Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's

[Regeling vervallen per 21-12-2007.]
Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 31-12-2002 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 06-11-2002 t/m 12-02-2004

Wet van 15 december 1993, houdende regelen betreffende een algemeen stelsel van erkenning van in de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen behaalde hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaren worden afgesloten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is bij de wet regels te stellen ter uitvoering van richtlijn 89/48/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PbEG L 019);

dat deze regels ten aanzien van onderdanen van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen de toelating moeten waarborgen tot beroepen waarvoor in Nederland een dergelijk nationaal diploma wordt vereist, indien deze onderdanen in één van de overige Lid-Staten gerechtigd zijn overeenkomstige beroepen uit te oefenen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen en reikwijdte

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover niet anders bepaald, verstaan onder:

  • a. Onze minister: Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen;

  • b. hoger-onderwijsopleiding: een voltijdse opleiding op het niveau van het hoger onderwijs met een cursusduur van ten minste drie jaren dan wel een daarmee naar niveau en studielast overeenkomende deeltijdse opleiding, in voorkomende gevallen gevolgd door een aanvullende beroepsopleiding;

  • c. richtlijn: Richtlijn nr. 89/48/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988, betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PbEG 1989, L 19), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld;

  • d. beroep: een gereglementeerd beroep, omvattende een geheel van activiteiten, al dan niet in loondienst verricht, waarvoor

    • 1. bij of krachtens wet voor de toelating of voor het voeren van een beroepstitel, dan wel

    • 2. indien het beroepen in de gezondheidszorg betreft, krachtens het nationale stelsel van sociale zekerheid voor het voor bezoldiging of vergoeding in aanmerking brengen,

als vereiste is gesteld het bezit van een nationaal getuigschrift verkregen op grond van een voltooide hoger-onderwijsopleiding;

  • e. Lid-Staat: een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

  • f. beroepservaring: de daadwerkelijke en geoorloofde uitoefening van het betrokken beroep in een Lid-Staat;

  • g. EG-verklaring: een verklaring als bedoeld in artikel 8, tweede lid;

  • h. gereglementeerde opleiding: een hoger-onderwijsopleiding die:

    • 1°. specifiek gericht is op een bepaald beroep, en

    • 2°. bestaat uit een studiecyclus, in voorkomend geval aangevuld met een beroepsopleiding, beroepsstage of praktijkervaring, waarvan structuur en niveau bij of krachtens wet zijn vastgesteld.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 712, datum inwerkingtreding 30-12-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2002.

Definities

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover niet anders bepaald, verstaan onder:

  • a. Onze minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • b. hoger-onderwijsopleiding: een voltijdse opleiding op het niveau van het hoger onderwijs met een cursusduur van ten minste drie jaren dan wel een daarmee naar niveau en studielast overeenkomende deeltijdse opleiding, in voorkomende gevallen gevolgd door een aanvullende beroepsopleiding;

  • c. richtlijn: Richtlijn nr. 89/48/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988, betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PbEG 1989, L 19), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld;

  • d. beroep: een gereglementeerd beroep, omvattende een geheel van activiteiten, al dan niet in loondienst verricht, waarvoor

    • 1. bij of krachtens wet voor de toelating of voor het voeren van een beroepstitel, dan wel

    • 2. indien het beroepen in de gezondheidszorg betreft, krachtens het nationale stelsel van sociale zekerheid voor het voor bezoldiging of vergoeding in aanmerking brengen,

    als vereiste is gesteld het bezit van een nationaal getuigschrift verkregen op grond van een voltooide hoger-onderwijsopleiding;

  • e. Lid-Staat: een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

  • f. beroepservaring: de daadwerkelijke en geoorloofde uitoefening van het betrokken beroep in een Lid-Staat;

  • g. EG-verklaring: een verklaring als bedoeld in artikel 8, tweede lid;

  • h. gereglementeerde opleiding: een hoger-onderwijsopleiding die:

    • 1°. specifiek gericht is op een bepaald beroep, en

    • 2°. bestaat uit een studiecyclus, in voorkomend geval aangevuld met een beroepsopleiding, beroepsstage of praktijkervaring, waarvan structuur en niveau bij of krachtens wet zijn vastgesteld.

Artikel 2. Diploma vereist voor toelating tot een beroep in een Lid-Staat

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Een diploma is een bewijsstuk, dan wel een geheel van bewijsstukken, afgegeven in een Lid-Staat anders dan Nederland door het daartoe bij of krachtens wet in die Lid-Staat bevoegde gezag, waaruit blijkt dat de bezitter voldoet aan de in die Lid-Staat bij of krachtens wet voor de toelating tot een beroep gestelde opleidingsvereisten door middel van:

  • a. een overwegend in een Lid-Staat genoten en in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat met goed gevolg afgesloten hoger-onderwijsopleiding, of

  • b.

    • 1. een in een Lid-Staat anders dan Nederland genoten en met goed gevolg afgesloten opleiding anders dan een hoger-onderwijsopleiding, dan wel

    • 2. een in overeenstemming met de opleidingsvereisten voor de toelating tot het beroep in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat opgedane beroepservaring van ten minste drie jaren, na een in een derde land met goed gevolg afgesloten hoger-onderwijsopleiding,

welke opleidingen door het daartoe bij of krachtens wet in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat bevoegde gezag als gelijkwaardig zijn erkend met een opleiding als bedoeld onder a.

Artikel 3. Diploma op grond van een beroepsvoorbereidende opleiding

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Indien in de Lid-Staat waar betrokkene een beroep uitoefent dan wel heeft uitgeoefend, voor de toelating tot dat beroep geen diploma als bedoeld in artikel 2 is vereist, geldt als diploma in de zin van deze wet een bewijsstuk, dan wel een geheel van bewijsstukken,

  • a. afgegeven door het daartoe bij of krachtens wet in die Lid-Staat bevoegde gezag,

  • b. met betrekking tot

    • 1. een in een Lid-Staat anders dan Nederland met goed gevolg afgesloten hoger-onderwijsopleiding, dan wel

    • 2. een in een Lid-Staat anders dan Nederland met goed gevolg afgesloten opleiding die door de Lid-Staat, bedoeld in de aanhef, als gelijkwaardig met een opleiding als bedoeld onder 1 wordt aangemerkt, mits de andere Lid-Staten en de Commissie van de Europese Gemeenschappen van deze gelijkwaardigheid in kennis zijn gesteld,

die hem op de betrokken beroepsuitoefening heeft voorbereid, en

  • c. waaruit blijkt dat betrokkene in de tien jaren voorafgaand aan een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat gedurende ten minste twee jaren voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds het betrokken beroep heeft uitgeoefend; geen beroepservaring is vereist indien betrokkene met goed gevolg een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten.

Artikel 4. Reikwijdte wet

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

  • 1 Deze wet is van toepassing op beroepen als bedoeld in artikel 1, onder d, tenzij bij of krachtens wet ten aanzien van een beroep is geïmplementeerd:

    • a. de richtlijn, dan wel

    • b. een separate Richtlijn inzake de onderlinge erkenning van de diploma’s, certificaten en andere titels die de Raad van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van het betrokken beroep heeft vastgesteld.

  • 2 Onze minister doet mededeling in de Staatscourant op welke beroepen deze wet in ieder geval van toepassing is.

Hoofdstuk II. Toelating EG-onderdanen

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Artikel 5. Principe toelating EG-onderdanen

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Een onderdaan van een Lid-Staat die ten aanzien van een beroep in het bezit is van een EG-verklaring, voldoet aan de in Nederland bij of krachtens wet voor de toelating tot het betreffende beroep gestelde opleidingsvereisten.

Artikel 6. Bevoegde autoriteit

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

  • 1 Onze minister die het aangaat, is bevoegd tot afgifte van een EG-verklaring aan een onderdaan van een Lid-Staat die toelating tot een beroep in Nederland verlangt.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur, op de voordracht van Onze minister, mede namens Onze minister die het aangaat, kan ten aanzien van een beroep, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde, een andere bevoegde autoriteit worden aangewezen.

Artikel 7. Bepalingen inzake enige mogelijke overige toelatingsvereisten

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

  • 1 Indien de toelating tot een beroep mede afhankelijk is gesteld van:

    • a. een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395),

    • b. een document waaruit blijkt dat betrokkene niet in staat van faillissement heeft verkeerd, noch ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is geweest, dan wel

    • c. een document betreffende de lichamelijke of geestelijke gezondheid,

    geldt als zodanig een met die verklaring of dat document overeenkomend document, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst.

  • 2 Indien in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst een met de in het eerste lid bedoelde:

    • a. verklaring omtrent het gedrag,

    • b. document waaruit blijkt dat betrokkene in het kader van de uitoefening van zijn beroep niet tuchtrechtelijk is veroordeeld, dan wel

    • c. een document waaruit blijkt dat betrokkene niet in staat van faillissement heeft verkeerd, noch ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is geweest,

    niet wordt afgegeven, kan betrokkene volstaan met het afleggen van een verklaring onder ede dan wel een plechtige verklaring ten overstaan van een daartoe bij of krachtens wet in die Lid-Staat bevoegde instantie dan wel ten overstaan van een notaris of een in die Lid-Staat bevoegde beroepsorganisatie, welke een attest afgeeft dat deze eed of plechtige verklaring bewijskracht heeft.

  • 3 Indien in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst een met de in het eerste lid bedoelde verklaring betreffende de lichamelijke of geestelijke gezondheid overeenkomend document niet wordt verlangd, kan betrokkene volstaan met een in die Lid-Staat door een bevoegde instantie afgegeven verklaring, die overeenstemt met de in Nederland gebruikelijke verklaring.

  • 4 Indien een bewijs van financiële draagkracht is vereist voor de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep, zijn attesten die zijn afgegeven door een financiële instelling in de lidstaat van oorsprong of herkomst gelijkwaardig aan die welke in Nederland worden afgegeven.

  • 5 Indien Onze Minister die het aangaat, van een eigen onderdaan die toelating verlangt tot een gereglementeerd beroep, eist dat deze verzekerd is tegen de financiële risico's van zijn beroepsaansprakelijkheid, aanvaardt hij een attest van een verzekeraar in een andere lidstaat als gelijkwaardig aan een attest dat in Nederland wordt afgegeven. Het attest vermeldt dat de verzekeraar de in Nederland van kracht zijnde bepalingen heeft nageleefd voor wat betreft de voorwaarden en de reikwijdte van de dekking.

  • 6 De in het eerste, tweede, derde en vijfde lid bedoelde verklaringen, documenten of attesten mogen bij indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, niet ouder zijn dan drie maanden.

§ 2. Werkwijze bevoegde autoriteit

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Artikel 8. EG-verklaring

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

  • 1 Een onderdaan van een Lid-Staat die in Nederland wil worden toegelaten tot een beroep, kan bij de bevoegde autoriteit een aanvraag indienen tot het verkrijgen van een EG-verklaring.

  • 2 De bevoegde autoriteit geeft een EG-verklaring af aan aanvrager indien betrokkene in het bezit is van een diploma als bedoeld in artikel 2 dan wel artikel 3, en tevens:

    • a. aan betrokkene geen aanvullende vereisten worden gesteld op grond van artikel 9 of op grond van artikel 10, dan wel

    • b. binnen vier weken nadat betrokkene ten genoegen van de bevoegde autoriteit heeft aangetoond dat hij aan de hiervoor onder a bedoelde aanvullende vereisten heeft voldaan.

  • 3 Aan aanvrager wordt binnen de in artikel 12 bedoelde termijn bekendgemaakt of de beschikking van de bevoegde autoriteit betreft:

    • a. een afwijzing van de aanvraag,

    • b. een toewijzing van de aanvraag, dan wel

    • c. het stellen van aanvullende vereisten als bedoeld in het tweede lid.

    Daarbij wordt aangegeven op welke praktische dan wel theoretische kennis de aanvullende vereisten betrekking hebben.

Artikel 9. Kortere opleiding

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

  • 1 Indien de duur van de door aanvrager gevolgde hoger-onderwijsopleiding ten minste een jaar korter is dan de in Nederland bij of krachtens wet voor de toelating tot het betrokken beroep vereiste opleiding, kan de bevoegde autoriteit van aanvrager eisen dat hij aantoont te beschikken over beroepservaring. Bij een aanvrager die een deeltijdse opleiding dan wel een opleiding als bedoeld in artikel 2, onder b, heeft gevolgd, wordt in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin niet uitgegaan van de duur van de door hem gevolgde opleiding, maar van de voltijdse duur van de opleiding als bedoeld in artikel 2, onder a.

  • 2 Op grond van het eerste lid kan ten hoogste vier jaren beroepservaring worden verlangd, met dien verstande dat geëist mag worden:

    • a. een beroepservaring gedurende een periode die het dubbele bedraagt van de ontbrekende periode, wanneer deze periode betrekking heeft op een opleiding op het niveau van het hoger onderwijs dan wel op een met een examen af te sluiten stage onder toezicht;

    • b. een beroepservaring gedurende een periode die gelijk is aan de ontbrekende periode, wanneer deze periode betrekking heeft op praktijkervaring opgedaan onder begeleiding van een geschoolde beroepsbeoefenaar.

  • 3 De beroepservaring, bedoeld in artikel 3, onder c, geldt als beroepservaring als bedoeld in dit artikel.

  • 4 Dit artikel vindt geen toepassing indien ten aanzien van aanvrager met het oog op de toelating tot het desbetreffende beroep toepassing is gegeven aan artikel 10.

Artikel 10. Wezenlijke verschillen

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

  • 1 Indien de door aanvrager gevolgde hoger-onderwijsopleiding betrekking heeft op vakgebieden die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door de in Nederland voor de toelating tot het betreffende beroep bij of krachtens wet vereiste opleiding, kan de bevoegde autoriteit van aanvrager verlangen dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaren volgt dan wel een proeve van bekwaamheid aflegt. Indien de bevoegde autoriteit van aanvrager verlangt een aanpassingsstage te doorlopen of een proeve van bekwaamheid af te leggen, gaat de bevoegde autoriteit eerst na of de kennis die aanvrager tijdens zijn beroepservaring heeft verworven, van dien aard is dat het wezenlijke verschil, bedoeld in de eerste volzin, daardoor geheel of ten dele wordt ondervangen.

  • 2 Onder een aanpassingsstage wordt verstaan de uitoefening in Nederland van een beroep onder verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde beoefenaar van het betrokken beroep, met in voorkomende gevallen een aanvullende opleiding, teneinde te kunnen beoordelen of aanvrager voldoende bekwaamheid bezit om het desbetreffende beroep uit te oefenen.

  • 3 Onder een proeve van bekwaamheid wordt verstaan een toets inzake de beroepskennis van aanvrager met betrekking tot vakgebieden die niet worden bestreken door de door aanvrager gevolgde opleiding en die wezenlijk zijn voor de uitoefening van het beroep in Nederland, teneinde te kunnen beoordelen of aanvrager voldoende bekwaamheid bezit om het desbetreffende beroep uit te oefenen.

  • 4 Aanvrager wordt de keuze gelaten of hij een aanpassingsstage doorloopt dan wel een proeve van bekwaamheid aflegt.

  • 5 Indien voor het uitoefenen van het beroep waarvoor een EG-verklaring wordt gevraagd, precieze kennis van onderdelen van het Nederlands recht is vereist en het verstrekken van adviezen of het verlenen van bijstand op het gebied van het Nederlands recht een wezenlijk en vast onderdeel van de uitoefening van het beroep vormt, wordt in afwijking van het vierde lid het afleggen van een proeve van bekwaamheid met betrekking tot die kennis als aanvullend vereiste gesteld.

  • 6 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere dan de in het vijfde lid bedoelde beroepen worden aangewezen waarvoor de bevoegde autoriteit een uitzondering kan maken op het in het vierde lid bedoelde keuzerecht van de aanvrager.

Artikel 11. Regels aanvraag, stage en proeve

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Onze minister die het aangaat geeft per beroep regels ten aanzien van de aanvraag tot het verkrijgen van een EG-verklaring, de aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de documenten die bij de aanvraag moeten worden gevoegd alsmede op de beoordeling van de aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid.

Artikel 12. Termijn

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

De bevoegde autoriteit beslist over de aanvraag binnen vier maanden nadat zij de aanvraag heeft ontvangen.

Hoofdstuk III. Wijzigingen in andere wetten

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 21

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 24

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 28

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 29

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 30

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 32. Intrekking wijzigingen Wet op de administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie, Beroepswet en Wet op de Raad van State

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 januari 1992 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de Raad van State, de Beroepswet, de Ambtenarenwet 1929 en andere wetten, alsmede intrekking van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie) (22 495), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt op een eerder tijdstip dan of op hetzelfde tijdstip als deze wet, vervallen artikel 15, artikel 16 en artikel 19, onderdeel B.

Hoofdstuk IV. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Artikel 33. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 34. Citeertitel

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Deze wet kan worden aangehaald als: Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 15 december 1993

Beatrix

De Minister van Onderwijs en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Uitgegeven de achttiende januari 1994

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Inhoudsopgave

[Regeling vervallen per 21-12-2007]

Hoofdstuk I

Begripsbepalingen en reikwijdte

Artikel 1.

Definities

Artikel 2.

Diploma vereist voor toelating tot een beroep in een Lid-Staat

Artikel 3.

Diploma op grond van een beroepsvoorbereidende opleiding

Artikel 4.

Reikwijdte wet

Hoofdstuk II

Toelating EG-onderdanen

§ 1

Algemeen

Artikel 5.

Principe toelating EG-onderdanen

Artikel 6.

Bevoegde autoriteit

Artikel 7.

Bepalingen inzake enige mogelijke overige toelatingsvereisten

§ 2

Werkwijze bevoegde autoriteit

Artikel 8.

EG-verklaring

Artikel 9.

Kortere opleiding

Artikel 10.

Wezenlijke verschillen

Artikel 11.

Regels aanvraag, stage en proeve

Artikel 12.

Termijn

Hoofdstuk III

Wijzigingen in andere wetten

Artikel 13.

Wet op het Notarisambt

Artikel 14.

Wet op de rechterlijke organisatie

Artikel 15.

Wet administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie

Artikel 16.

Beroepswet

Artikel 17.

Pachtwet

Artikel 18.

Advocatenwet

Artikel 19.

Wet op de Raad van State

Artikel 20.

Wet op het basisonderwijs

Artikel 21.

Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs

Artikel 22.

Wet op het voortgezet onderwijs

Artikel 23.

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Artikel 24.

Wet op de studiefinanciering

Artikel 25.

Wet op de architectentitel

Artikel 26.

Kadasterwet

Artikel 27.

Intrekking wijziging Kadasterwet

Artikel 28.

Wet op de zeevaartdiploma’s

Artikel 29.

Loodsenwet

Artikel 30.

Wet op de paramedische beroepen

Artikel 31.

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

Artikel 32.

Intrekking wijzigingen Wet op de administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie, Beroepswet en Wet op de Raad van State

Hoofdstuk IV

Slotbepalingen

Artikel 33.

Inwerkingtreding

Artikel 34.

Citeertitel