman, artikel 4, tweede lid, van de Wet van 17 juli 1923, tot uitvoering van artikel 97 der Grondwet en wijziging van de Hooger-onderwijswet, van de wet tot regeling van het Hooger Landbouw-
en Hooger Veeartsenijkundig Onderwijs, van de Lager-onderwijswet 1920 en van de Bevorderingswet voor de landmacht 1902 (Stb. 364), en artikel C 1 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 25 juni 1993, nr. W04.93.0296);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 16 juli 1993,
nr. AB93/619, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden,
afdeling Arbeidsvoorwaarden Rijkspersoneel, uitgebracht mede namens Onze Minister
van Justitie;
Hebben goedgevonden en verstaan: