Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 29-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-02-2003 en zichtdatum 25-11-2024.
Geldend van 29-01-1997 t/m 31-12-2005

Besluit van 10 november 1993, houdende een regeling met betrekking tot de toekenning van bijdragen aan publiekrechtelijke lichamen ter zake van de kosten van opsporing of ruiming van als gevolg van de Tweede Wereldoorlog achtergebleven explosieven

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 16 juli 1993, nr. fip 93/337, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Defensie;

Gelet op artikel 237b van de gemeentewet;

Gezien het advies van de Raad voor de gemeentefinanciën van 16 juli 1993, nr. Rgf 03.00/001.003;

De Raad van State gehoord (advies van 29 september 1993, nr. W06.93.0438);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 2 november 1993, nr. fip 93/567, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Defensie.

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Dit besluit verstaat onder:

  • a. explosieven: bommen en gevechtsladingen; geleide en ballistische projectielen; munitie voor artillerie, mortieren en klein-kaliberwapens; alle mijnen, torpedo's en dieptebommen; vernielingsladingen; al dan niet pyrotechnische vuurwerken; bundelrekken, moederbommen en dispensers; inrichtingen in werking gesteld door patronen en stuwstoffen; elektrische ontstekingsrichtingen;

  • b. opsporing: onderzoeken van een bepaald gebied in verband met de vermoede aanwezigheid van explosieven met inbegrip van de ruiming van deze explosieven;

  • c. ruiming: benaderen, veiligstellen, afvoeren of vernietigen van een explosief dat in een bepaald gebied is aangetroffen;

  • d. bestuursorgaan: het gemeentebestuur, en bij opsporingen of ruimingen in gebieden die niet gemeentelijk zijn ingedeeld, de bevoegde burgerlijke autoriteit ter plaatse;

  • e. werkplan: het werkplan van het bestuursorgaan;

  • f. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • g. Onze Ministers: Onze Ministers van Financiën, van Binnenlandse Zaken en van Defensie;

  • h. deskundigen: door het Ministerie van Defensie als zodanig aangewezen personeel;

  • i. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente zoals deze op basis van luchtfoto's is bepaald door de Topografische Dienst Nederland van het Ministerie van Defensie voor de vaststelling van de bebouwingsgegevens voor de berekening van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds;

  • j. infrastructuur: het geheel van auto-, spoor-, straat-, waterwegen, havens, vliegvelden, elektrische installaties enz;

  • k. kwetsbare infrastructuur: dat deel van de infrastructuur waaraan als gevolg van detonatie van een vermoedelijk aanwezig dan wel aanwezig explosief zodanige schade kan worden aangericht dat er grote risico's ontstaan voor de bevolking;

  • l. begroting: hoofdstuk IX B (Financiën) van de Rijksbegroting.

§ 2. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De kosten van werkzaamheden die verband houden met opsporing of ruiming van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog, komen voor rekening van het bestuursorgaan, met dien verstande dat voor een aantal kostensoorten van rijkswege in bepaalde gevallen een bijdrage kan worden toegekend.

  • 2 Een bijdrage, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt verminderd dan wel niet toegekend indien het bestuursorgaan op andere wijze voor de kosten vergoeding heeft verkregen of de kosten, naar het oordeel van Onze Minister, door schuld of nalatigheid van het bestuursorgaan zijn veroorzaakt of vergroot.

§ 3. Uitgangspunten van de regeling

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Voor een bijdrage in de door het bestuursorgaan gemaakte kosten voor het opsporen of ruimen van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog, komen uitsluitend die opsporingen of ruimingen in aanmerking waarbij, naar het oordeel van Onze Ministers, de vermoede aanwezigheid dan wel aanwezigheid van deze explosieven en grote risico's voor de bevolking met zich brengt en de kosten redelijkerwijs niet geheel voor rekening van het bestuursorgaan kunnen blijven.

  • 2 De wijze waarop aan de opsporingswerkzaamheden uitvoering wordt gegeven dient, naar het oordeel van Onze Ministers, noodzakelijk te zijn in verband met het toekomstige gebruik van de grond.

  • 3 De bijdrage wordt toegekend voorzover de op de begroting toegestane ruimte voor het aangaan van verplichtingen niet wordt overschreden.

  • 4 Bij het vaststellen van de bijdrage wordt rekening gehouden met een eigen bijdrage van het bestuursorgaan.

§ 4. Bepaling van de declarabele kosten

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Bij een opsporing kunnen de volgende kostensoorten voor een bijdrage in aanmerking komen:

  • a. kosten van vooronderzoek in verband met de vermoede aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog;

  • b. kosten van opsporingswerkzaamheden;

  • c. kosten van grondwerkzaamheden;

  • d. kosten van preventieve maatregelen ter voorkoming van schade;

  • e. kosten die gemaakt zijn in verband met het treffen van noodzakelijke spoedvoorzieningen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Bij een ruiming kunnen de in artikel 4 onder c, d en e genoemde kostensoorten voor een bijdrage in aanmerking komen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

De kosten van de verzekering van het risico dat verbonden is aan het opsporen of ruimen van de explosieven zoals bedoeld in artikel 3 van dit besluit, kunnen voor een bijdrage in aanmerking komen tenzij van rijkswege ter zake een collectieve verzekering is afgesloten of het risico door het Rijk is overgenomen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

In geval van calamiteit kunnen, op verzoek van het bestuursorgaan, ook andere dan de in dit besluit vermelde kostensoorten voor een bijdrage in aanmerking komen, indien deze, naar het oordeel van Onze Ministers, redelijkerwijs niet of slechts gedeeltelijk voor rekening van het bestuursorgaan kunnen blijven.

§ 5. Toetsingscriteria

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Van grote risico's voor de bevolking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is sprake indien:

in geval van opsporing:

  • a. het explosief zich vermoedelijk bevindt binnen de grens van de bebouwde kom van de gemeente gerekend naar de situatie op 1 januari 1994 dan wel de afstand van de vermoede inslagplaats van het explosief tot de grens van die bebouwde kom door de deskundigen kleiner wordt geacht dan de straal van de schervengevarenzone van het desbetreffende explosief en zich binnen de schervengevarenzone, gerekend naar de situatie per 1 januari 1994 bebouwing bevindt dan wel een kwetsbare infrastructuur, en bovendien binnen een door deskundigen vastgestelde straal van de vermoede vindplaats van het explosief zodanige (grond) werkzaamheden worden verricht dat detonatie door deskundigen een reëel risico wordt geacht;

  • b. zich in een gebied dat vrij toegankelijk is voor personen en waar reeds op 1 januari 1994 aantoonbaar sprake was van een intensief (recreatief) gebruik, op geringe diepte explosieven bevinden, terwijl het redelijkerwijs niet mogelijk is om beschermende maatregelen te treffen zoals het plaatsen van hekken en verbodsborden;

  • c. er aantoonbaar sprake is van een ernstige verontreiniging van het grond- of oppervlaktewater als gevolg van de vermoede aanwezigheid van explosieven, terwijl het redelijkerwijs niet mogelijk is beschermende maatregelen te treffen zoals isolatie van het desbetreffende gebied;

    in geval van ruiming:

  • d. het explosief aangetroffen is binnen de grens van de bebouwde kom van de gemeente dan wel de afstand tot de grens van die bebouwde kom kleiner is dan de straal van de schervengevarenzone van het desbetreffende explosief terwijl zich binnen de schervengevarenzone bebouwing bevindt;

  • e. het explosief aangetroffen is in een gebied dat vrij toegankelijk is voor personen en waar aantoonbaar sprake is van een intensief (recreatief) gebruik, tenzij het redelijkerwijs mogelijk is om beschermende maatregelen te treffen zoals het plaatsen van hekken en verbodsborden;

  • f. binnen de straal van de schervengevarenzone van het aangetroffen explosief sprake is van een kwetsbare infrastructuur.

§ 6. Doelmatigheidscriteria

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, wordt voldaan als het bestuursorgaan, naar het oordeel van Onze Ministers, in voldoende mate kan aantonen dat:

  • a. opsporingswerkzaamheden met behulp van dieptedetectie-apparatuur noodzakelijk zijn omdat binnen een door deskundigen vastgestelde straal van de vermoede vindplaats van het explosief, zodanige (grond) werkzaamheden worden verricht dat detonatie door deskundigen niet ondenkbaar wordt geacht;

  • b. opsporingswerkzaamheden met behulp van oppervlaktedetectie-apparatuur noodzakelijk zijn omdat binnen een gebied waar de aanwezigheid van explosieven wordt vermoed eenvoudige verhardingen worden aangelegd of niet diepliggende leidingenstelsels en rioleringen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Van het bepaalde in artikel 9 kan worden afgeweken indien in een gebied sprake is van een zodanig ernstige verontreiniging van het grond- of oppervlaktewater als gevolg van de vermoede aanwezigheid van explosieven dat er grote risico's voor de bevolking ontstaan, terwijl het niet mogelijk is afdoende beheersingsmaatregelen te treffen.

§ 7. Omvang van de bijdrage

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De overeenkomstig dit besluit voor een bijdrage in aanmerking komende kosten worden, onverminderd het bepaalde in de paragrafen 2 en 3, vergoed tot ten hoogste 90 %, voorzover de op grond van paragraaf 5 in aanmerking komende kosten van een opsporing of ruiming uitgaan boven de ten laste van het bestuursorgaan blijvende drempelbijdrage.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde drempelbijdrage wordt per opsporing of ruiming dan wel, naar het oordeel van Onze Ministers, op zich zelf staande onderdelen daarvan, bepaald door het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de werkzaamheden in uitvoering zijn genomen te vermenigvuldigen met f 5 tot een maximum van f 100.000.

  • 3 Indien het grondgebied van het bestuursorgaan op 1 januari van het jaar waarin de werkzaamheden in uitvoering zijn genomen gewijzigd is, wordt het in het tweede lid bedoelde aantal inwoners gesteld op het aantal inwoners op 1 januari van dat jaar.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Indien het bestuursorgaan verkeert of door de toepassing van artikel 11 zou komen te verkeren in omstandigheden zoals bedoeld in artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet, kan Onze Minister van Financiën in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken, gelet op het advies van de Inspectie Financiën Lagere Overheden, op verzoek van burgemeester en wethouders het gemeentelijk aandeel in de voor een bijdrage in aanmerking komende kosten verlagen.

§ 8. Het aangaan van verplichtingen

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Om in aanmerking te kunnen komen voor een bijdrage moet het bestuursorgaan een opsporing of ruiming vóór het aanvangstijdstip van de werkzaamheden schriftelijk melden bij Onze Minister alsmede een werkplan indienen.

  • 2 In de aanmelding van een opsporing dient ten minste te worden opgenomen:

    • a. de reden van de opsporing;

    • b. de uitkomsten van het vooronderzoek;

    • c. de vermoede aard van het explosief;

    • d. de straal van de schervengevarenzone;

    • e. het gebied waarbinnen bepaalde (grond) werkzaamheden tot detonatie zouden kunnen leiden;

    • f. de ligging van het vermoede explosief ten opzichte van de bebouwde kom en ten opzichte van de bebouwing of een kwetsbare infrastructuur in die bebouwde kom, uitgaande van de situatie op 1 januari 1994;

    • g. de voorziene risico's voor de bevolking waaronder eventuele milieu-aspecten;

    • h. de mogelijkheden om al dan niet beschermende maatregelen te treffen;

    • i. een positief advies van het Explosieven Opruimings Commando van het Ministerie van Defensie;

    • j. een situatietekening en een plattegrond van de gemeente.

  • 3 In de aanmelding van een ruiming dient ten minste te worden opgenomen:

    • a. de aard van het explosief;

    • b. de straal van de schervengevarenzone;

    • c. de ligging van het explosief;

    • d. de voorziene risico's voor de bevolking;

    • e. de mogelijkheden om al dan niet beschermende maatregelen te treffen;

    • f. een situatietekening en een plattegrond van de gemeente.

  • 4 In het werkplan dient ten minste te worden opgenomen:

    • a. de werkzaamheden die verricht moeten worden als gevolg van de opsporing of ruiming van explosieven;

    • b. bij een opsporing: de voorgestelde opsporingsmethode in relatie tot het (toekomstig) gebruik van de grond;

    • c. de te treffen preventieve maatregelen ter voorkoming van schade;

    • d. een gespecificeerde kostenraming;

    • e. het tijdstip waarop met de werkzaamheden wordt begonnen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De verplichtingenruimte, zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, wordt door Onze Minister onderverdeeld naar opsporingen en ruimingen.

  • 2 Indien de verplichtingenruimte voor opsporingen niet toereikend is worden de bijdragen voor opsporingen toegekend naar rato van het beschikbare bedrag.

  • 3 Indien de verplichtingenruimte voor ruimingen niet toereikend is worden de bijdragen voor ruimingen toegekend naar volgorde van aanvraag.

§ 9. Het aanvragen van een bijdrage

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Een verzoek tot toekenning van een bijdrage in de kosten van een opsporing wordt slechts in behandeling genomen als dit verzoek vóór 1 oktober van het aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar schriftelijk bij Onze Minister is ingediend.

  • 2 Een verzoek tot toekenning van een bijdrage in de kosten van een ruiming dient uiterlijk binnen acht weken na afloop van de ruimingswerkzaamheden bij Onze Minister te zijn ingediend.

  • 3 Onze Ministers beslissen binnen acht weken na ontvangst van het verzoek. Indien de begrotingswet voor het in het eerste lid bedoelde begrotingsjaar nog niet is goedgekeurd wordt het besluit verzonden binnen vier weken na de publikatie van de begrotingswet in het Staatsblad.

§ 10. Indiening van de declaratie

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de werkzaamheden zijn beëindigd, dient het bestuursorgaan de declaratie, voorzien van bewijsstukken, in bij Onze Minister.

  • 2 Alle reeds gemaakte en nog te maken kosten worden in de declaratie opgenomen. Kosten waarvan de hoogte nog niet is vast te stellen worden geraamd.

  • 3 Voor kosten die na de in het eerste lid genoemde termijn worden gedeclareerd, wordt geen bijdrage gegeven.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Het bestuursorgaan dient bij de declaratie een verklaring af te leggen dat de in rekening gebrachte kosten onderworpen zijn aan de gebruikelijke controles en dat de werkzaamheden zijn verricht op de meest doelmatige wijze en op de voor het Rijk minst kostbare wijze.

  • 2 Indien de door het bestuursorgaan gedane uitgaven een bedrag van f 200.000 te boven gaan, dienen de uitgaven afzonderlijk tot uitdrukking te komen in de gemeenterekening opdat de accountantscontrole op de rekening tevens deze uitgaven omvat.

§ 11. Vaststelling van de bijdrage

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De bijdrage wordt pas definitief vastgesteld nadat de door het bestuursorgaan gemaakte kosten ten genoege van Onze Minister zijn aangetoond.

  • 2 Alvorens tot vaststelling van de bijdrage over te gaan kan Onze Minister een nader onderzoek doen instellen naar de noodzakelijkheid, de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de gedeclareerde kosten.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Indien de werkelijke kosten van een opsporing of ruiming lager zijn dan de door het bestuursorgaan geraamde kosten, wordt de bijdrage definitief vastgesteld aan de hand van de werkelijke kosten.

  • 2 Indien de werkelijke kosten van een opsporing of ruiming hoger zijn dan de geraamde kosten wordt de bijdrage definitief vastgesteld aan de hand van de geraamde kosten.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Indien artikel 19, tweede lid van toepassing is, kan het bestuursorgaan binnen 6 weken na beëindiging van de werkzaamheden bij Onze Minister een verzoek indienen voor een aanvullende bijdrage.

  • 2 Indien het verzoek als bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een opsporing is artikel 14, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Bij het vaststellen van de betalingsvolgorde voor een aanvullende bijdrage zal, in geval van opsporing, in afwijking van het gestelde in artikel 22, eerste lid, worden uitgegaan van het tijdstip waarop de opsporingswerkzaamheden zijn beëindigd.

§ 12. Betaalbaarstelling

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 21

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

De kasruimte voor de ruimingen wordt gelijkgesteld aan de op grond van artikel 14, eerste lid, vastgestelde verplichtingenruimte voor de ruimingen. Onbesteed gebleven bedragen worden op 1 oktober van het begrotingsjaar toegevoegd aan de kasruimte voor de opsporingen.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De toegekende bijdragen in de kosten van een opsporing worden betaalbaar gesteld in de volgorde van het tijdstip waarop de opsporingswerkzaamheden in uitvoering zijn genomen.

  • 2 De toegekende bijdragen in de kosten van een ruiming worden betaalbaar gesteld in de volgorde van het tijdstip waarop de declaratie door Onze Minister is ontvangen.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

In afwachting van de definitieve vaststelling van een bijdrage kan een voorlopige bijdrage betaalbaar worden gesteld. De voorlopige declaratie moet voorzien zijn van de nodige bewijsstukken.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Bij een overschrijding van de bij begrotingswet toegestane ruimte voor het doen van uitgaven, worden de bijdragen, met inachtneming van het gestelde in artikel 21, op een nader door Onze Minister te bepalen tijdstip uitbetaald.

§ 13. Overgangsbepalingen

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Opsporingen en ruimingen die vóór 1 januari 1994 in uitvoering zijn genomen, worden mede betrokken bij de vaststelling van de betalingsvolgorde zoals genoemd in artikel 22, voorzover de desbetreffende bijdragen bij de inwerkingtreding van dit besluit nog niet tot uitbetaling zijn gekomen.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Bij de toepassing van artikel 12 worden opsporingen en ruimingen dan wel, naar het oordeel van Onze Ministers, op zich zelf staande onderdelen daarvan, die vóór 1 januari 1994 in uitvoering zijn genomen, mede bij de beoordeling betrokken.

§ 14. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst en werkt zonodig terug tot en met 1 januari 1994. De werking van dit besluit eindigt op 31 december 1998 doch kan bij algemene maatregel van bestuur voor een periode van 5 jaar worden verlengd. Dit besluit is van toepassing op opsporingen en ruimingen, dan wel, naar het oordeel van Onze Ministers, op zich zelf staande onderdelen daarvan, waarvan de werkzaamheden op of na 1 januari 1994 in uitvoering zijn genomen.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel: Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage , 10 november 1993

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Uitgegeven de vijfentwintigste november 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin