U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 01-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012.]Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2010. Geldend van 01-08-2010 t/m 13-10-2010
Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen
De Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gelet op de artikelen 11 en 34a van de Wet op de loonbelasting 1964, artikel 6 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en artikel IX van de Wet van 1 november 1993 tot wijziging van een aantalwetten inzake belastingen, alsmede van een aantal andere wetten met het oog op het bevorderen van werknemersparticipaties en winstdelings- en spaarregelingen voor werknemers (Stb. 573),
Besluiten:
[Regeling vervallen per 01-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Deze regeling geeft uitvoering aan artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel IX van de Wet van 1 november 1993 tot wijziging van een aantal wetten inzake belastingen, alsmede van een aantal andere wetten met het oog op het bevorderen van werknemersparticipaties en winstdelings- en spaarregelingen voor werknemers (Stb. 573).
[Vervallen per 01-01-2003]
1 Het spaarloon mag in ieder kalenderjaar waarin de werknemer overeenkomstig de spaarloonregeling heeft gespaard, niet meer bedragen dan het in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag.
2 Deelname aan een spaarloonregeling mag slechts open staan voor werknemers die tot de werkgever in dienstbetrekking staan of geacht worden te staan.
1 Het spaarloon moet door de werkgever of een in de spaarloonregeling aangewezen instelling die het spaarloon beheert, voor iedere werknemer - onder vermelding van het jaar van storting - per kalenderjaar afzonderlijk worden geadministreerd op een bijzondere rekening - hierna te noemen: spaarloonrekening.
2 Als instelling bedoeld in het eerste lid, kunnen worden aangewezen spaarbanken, handelsbanken, landbouwkredietinstellingen, bouwkassen, spaarfondsen, verzekeringsmaatschappijen en daarmee vergelijkbare rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.
3 Het spaarloon mag door de werknemer niet worden vervreemd of bezwaard.
1 Het aan de werknemer toekomende spaarloon mag worden omgezet in effecten. Met betrekking tot ten laste van de spaarloonrekening gekochte effecten mag:
a. het in de aankoopprijs begrepen bedrag aan spaarloon wordt gelijkgesteld met spaarloon op de spaarloonrekening, zolang de effecten onbezwaard deel uitmaken van het vermogen van de werknemer;
b. bij verkoop van de effecten het onder a bedoelde bedrag, voor zover dit onverwijld wordt teruggestort op de spaarloonrekening, worden gelijkgesteld met spaarloon.
2 Met betrekking tot de omzetting in effecten moet:
a. de aankoop en de verkoop geschieden door bemiddeling van de werkgever of van de in de spaarloonregeling aangewezen instelling;
b. de bewaring geschieden door of onder verantwoordelijkheid van de werkgever, dan wel door of onder verantwoordelijkheid van die instelling.
Het tegoed op een spaarloonrekening mag uitsluitend bestaan uit:
a. spaarloon;
b. op het tegoed gekweekte inkomsten.
Het verloop van het tegoed op een spaarloonrekening moet voor iedere werknemer per kalenderjaar waarin hij overeenkomstig de spaarloonregeling heeft gespaard, afzonderlijk worden geadministreerd voor zoveel betreft:
b. op het tegoed gekweekte inkomsten over de periode waarin het spaarloon ingevolge de spaarloonregeling niet ter beschikking van de werknemer komt.
Spaarloon mag niet eerder ter beschikking van de werknemer komen, dan nadat het gedurende tenminste de termijn genoemd in artikel 32, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 op de spaarloonrekening heeft gestaan.
1 In afwijking van artikel 19 mag de werknemer over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken ter zake van de verwerving van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 door de werknemer of zijn partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
2 Rechtstreekse betalingen door de werkgever, als bedoeld in het eerste lid, mogen voor toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met het beschikken over het tegoed van de spaarloonrekening als bedoeld in het eerste lid.
1 In afwijking van artikel 19 mag de werknemer mede over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken ter voldoening van:
a. door de werknemer te betalen premies, andere dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, welke verschuldigd zijn ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel b, en artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is verzekerd bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126 van de Wet inkomstenbelasting 2001, mits de polis deel uitmaakt van het vermogen van de werknemer of dat van zijn partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de termijnen voor de lijfrente, behoudens in geval van overlijden, niet eerder kunnen ingaan dan in het vijfde jaar nadat de premies zijn voldaan;
b. premies, andere dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, welke verschuldigd zijn ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een kapitaalsuitkering bij in leven zijn is verzekerd, en de voldane premies voor bij dezelfde overeenkomst overeengekomen vrijstelling van premiebetaling bij invaliditeit, ziekte of ongeval, mits de polis deel uitmaakt van het vermogen van de werknemer of dat van zijn partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
c. door de werknemer vrijwillig te betalen premies ingevolge een pensioenregeling.
2 De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde overeenkomst van levensverzekering moet:
a. een levensverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht zijn, die is afgesloten bij een levensverzekeraar als bedoeld in dat artikel;
b. door de werknemer of zijn partner in de zin van artikel 1.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zijn gesloten op het leven van de werknemer, diens partner in de zin van artikel 1.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of kinderen voor wie de werknemer, of zijn partner in de zin van artikel 1.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001 op 1 januari van het jaar waarin de premie is voldaan recht had op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of die zelf recht hadden op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering;
c. voor zover het tijdstip van de uitkering niet wordt bepaald door het overlijden van de verzekerde, voorzien in een looptijd van ten minste vier jaren.
3 Voor de toepassing van dit artikel worden mede aangemerkt als ingevolge een overeenkomst van levensverzekering verschuldigde premies: regelmatige inleggingen bij een instelling als bedoeld in artikel 15, tweede lid, waartoe de werknemer of zijn partner in de zin van artikel 1.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zich ingevolge een overeenkomst tot sparen met levensverzekering heeft verplicht. Het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing.
4 Rechtstreekse betalingen door de werkgever van premies als bedoeld in het eerste lid en van inleggingen voor een spaarovereenkomst als bedoeld in het derde lid, mogen voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met het beschikken over het tegoed van de spaarloonrekening als bedoeld in de aanhef van het eerste lid.
5 Bedragen die worden ingehouden op het loon als vrijwillig te betalen premies ingevolge een pensioenregeling mogen voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met bestedingen ten laste van de spaarloonrekening.
6 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op naar een spaarrekening eigen woning, bedoeld in artikel 3.116a van de Wet inkomstenbelasting 2001, of een lijfrentespaarrekening, bedoeld in artikel 3.126a van die wet, overgemaakte bedragen alsmede op naar een beheerder van een beleggingsrecht eigen woning, bedoeld in artikel 3.116a van die wet, of een lijfrentebeleggingsrecht, bedoeld in artikel 3.126a van die wet, overgemaakte bedragen ter verkrijging van rechten van deelneming.
1 In afwijking van artikel 19 mag de werknemer mede over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken binnen zes maanden na de start van activiteiten uit welke de werknemer vermoedelijk, als ondernemer in de zin van artikel 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, winst uit onderneming als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zal gaan genieten. De periode van zes maanden wordt verlengd met de periode welke ligt tussen het moment waarop door de werknemer een beschikking als bedoeld in het tweede lid wordt aangevraagd en het moment waarop die beschikking wordt afgegeven door de inspecteur.
2 De aanwezigheid van activiteiten als bedoeld in het eerste lid moet blijken uit een voor bezwaar vatbare beschikking die, op verzoek van de werknemer, door de inspecteur is afgegeven. In die beschikking moet zijn opgenomen, de datum waarop de activiteiten zoals bedoeld in het eerste lid zijn gestart en de datum waarop de periode van zes maanden zoals bedoeld in het eerste lid eindigt.
3 Voor de toepassing van dit artikel wordt aangenomen dat de activiteiten zoals bedoeld in het eerste lid zijn gestart op het moment waarop de inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel heeft plaatsgevonden, dan wel had moeten plaatsvinden. Voor ondernemingen die niet kunnen worden ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel moet de datum waarop de activiteiten zijn gestart worden bepaald aan de hand van de feiten en omstandigheden.
4 Rechtstreekse betalingen door de werkgever, als bedoeld in het eerste lid, mogen voor toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met het beschikken over het tegoed van de spaarloonrekening als bedoeld in het eerste lid.
1 In afwijking van artikel 19 mag de werknemer mede over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken ter zake van compensatie van loon dat niet is genoten door de werknemer, als gevolg van de opname van onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof door de werknemer, mits de dienstbetrekking ten tijde van het onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof ongewijzigd blijft voortbestaan.
2 Voor de toepassing van dit artikel kan ten hoogste worden aangemerkt als opgenomen ter compensatie van het loon dat niet is genoten door de werknemer als gevolg van de opname van onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof door de werknemer, 50% van het bedrag waarmee het door de werknemer genoten loon is verminderd als gevolg van de opname van onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof door de werknemer.
3 Voor de toepassing van dit artikel wordt het door de werknemer genoten loon in aanmerking genomen met inachtneming van het volgende:
a. artikel 11, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de loonbelasting 1964 vindt geen toepassing;
b. tantièmes en toevallige bijzondere beloningen, alsmede tot het loon behorende aanspraken worden niet in aanmerking genomen.
4 Rechtstreekse betalingen als bedoeld in het eerste lid mogen voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met het beschikken over het tegoed van de spaarloonrekening als bedoeld van het eerste lid.
1 In afwijking van artikel 19 mag de werknemer mede over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken:
a. ter zake van de kosten van het volgen van een opleiding of studie door de werknemer, met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning, met uitzondering van kosten:
1°. die verband houden met een werk of studeerruimte, daaronder begrepen de inrichting;
2°. van binnenlandse reizen voorzover die meer bedragen dan het bedrag per kilometer, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964;
b. ter zake van cursussen, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke gevolgd door de werknemer ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking;
c. ter zake van de kosten van het volgen van een procedure erkenning verworven competenties waarvoor een verklaring is afgegeven door een in of krachtens artikel 40a van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 aangewezen instantie.
2 Rechtstreekse betalingen door de werkgever, als bedoeld in het eerste lid mogen voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met het beschikken over het tegoed van de spaarloonrekening als bedoeld in het eerste lid.
1 In afwijking van artikel 19 mag de werknemer mede over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken ter zake van eenzesde deel van de aan de werknemer of zijn partner in rekening gebrachte kosten voor kinderopvang waarvoor aanspraak op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming kan ontstaan op de voet van artikel 5 van de Wet kinderopvang.
2 Rechtstreekse betalingen door de werkgever, als bedoeld in het eerste lid, mogen voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met het beschikken over het tegoed van de spaarloonrekening als bedoeld in het eerste lid.
Stcrt. 2010, 15917, datum inwerkingtreding 14-10-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2010.
1 In afwijking van artikel 19 mag de werknemer mede over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken ter zake van eenzesde deel van de aan de werknemer of zijn partner in rekening gebrachte kosten voor kinderopvang waarvoor aanspraak op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming kan ontstaan op de voet van artikel 1.5 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
In geval van overlijden van de werknemer eindigt de deelname van de werknemer aan de spaarloonregeling. Het gehele tegoed van zijn spaarloonrekening mag ter beschikking van de erfgenamen van de werknemer worden gesteld.
In afwijking van artikel 19 mag de werknemer over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken bij beëindiging van de dienstbetrekking.
1 Ingeval het spaarloon door de werknemer of zijn erfgenamen is opgenomen bij beëindiging van de dienstbetrekking van de werknemer, daaronder begrepen het overlijden van de werknemer, wordt voor elke volle maand gedurende welke het spaarloon is opgenomen binnen de in artikel 32, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 genoemde termijn, of binnen de in de spaarloonregeling overeengekomen termijn een evenredig deel van het spaarloon aangemerkt als loon verstrekt door de werkgever, niet zijnde spaarloon.
2 Spaarloon waarover door een werknemer in strijd met een spaarloonregeling wordt beschikt, wordt aangemerkt als loon verstrekt door de werkgever, niet zijnde spaarloon.
3 Het in het eerste en tweede lid bedoelde loon wordt geacht te zijn genoten ten tijde van het beschikken.
Als spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964 zijn uitgesloten, regelingen waaraan de deelname uitsluitend is opengesteld voor:
a. een werknemer die enig werknemer is van een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en waarin hij, al dan niet tezamen met zijn partner in de zin van artikel 1.2. van de Wet inkomstenbelasting 2001 en zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn direct of indirect, voor ten minste één derde gedeelte van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is;
b. een werknemer die tezamen met zijn partner in de zin van artikel 1.2. van de Wet inkomstenbelasting 2001, enig werknemer is van een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en waarin hij, al dan niet tezamen met zijn partner in de zin van artikel 1.2. van de Wet inkomstenbelasting 2001 en zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn direct of indirect, voor ten minste één derde gedeelte van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is.
Deze regeling verstaat, voor zoveel de belastingheffing betreft, onder werkgever, de inhoudingsplichtige.
1 Indien bij of krachtens een op 31 december 1993 bestaande arbeidsovereenkomst dan wel publiekrechtelijke regeling een bedrijfsspaarregeling in de zin van het Besluit bedrijfsspaarregelingen (Stb. 1965, 261) is vastgelegd, blijven hetzij tot en met 31 december 1994, hetzij tot en met 31 december 1995, hetzij tot en met 31 december 1996, de op 31 december 1993 bestaande wettelijke bepalingen met betrekking tot die bedrijfsspaarregeling van kracht indien de werkgever in onderscheidenlijk het kalenderjaar 1994, de kalenderjaren 1994 en 1995 of de kalenderjaren 1994, 1995 en 1996 afziet van het treffen van regelingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel h, en artikel 34a van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals deze luiden van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1996.
2 Indien met betrekking tot een bedrijfsspaarregeling het eerste lid toepassing vindt in het kalenderjaar 1994, in de kalenderjaren 1994 en 1995, dan wel in de kalenderjaren 1994, 1995 en 1996, wordt met betrekking tot die bedrijfsspaarregeling in artikel IX van de Wet van 1 november 1993 tot wijziging van een aantal wetten inzake belastingen, alsmede van een aantal andere wetten met het oog op het bevorderen van werknemersparticipaties en winstdelings- en spaarregelingen voor werknemers in plaats van “op 31 december 1993 bestaande aanspraken” gelezen onderscheidenlijk “op 31 december 1994 bestaande aanspraken”, “op 31 december 1995 bestaande aanspraken” of “op 31 december 1996 bestaande aanspraken”.
1 Op een bedrag aan ingehouden spaargelden dat met toepassing van artikel 8, zoals dit artikel luidde op 31 december 2000, is gelijkgesteld met ingehouden spaargelden op een premiespaarrekening, blijft deze gelijkstelling van kracht tot uiterlijk 1 januari 2006. In afwijking hiervan mag de spaarpremie ter zake van deze spaargelden worden toegekend voordat een spaartermijn van vier jaren is vervuld.
2 Een bedrag aan spaarloon dat met toepassing van artikel 16, tweede lid, zoals dit artikel luidde op 31 december 2000, is gelijkgesteld met spaarloon op een spaarloonrekening, wordt met ingang van 1 januari 2001 niet langer als spaarloon aangemerkt.
Artikel 22, tweede lid, is niet van toepassing op spaarloon dat in de kalenderjaren 1999 en 2000 is gespaard en waarover wordt beschikt na 31 december 2002.
1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1994.
2 Deze regeling kan worden aangehaald als: Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen.
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.