Invoeringswet Politiewet 1993

[Regeling vervallen per 14-11-2007.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 18-06-2004 en zichtdatum 18-06-2004.
Geldend van 01-01-1996 t/m 13-11-2007

Wet van 9 december 1993, tot invoering van de Politiewet 1993 en daarmee verband houdende wijziging van diverse wetten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is in verband met de invoering van de Politiewet 1993 overgangsmaatregelen te treffen, bepalingen in diverse wetten te wijzigen en het tijdstip te regelen waarop de Politiewet 1993 in werking treedt.

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Afdeling 1. Bepalingen inzake de overgang van vermogensbestanddelen en personeel van rijks- en gemeentepolitie naar de regionale politiekorpsen en het korps landelijke politiediensten en enige andere onderwerpen

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Hoofdstuk 1. Bepalingen inzake vermogensbestanddelen

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 1 De vermogensbestanddelen van een gemeente die toegerekend moeten worden aan het korps van gemeentepolitie, gaan op het tijdstip waarop de Politiewet 1993 in werking treedt, onder algemene titel over op de politieregio waarbij die gemeente krachtens de bijlage, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Politiewet 1993 is ingedeeld, met dien verstande dat:

    • a. de rechten en verplichtingen van de gemeente uit een overeenkomst met een derde, behoudens voor zover de rechtsverhouding of de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen ondeelbaar zijn, bij de overgang worden gesplitst voor zover dat, in het bijzonder in verband met de samenhang tussen die rechten en verplichtingen en andere vermogensbestanddelen die al of niet op een politieregio overgaan, noodzakelijk is; en

    • b. de vermogensbestanddelen in ieder geval overgaan of niet overgaan overeenkomstig het daaromtrent in de lijst, bedoeld in artikel 3, eerste lid, bepaalde.

  • 2 Indien met betrekking tot vermogensbestanddelen die ingevolge het eerste lid overgaan boekwaarden zijn opgenomen in de gemeenterekening, zoals deze over het jaar voorafgaande aan dat waarin de overgang plaatsvindt, is vastgesteld of zal worden vastgesteld, verkrijgt de gemeente op het tijdstip van de overgang van de desbetreffende vermogensbestanddelen een vordering op de politieregio ter grootte van het bedrag van deze boekwaarden, met dien verstande dat een vordering in ieder geval wordt verkregen of niet wordt verkregen overeenkomstig het daaromtrent in de lijst, bedoeld in artikel 3, eerste lid, bepaalde.

  • 3 Het in het tweede lid bepaalde geldt niet voor zover:

    • a. de boekwaarden na 1 januari 1989 in de gemeenterekening zijn opgenomen; of

    • b. na 1 januari 1989 is afgeweken van de bestendige gedragslijn met betrekking tot de vaststelling van de boekwaarden in de gemeenterekening;

    een en ander behoudens voor zover dit gerechtvaardigd was en niet in verband stond met de reorganisatie van de politie, met dien verstande dat een vordering in ieder geval wordt verkregen of niet wordt verkregen overeenkomstig het daaromtrent in de lijst, bedoeld in artikel 3, eerste lid, bepaalde.

  • 4 Voor zover reserves of voorzieningen, opgenomen in de gemeenterekening, zoals deze is vastgesteld of zal worden vastgesteld over het jaar voorafgaande aan dat waarin de overgang van de vermogensbestanddelen, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt, zijn toe te rekenen aan het korps van gemeentepolitie, verkrijgt de politieregio op het tijdstip van de overgang een vordering op de gemeente ter grootte van het bedrag daarvan, met dien verstande dat een vordering in ieder geval wordt verkregen of niet wordt verkregen overeenkomstig het daaromtrent in de lijst, bedoeld in artikel 3, eerste lid, bepaalde.

  • 5 Een vordering als bedoeld in het vierde lid ontstaat eveneens, voor zover:

    • a. reserves of voorzieningen als bedoeld in het vierde lid na 1 januari 1989 van de gemeenterekening zijn verwijderd;

    • b. reserves of voorzieningen als bedoeld in het vierde lid na 1 januari 1989 zijn afgenomen doordat is afgeweken van de bestendige gedragslijn met betrekking tot de vaststelling daarvan; of

    • c. reserves of voorzieningen als bedoeld in het vierde lid na 1 januari 1989 niet zijn opgenomen in de gemeenterekening, hoewel de gemeente daartoe was gehouden op grond van een wettelijk voorschrift;

    een en ander behoudens voor zover dit gerechtvaardigd was en niet in verband stond met de reorganisatie van de politie, met dien verstande dat een vordering in ieder geval wordt verkregen of niet wordt verkregen overeenkomstig het daaromtrent in de lijst, bedoeld in artikel 3, eerste lid, bepaalde.

  • 6 Een politieregio waarop ingevolge het eerste lid een onroerende zaak of een beperkt gebruiksrecht daarop van een gemeente is overgegaan, is verplicht die zaak of dat recht bij een voorgenomen vervreemding eerst aan de desbetreffende gemeente te koop aan te bieden tegen een redelijke prijs.

  • 7 Voor het bepalen van de redelijke prijs, bedoeld in het zesde lid, geldt de boekwaarde, bedoeld in het tweede lid, als uitgangspunt indien een voorgenomen vervreemding plaatsvindt voordat vijf jaren zijn verstreken na het in artikel 1, eerste lid, bedoelde tijdstip, en de gemeente in de tien jaren die zijn gelegen voor dat tijdstip ten behoeve van die zaak geen middelen als bedoeld in artikel 9a van de Politiewet (Stb. 1989, 223) heeft aangewend.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 1 De vermogensbestanddelen van de Staat die toegerekend moeten worden aan een district van het Korps Rijkspolitie gaan op het tijdstip waarop de Politiewet 1993 in werking treedt, onder algemene titel over op de politieregio waarin dat district opgaat, met dien verstande dat:

    • a. de rechten en verplichtingen van de Staat uit een overeenkomst met een derde, behoudens voor zover de rechtsverhouding of de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen ondeelbaar zijn, bij de overgang worden gesplitst voor zover dat, in het bijzonder in verband met de samenhang tussen die rechten en verplichtingen en andere vermogensbestanddelen die al of niet op een politieregio overgaan, noodzakelijk is; en

    • b. de vermogensbestanddelen in ieder geval overgaan of niet overgaan overeenkomstig het daaromtrent in de lijst, bedoeld in artikel 3, eerste lid, bepaalde. Indien een district van het Korps Rijkspolitie opgaat in meer dan een politieregio, gaan de vermogensbestanddelen over op de onderscheiden politieregio's voor zover zij zijn toe te rekenen aan het deel van het district dat in de desbetreffende politieregio opgaat.

  • 2 Indien een dringende reden van algemeen belang zich verzet tegen de overgang van een vermogensbestanddeel, bedoeld in het eerste lid, kan Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken, uiterlijk drie maanden voor het in het eerste lid bedoelde tijdstip dat vermogensbestanddeel daarvan uitzonderen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 1 De in artikel 1, eerste lid, bedoelde vermogensbestanddelen, de uit artikel 1, tweede, vierde en vijfde lid, voortvloeiende vorderingen, de bij het desbetreffende korps van gemeentepolitie in gebruik zijnde vermogensbestanddelen die niet aan dat korps moeten worden toegerekend, de in artikel 2, eerste lid, bedoelde vermogensbestanddelen, alsmede de vermogensbestanddelen die ingevolge artikel 2, tweede lid, zijn uitgezonderd van overgang, staan vermeld op een lijst, die is opgemaakt

    • a. voor het onderdeel dat betrekking heeft op het korps van gemeentepolitie van de gemeente van de burgemeester bedoeld in artikel 2 van de Wet tijdelijke voorzieningen reorganisatie politiebestel: door die gemeente en, namens de in te stellen politieregio, de in artikel 3 van de Wet tijdelijke voorzieningen reorganisatie politiebestel bedoelde plaatsvervanger van die burgemeester;

    • b. voor het onderdeel dat betrekking heeft op een ander korps van gemeentepolitie: door de desbetreffende gemeente en, namens de in te stellen politieregio, de burgemeester, bedoeld in artikel 2 van de Wet tijdelijke voorzieningen reorganisatie politiebestel, en

    • c. voor het onderdeel dat betrekking heeft op een district van het Korps Rijkspolitie: door de Staat en, namens de in te stellen politieregio, de burgemeester, bedoeld in artikel 2 van de Wet tijdelijke voorzieningen reorganisatie politiebestel.

  • 3 Indien de betrokkenen, bedoeld in het eerste lid, op het tijdstip waarop dit artikel in werking treedt overeenstemming hebben bereikt over de inhoud van de lijst, delen zij dit onverwijld mede aan Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken.

  • 4 Indien de betrokkenen, bedoeld in het eerste lid, op het tijdstip waarop dit artikel in werking treedt geen overeenstemming hebben bereikt over de inhoud van een lijst, leggen zij hetgeen hen verdeeld houdt onverwijld ter advisering voor aan een commissie van drie onafhankelijke deskundigen. Elk der betrokkenen benoemt één deskundige, de twee aldus benoemde deskundigen benoemen een derde. De commissie brengt uiterlijk een maand na het in de eerste volzin bedoelde tijdstip haar advies uit. De betrokkenen dragen elk de helft van de kosten van de advisering.

  • 5 Uiterlijk zes weken na het tijdstip waarop dit artikel in werking treedt, delen de betrokkenen, bedoeld in het vierde lid, Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken mede of zij, mede gelet op het advies, bedoeld in het vierde lid, alsnog overeenstemming hebben bereikt over de inhoud van de lijst en, indien dit niet het geval is, op welke punten tussen hen nog verschil van mening bestaat. Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken stellen daarop, zo nodig gehoord de betrokkenen, uiterlijk twee maanden na dit tijdstip te zamen de desbetreffende lijst vast. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.

  • 6 De burgemeester, bedoeld in artikel 2 van de Wet tijdelijke voorzieningen reorganisatie politiebestel, en diens plaatsvervanger voeren over hun optreden namens de in te stellen politieregio zo veel mogelijk overleg met het regionaal overlegorgaan.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 1 Indien het al of niet overgaan van een of meer vermogensbestanddelen ingevolge artikel 1, eerste lid, of artikel 2 leidt tot een aanmerkelijke, onredelijke benadeling, komen de daarbij betrokkenen een redelijke vergoeding overeen ter compensatie daarvan.

  • 2 Recht op de in het eerste lid bedoelde vergoeding bestaat slechts voor zover daarop aanspraak is gemaakt voordat drie maanden na het in artikel 1, eerste lid, bedoelde tijdstip zijn verstreken.

  • 3 Geschillen die uit de toepassing van het eerste en tweede lid voortvloeien, worden onverwijld ter advisering voorgelegd aan een commissie van drie onafhankelijke deskundigen. Elk der betrokkenen benoemt één deskundige, de twee aldus benoemde deskundigen benoemen een derde. De commissie brengt binnen een maand na benoeming van de derde deskundige haar advies uit. Betrokkenen dragen elk de helft van de kosten van de advisering.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 1 De rechter wijzigt op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, en artikel 2, eerste lid, of ontbindt deze geheel of gedeeltelijk, indien ten gevolge van de overgang van rechten of verplichtingen uit die overeenkomst ongewijzigde instandhouding daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag worden verwacht. Aan de wijziging of ontbinding kan terugwerkende kracht worden verleend.

  • 2 De bevoegdheid wijziging of ontbinding te verlangen vervalt op het moment waarop zes maanden na de overgang zijn verstreken.

  • 3 Indien de derde, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en artikel 2, eerste lid, ten gevolge van de wijziging of ontbinding schade lijdt, zijn de gemeente en de verkrijgende politieregio, onderscheidenlijk de Staat en de verkrijgende politieregio of politieregio's, hoofdelijk aansprakelijk voor de vergoeding daarvan.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel staat degene op wie een recht of een verplichting uit een overeenkomst is overgegaan, met een partij bij die overeenkomst gelijk.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 2 Ter inschrijving van de overgang, bedoeld in het eerste lid, wordt een uittreksel van de lijst, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aangeboden.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij een gemeente of de Staat betrokken is en die betrekking hebben op vermogensbestanddelen als bedoeld in artikel 1 of 2, worden met ingang van het tijdstip van overgang voortgezet door of tegen de politieregio waaraan die vermogensbestanddelen toekomen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Ter zake van de verkrijging door de politieregio van de vermogensbestanddelen, bedoeld in artikel 1 of artikel 2, blijft de heffing van overdrachtsbelasting achterwege.

Hoofdstuk 2. Bepalingen inzake het personeel en enige andere onderwerpen

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 1 Op het tijdstip waarop de Politiewet 1993 in werking treedt, gaan degenen die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet voorkomen in een formatieplan dat is opgesteld krachtens artikel 15 van de Wet tijdelijke voorzieningen reorganisatie politiebestel (Stb. 1991, 674), van rechtswege over naar de politieregio dan wel naar het Korps landelijke politiediensten waarop dat formatieplan betrekking heeft.

  • 2 Op het in het eerste lid genoemde tijdstip gaan de vrijwilligers die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de Politiewet 1993 zijn aangenomen bij het Korps Rijkspolitie en de gemeentepolitie en die op een lijst zijn opgenomen om bij een politieregio dan wel het Korps landelijke politiediensten als vrijwillig ambtenaar van politie te gaan functioneren, van rechtswege over naar die politieregio dan wel naar het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Wettelijke procedures en rechtsgedingen die betrekking hebben op het dienstverband van de in artikel 1 bedoelde personen, worden vanaf het in dat artikel bedoelde tijdstip voortgezet door of tegen de politieregio, bedoeld in artikel 1, dan wel de Staat.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 1 De functionarissen die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de Politiewet 1993 op grond van de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering met het opsporen van strafbare feiten zijn belast, behouden die bevoegdheid tot het opsporen van strafbare feiten gedurende één jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de Politiewet 1993, voor zover hun functie ongewijzigd blijft.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven over de wijze waarop functionarissen, als bedoeld in het eerste lid, die voldoen aan de eisen voor beëdiging tot buitengewoon opsporingsambtenaar, een akte van beëdiging verkrijgen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

De bepalingen uit deze Afdeling zijn niet van toepassing op de verplichtingen van de Staat of een gemeente ten aanzien van personen met wie het actieve dienstverband bij de gemeentepolitie of de rijkspolitie dan wel een ander onderdeel van de Staat dat overgaat in het Korps landelijke politiediensten, op de dag voorafgaand aan de datum van de inwerkingtreding van de Politiewet 1993 niet meer bestaat.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 2 De archiefbescheiden van een korps van gemeentepolitie betreffende zaken die op het in het eerste lid bedoelde tijdstip zijn afgedaan, maar die nog niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, worden op dat tijdstip overgedragen aan de in het eerste lid bedoelde politieregio. De overbrenging van deze archiefbescheiden ingevolge de Archiefwet 1995 (Stb. 276) naar een in die wet genoemde archiefbewaarplaats geschiedt als had geen overdracht plaatsgevonden.

  • 3 Van de overdracht, bedoeld in het eerste en tweede lid, maken degene onder wie de archiefbescheiden tot de overdracht hebben berust en de beheerder van het politiekorps in de politieregio, bedoeld in het eerste en tweede lid, een verklaring op, die ten minste inhoudt een specificatie van deze archiefbescheiden. Zij bewaren ieder een door beiden ondertekend exemplaar van deze verklaring.

Afdeling 2. Bepalingen inzake de aanpassingen van diverse wetten

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Hoofdstuk 1. Ministerie van Justitie

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Hoofdstuk 2. Ministerie van Binnenlandse Zaken

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Hoofdstuk 7. Ministerie van Verkeer en Waterstaat

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Hoofdstuk 10. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Hoofdstuk 11. Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Afdeling 3. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Indien de bepalingen uit Afdeling 1 daarin niet voorzien, kunnen bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken, regels worden gesteld die betrekking hebben op aanspraken op uitkeringen of voorzieningen, of andere rechten dan wel verplichtingen die samenhangen met de overgang van een gemeentelijk politiekorps, een onderdeel van het Korps Rijkspolitie of een ander onderdeel van de Staat naar een regionaal politiekorps of het Korps landelijke politiediensten, met de feitelijke integratie van deze korpsen of diensten, dan wel die anderszins samenhangen met de reorganisatie van het politiebestel.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet het bij koninklijke boodschap van 10 maart 1992 ingediende voorstel van wet tot wijziging van binnentredingsbepalingen (kamerstukken II 1991/92, 22 539, nr. 2) nog niet in werking is getreden, komen de bevoegdheden die in de door dat wetsvoorstel te wijzigen bepalingen zijn toegekend aan functionarissen van gemeente- of rijkspolitie, tot het tijdstip van de inwerkingtreding van dat voorstel van wet toe aan ambtenaren met gelijke functie of rang bij de regionale politiekorpsen of het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

De Politiewet 1993 treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na het tijdstip waarop dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en de bepalingen uit Afdeling 1, Hoofdstuk 1, in werking zijn getreden, dan wel eerder op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Deze wet wordt aangehaald als: Invoeringswet Politiewet 1993.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 1 Voor het tijdstip van plaatsing in het Staatsblad vervangt Onze Minister van Justitie de in deze wet voorkomende aanduiding "19.." door het jaartal van het Staatsblad, waarin het bij koninklijke boodschap van 27 maart 1992 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe Politiewet, na tot wet te zijn verheven, is geplaatst.

  • 2 De tekst van de Politiewet 1993 wordt in het Staatsblad geplaatst nadat:

    • a. afdeling 2, hoofdstuk 1, artikel 17, in werking is getreden,

    • b. het bij koninklijke boodschap van 4 november 1992 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet en van een aantal andere wetten met het oog op de invoering van de Gemeentewet en vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Gemeentewet (Invoeringswet Gemeentewet) (kamerstukken II 1992/93, 22 893, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden,

    • c. het bij koninklijke boodschap van 6 april 1993 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Provinciewet en een aantal andere wetten met het oog op de invoering van de Provinciewet en vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Provinciewet (Invoeringswet Provinciewet) (kamerstukken II 1992/93, 23 086, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden, en

    • d. het bij koninklijke boodschap van 20 augustus 1993 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht alsmede nadere aanpassing van een aantal wetten aan de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet Awb III) (kamerstukken II 1992/93, 23 258, nr. 2) tot wet is verheven en onderdeel 5 van die wet in werking is getreden.

  • 3 Voor de in het tweede lid bedoelde plaatsing brengt Onze Minister van Justitie de in de Politiewet 1993 voorkomende verwijzingen naar de Provinciewet en de Gemeentewet in overeenstemming met de ingevolge artikel 4 van hoofdstuk IX van de Invoeringswet Provinciewet vastgestelde nieuwe nummering van de Provinciewet onderscheidenlijk de ingevolge artikel 4 van hoofdstuk XIII van de Invoeringswet Gemeentewet vastgestelde nieuwe nummering van de Gemeentewet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 9 december 1993

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C. I. Dales

De Minister van Defensie,

A. L. ter Beek

Uitgegeven de dertigste december 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin