Hoofdstuk I. Algemene voorwaarden voor de erkenning van inrichtingen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De inrichtingen moeten ten minste voorzien zijn van:
1. werkplaatsen die groot genoeg zijn om de beroepsactiviteiten in behoorlijke hygiënische
omstandigheden te laten verlopen. Deze plaatsen moeten zo zijn ontworpen en ingericht
dat besmetting van de grondstoffen en de in dit besluit bedoelde produkten wordt voorkomen;
2. op plaatsen waar de grondstoffen worden gehanteerd, bereid en verwerkt en de in
dit besluit bedoelde produkten worden vervaardigd:
-
a). vloeren uit ondoordringbaar, duurzaam, gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten materiaal,
die zo zijn aangelegd dat het water gemakkelijk kan wegvloeien en die zijn uitgerust
met een voorziening voor de afvoer van water;
-
b). gemakkelijk te reinigen, duurzame en ondoordringbare wanden met gladde oppervlakken,
die van een heldere, afwasbare bekleding zijn voorzien tot een hoogte van ten minste
twee meter, en in koel- of opslagruimten ten minste tot de hoogte waarop de produkten
worden opgeslagen;
-
c). een gemakkelijk te reinigen plafond;
-
d). deuren van bestendig, gemakkelijk te reinigen materiaal;
-
e). voldoende luchtverversing en, indien nodig, een goede dampafvoer om condensatie op
wanden en plafonds zoveel mogelijk tegen te gaan;
-
f). voldoende verlichting, door daglicht of door kunstlicht;
-
g). voldoende voorzieningen met koud en warm stromend water of met vooraf op een passende
temperatuur gemengd water voor het wassen en ontsmetten van de handen. In de werklokalen
en in de toiletten mogen de kranen niet met de hand kunnen worden bediend. De voorzieningen
moeten zijn toegerust met was en ontsmettingsmiddelen alsmede met hygiënische middelen
voor het drogen van de handen;
-
h). voorzieningen voor het reinigen van de werktuigen, het materieel en de installaties;
3. voor lokalen waar grondstoffen en in dit besluit bedoelde produkten worden opgeslagen,
gelden dezelfde voorwaarden als in punt 2, tenzij:
-
- voor lokalen voor gekoelde opslag, waar kan worden volstaan met een gemakkelijk te
reinigen en te ontsmetten vloer die zo is aangelegd dat het water gemakkelijk kan
wegvloeien;
-
- voor lokalen waar wordt ingevroren of diepgevroren, waar kan worden volstaan met vloeren
uit ondoordringbaar, gemakkelijk te reinigen materiaal dat niet kan rotten. In dat
geval moet een installatie met voldoende koelcapaciteit beschikbaar zijn om te garanderen
dat de grondstoffen en de produkten onder de bij dit besluit voorgeschreven temperatuuromstandigheden
worden bewaard.
Het gebruik van houten wanden in de in het tweede streepje bedoelde lokalen die vóór
1 januari 1983 zijn gebouwd, is geen reden voor intrekking van de erkenning.
De capaciteit van de opslagruimten moet toereikend zijn voor de opslag van de gebruikte
grondstoffen en van de in dit besluit bedoelde produkten;
4. voorzieningen voor hygiënisch intern transport en ter bescherming van de grondstoffen
en de eindprodukten zonder onmiddellijke of eindverpakking tijdens het laden en lossen;
5. passende voorzieningen ter bescherming tegen ongewenste dieren, zoals insekten,
knaagdieren, vogels, enz.;
6. voorzieningen en werktuigen, zoals voor direct contact met de grondstoffen en de
produkten bestemde tafels voor het uitsnijden, recipiënten, transportbanden, zagen
en messen van corrosiebestendig materiaal, die gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten
zijn;
7. speciale waterdichte recipiënten van bestendig materiaal, met een deksel en een
sluiting om te verhinderen dat onbevoegden er iets uit kunnen nemen, voor niet voor
menselijke consumptie bestemde grondstoffen of produkten, of een afsluitbaar lokaal
hiervoor, indien daarvan zulke grote hoeveelheden bestaan dat een dergelijk lokaal
noodzakelijk is of indien zij niet aan het einde van iedere arbeidsfase worden opgehaald
of vernietigd. Wanneer deze grondstoffen of produkten door leidingen worden afgevoerd,
moeten deze zodanig zijn gebouwd en geplaatst dat geen gevaar ontstaat voor besmetting
van de andere grondstoffen of produkten;
8. passende installaties voor het reinigen en het ontsmetten van het materieel en
de gereedschappen. Het materieel en de gereedschappen moeten worden ontsmet met water
dat een temperatuur heeft van ten minste 82°C, of met een andere door de bevoegde
autoriteit goedgekeurde ontsmettingsmethode;
9. een hygiënische voorziening voor de afvoer van afvalwater;
10. apparatuur die uitsluitend drinkwater levert in de zin van richtlijn 80/778/EEG van de Raad van 15 juli 1980. Bij wijze van uitzondering is gebruik van niet-drinkbaar
water evenwel toegelaten voor de produktie van stoom, voor brandbestrijding of voor
het koelen, op voorwaarde dat de daartoe aangebrachte leidingen het gebruik van dit
water voor andere doeleinden onmogelijk maken en geen direct of indirect gevaar voor
besmetting van het produkt opleveren. De leidingen voor nietdrinkbaar water moeten
goed kunnen worden onderscheiden van de drinkwaterleidingen;
11. een voldoende aantal kleedlokalen, met gladde, ondoordringbare en afwasbare wanden
en vloeren, wasgelegenheden, alsmede toiletten met waterspoeling. De toiletten mogen
geen rechtstreekse toegang tot de werklokalen geven. De wasgelegenheid moet voorzien
zijn van middelen voor het wassen van de handen en hygiënische voorzieningen voor
het drogen van de handen. De kranen van de wasgelegenheden mogen niet met de hand
kunnen worden bediend;
12. indien de hoeveelheid behandelde produkten de regelmatige of permanente aanwezigheid
van de inspectiedienst vergt, een adequaat ingericht afsluitbaar lokaal dat uitsluitend
ter beschikking van die dienst staat, indien de permanente aanwezigheid van de bevoegde
autoriteit niet vereist is, is een afsluitbaar meubel dat groot genoeg is voor het
opslaan van de benodigdheden en gereedschap, voldoende;
13. een lokaal of een voorziening voor het opslaan van reinigings- en ontsmettingsmiddelen
of andere dergelijke stoffen;
14. een lokaal of een kast voor het opbergen van reinigings- en onderhoudsmateriaal;
15. passende apparatuur voor het reinigen en ontsmetten van de vervoermiddelen, tenzij
er met instemming van de bevoegde autoriteit gebruik gemaakt mag worden van installaties
die zich niet in de richting bevinden;
16. wanneer bij de toegepaste behandeling geen water mag worden gebruikt voor de bereiding
van de producten, kunnen bepaalde, en met name de in punt 2, onder a en g, van dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden worden aangepast. Indien van deze afwijking
gebruik wordt gemaakt, kunnen met instemming van de bevoegde autoriteit, in de betrokken
delen van de inrichting reinigings- en ontsmettingsprocédés worden toegepast waarbij
geen water wordt gebruikt.
Hoofdstuk II. Algemene hygiënische voorwaarden
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
A. Algemene hygiënische voorwaarden voor lokalen, materieel en werktuigen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
1. Materieel en werktuigen die bij de be- en verwerking van grondstoffen en produkten
worden gebruikt, vloeren, wanden, plafonds en scheidswanden, moeten goed schoon worden
gehouden en goed worden onderhouden, zodat zij geen oorzaak kunnen zijn van besmetting
van deze grondstoffen of produkten. Reinigen en ontsmetten moeten plaatsvinden met
een frequentie en volgens procédés die in overeenstemming zijn met de in artikel 7
van de richtlijn bedoelde beginselen.
2. Geen enkel dier mag de inrichtingen binnenkomen. In de lokalen en op het materieel
moeten knaagdieren, insekten en ander ongedierte systematisch worden verdelgd. Rattenverdelgingsmiddelen,
insecticiden, ontsmettingsmiddelen en andere enigszins giftige stoffen moeten worden
opgeslagen in lokalen of kasten die kunnen worden afgesloten. Het gebruik ervan mag
geen gevaar opleveren voor besmetting van de produkten.
3. Werkplaatsen, werktuigen en materieel mogen uitsluitend worden gebruikt voor de
vervaardiging van produkten waarvoor de erkenning is verleend. Zij mogen evenwel,
als Onze Minister daarvoor toestemming heeft verleend, gelijktijdig of op andere tijdstippen
worden gebruikt voor de vervaardiging van andere voor menselijke consumptie geschikte
levensmiddelen. Deze beperking is niet van toepassing op materieel voor het vervoer
dat gebruikt wordt in lokalen waar geen grondstoffen of in dit besluit bedoelde produkten
worden be- of verwerkt.
4. Voor alle gebruik moet drinkwater in de zin van richtlijn 80/778/EEG worden aangewend. Bij wijze van uitzondering kan evenwel worden toegestaan dat niet-drinkbaar
water wordt gebruikt voor het koelen van machines, het produceren van stoom of voor
brandbestrijding, mits de daartoe aangebrachte leidingen het gebruik van dit water
voor andere doeleinden onmogelijk maken en geen gevaar voor besmetting van grondstoffen
en produkten opleveren.
5. Reinigingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen en soortgelijke stoffen moeten worden
gebruikt overeenkomstig de instructies van de fabrikant en op zodanige wijze dat zij
geen invloed hebben op apparatuur, materieel, grondstoffen en producten. Na gebruik
van die middelen moeten apparatuur en werkinstrumenten grondig met drinkwater worden
afgespoeld, tenzij zulks op grond van de gebruiksaanwijzing voor bovenbedoelde middelen
en stoffen niet nodig is. Onderhouds- en reinigingsproducten moeten worden opgeslagen
in het lokaal of op de plaats, bedoeld in hoofdstuk I, punt 14, van deze bijlage.
6. Het is verboden zaagsel of enig ander soortgelijk middel te strooien over de vloer
van de werklokalen en de opslagruimten voor grondstoffen en in dit besluit bedoelde
produkten.
B. Algemene hygiënische voorwaarden voor het personeel
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
1. De grootst mogelijke zindelijkheid wordt geëist van het personeel. In het bijzonder
gelden de volgende regels:
-
a). het personeel dient geschikte en schone werkkleding en een schoon hoofddeksel te dragen
dat de haren volledig bedekt. Dit geldt met name voor de personen die betrokken zijn
bij het hanteren van de grondstoffen en de produkten zonder eindverpakking die besmet
kunnen raken;
-
b). het personeel dat is betrokken bij het hanteren en de bereiding van de grondstoffen
en de produkten dient ten minste telkens voordat de werkzaamheden worden hervat en/of
in geval van besmetting, zijn handen te wassen; wonden aan de handen moeten worden
afgedekt met waterdicht wondverband;
-
c). in de lokalen voor be- en verwerking en opslag van grondstoffen en produkten mag niet
worden gerookt, gespuwd, gedronken en gegeten.
2. De werkgever dient de nodige maatregelen te nemen om te voorkomen dat personen
die een bron van besmetting zouden kunnen zijn, bij het hanteren van grondstoffen
en produkten worden betrokken, totdat is aangetoond dat die personen dat werk kunnen
verrichten zonder gevaar voor besmetting.
Bij aanwerving dienen personen die betrokken zijn bij de be- en verwerking en het
hanteren van grondstoffen en produkten door middel van een medisch attest te bewijzen
dat niets hun tewerkstelling in de weg staat. Onze Minister kan nadere regels stellen
met betrekking tot de medische begeleiding van voornoemde produkten.