§ 2. Aanmeldings-, transactie- en vervolgingsrichtlijnen
[Regeling vervallen per 03-11-2006]
Ten aanzien van de aanmelding, de transactie en de vervolging van de fiscale delicten
van artikel 68 van de Algemene wet en artikel 64 van de Invorderingswet 1990 zijn,
in overleg met vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie, richtlijnen vastgesteld.
De teksten van deze richtlijnen zijn als bijlage bij dit voorschrift opgenomen. Volledigheidshalve
wordt opgemerkt dat deze richtlijnen ook van toepassing zijn op de douanedelicten
van de Wet inzake de douane. Hierop heeft het voorschrift echter geen betrekking.
Op grond van de aanmeldingsrichtlijnen moeten de ambtenaren van de eenheden belastingdelicten
aanmelden bij de fraudecoördinator; de douane-ambtenaren moeten strafbare feiten melden
bij de contactambtenaar voor douane- en accijnsdelicten.
De aanmeldingsrichtlijnen geven aan in welke gevallen de ambtenaren de door hen ontdekte
strafbare feiten moeten aanmelden. Zo zullen zij onder meer belastingfraudes van f 12.000
of meer (particulier) of f 25.000 of meer (ondernemers) moeten aanmelden. Onder belasting
wordt mede begrepen de premies volksverzekeringen.
De transactierichtlijnen geven aan, welke zaken voor transactie door het bestuur van
’s Rijks belastingen in aanmerking komen.
De vervolgingsrichtlijnen behelzen de criteria die gelden bij het toekennen van prioriteit
aan zaken met het oog op strafrechtelijke vervolging.
De zaken, die vervolgd zullen worden, worden geselecteerd uit de aangemelde zaken.
Eerst zal hiertoe door de Belastingdienst een nadere selectie worden gemaakt, waarbij
de FIOD, de contactambtenaar en/of fraudecoördinator van de betreffende eenheid zijn
betrokken (het selectie-overleg). Vervolgens wordt de zaak besproken in het zogeheten
tripartite-overleg tussen de officier van justitie, de FIOD en de contactambtenaar.
Of een zaak voor een strafvervolging in aanmerking komt, is niet alleen afhankelijk
van de omvang van de fraude, maar ook van factoren als recidive of valsheid in geschrifte.
In paragraaf 8 van de richtlijnen worden deze en andere ‘prioriteitscriteria’ genoemd
die hierbij een rol spelen. Deze prioriteitscriteria gelden niet bij bijzondere acties
van de Belastingdienst, doelgroepacties en specifieke acties met betrekking tot omissiedelicten.
Over zulke acties voert de Belastingdienst tevoren overleg met het openbaar ministerie.
Indien een zaak noch voor strafrechtelijke vervolging noch voor een transactie in
aanmerking komt, zal zo mogelijk een administratieve boete worden opgelegd.